De Teerlingmolen zou rond 1780 opgetrokken zijn als oliemolen. In 1882 werd een stoommachine in gebruik genomen en in 1924 werden de kap en het gevlucht verwijderd. De ten noorden gesitueerde molenaarswoning is niet langer bewaard.
De Teerlingmolen zou rond 1780 zijn opgetrokken. In 1830 was Ignace Gernaeye uit Ruiselede eigenaar. In 1862 ging het eigendomsrecht naar Ferdinand De Smet-De Roo, net zoals zijn voorganger, olieslager. In 1882 werd een stoommachine in gebruik genomen en in 1924 werd de olieslagerij verwijderd, op de kollergang na, die nog steeds in de molen staat. Rond 1924 werden kap en gevlucht verwijderd en werd de kuip afgeknot. De nakomelingen van De Smet bleven eigenaars tot in 1955. De molen ging dan toebehoren aan Oscar Van Wonterghem-Danneels. Dit bedrijf blijkt uitsluitend olieslagerij te zijn geweest. Omstreeks 1955 werd op de molen een bizarre constructie opgetrokken om er een uitkijktoren in te richten. Deze bestemming is van korte duur geweest. In 1968 begaf een vloerbalk onder een molensteen, waarbij een bezoeker werd gedood. Hierop werd de molentoren gesloten voor het publiek. Tegen de molen werd een bedrijfsgebouw met zadeldak opgetrokken. Hierin zou de stoommachine gestaan hebben. Op de benedenverdieping staat ook nog een maalstoel.
Binnenin bleef de volgende inrichting bewaard:
Ten noorden van de romp bevond zich minstens tot 2002 een molenaarswoning van acht traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (pannen, nok loodrecht op straat), daterend uit tweede helft 19de eeuw. Circa 2006 was het gebouw gesloopt en werd een appartementsgebouw op het perceel opgericht.
De dienstgebouwtjes die zich ten noorden en zuidoosten van het woonhuis bevonden, werden eveneens gesloopt.
Auteurs: Lanclus, Kathleen; De Schepper, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Romp van de Teerlingmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/172050 (geraadpleegd op ).