Ankerplaats Vallei van de Abeek stroomopwaarts van Bocholt (Landschapsatlas 2001)

Tekst van Valleien van Dommel en Bollisserbeek tussen Peer, Hechtel-Eksel, Overpelt en Neerpelt (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300250)

Rondom de samenvloeiing van de Dommel en de Bollisserbeek tussen Peer, Wijchmaal en Kleine Brogel strekt zich een landschap uit dat in verschillende opzichten opmerkelijk is. Het gebied bevindt zich midden in de kwartaire overstromingsvlakte van de Maas. De Mindelafzettingen van de Maas bevatten hoofdzakelijk grind. Zij werden gevormd gedurende de laatste 700.000 jaar door erosie van de harde gesteenten in de bovenloop van de Maas en meegevoerd door de stroom. De Maasafzettingen werden gedurende de laatste ijstijd of Würmijstijd, die ongeveer 10.000 jaar geleden eindigde, bedekt met een homogene bijna 2 meter dikke niveo-eolische laag dekzanden. Plaatselijk werden de grindafzettingen vermengd met de zanden. Dit verklaart de grote concentratie van grinden in de oppervlakkige teeltlaag. De puinkegelafzettingen, opgebouwd uit Maasgrind, vertonen een convex reliëf op het interfluvium tusen de Dommel en Bollisserbeek en tussen de Dommel en de Peerderloop. Het landschap ten noorden van de Bollisserbeek en ten noordwesten van de Dommel (Eikelbos) is vlak en wordt gekenmerkt door een regelmatige en zwakke helling naar het noordoosten. Deze afzettingen evolueerden tot lemig-zandgronden met vochtklassen gaande van droog tot zeer nat.

In de omgeving van de oude woonkernen (Wijchmaal, Mollem, Voort, Kleine Brogel) komen plaggenbodems voor. Het zijn de bevoorrechte getuigen van een eeuwenoud landbouwsysteem gebaseerd op het plaggen van heide waarna de plaggen werden gebruikt in de potstal om daarna verspreid te worden op de communautaire akkers. Ongestoorde plaggenbodems bevatten wellicht nog vele onontdekte archeologica

De valleien van de Dommel en Bollisserbeek met asymmetrische dalvorming zijn weinig vertakt. Alluviale afzettingen en veenvorming kenmerken de onmiddellijke omgeving van deze beken. De talrijke vijvers tussen Hoenrik (Eksel) en Neerhoksent waren oorspronkelijk veenuitgravingen die omgevormd werden tot visvijver. De veenformaties, hoofdzakelijk laagveen, zijn samen met de plaggenbodems de belangrijkste bodemvormingen binnen de bestudeerde perimeter. Uitzonderlijk voor het gebied is de evolutie op beperkte schaal naar hoogveen dat door geleidelijke aangroei karakteristieke veenkoepels vormt in het laagveengebied.

In het gehucht Mollem bevinden zich vijf prehistorische grafheuvels met lijkurnen en crematieresten uit het Neolithicum, de Bronstijd en de Ijzertijd. Samen met nog enkele andere meer fragmentarische vondsten op het grondgebied van Peer tonen deze archeologica aan dat de streek op een vroege bewoningsactiviteit kan terugblikken.De invloed van deze jagers en plukkers op het landschap was gering. Op de Blijlever, eveneens een interfluvium, wordt melding gemaakt van een Romeinse begraafplaats. Van de vroeg-middeleeuwse (5de-8ste eeuw) Frankische landname bleven talrijke sporen in het landschap bewaard. Mollem en Hoksent waren oorspronkelijk Frankische nederzettingen. De naam Mollem lijkt verwant te zijn met Mallum, waarmee een Frankische gerechtszetel werd aangeduid. Deze bevond zich meestal op een hoger gelegen plaats tussen de verschillende nederzettingen. De nederzetting Mollem toont een organisatie en een planmatige landinname. Op de hoogtelijn van 60 meter liggen, op een afstand van telkens 130 tot 170 meter langs de straat, oude, met de gevel naar het westen gebouwde, rijhoeven met lengteas loodrecht op de weg. Gewoonlijk bestaat de hoeve uit twee langbouwen naast elkaar met ertussen de mesthof, de waterput enz.

Aan de overzijde van de Dommel, in het gehucht Blijlever, komt een analoge situatie voor. Het natuurlijke loofbos werd systematisch gerooid en vervangen door omheinde akkertjes rond de woonkernen. Op grotere afstand bevond zich de grote heide, een extensief graasland. Deze oude landbouwlandschappen op plaggenbodems worden gekenmerkt door grote rechthoekige historisch stabiele percelen, eveneens met lengteas loodrecht op de straat. Eveneens een typisch Kempens landschapselement zijn de houtwallen als perceelsscheiding. In de veiligheid van de bevolking van de dorpjes en gehuchten rond Peer werd gedurende de middeleeuwen voorzien door de bouw van omgrachte schansen en de oprichting van schutterijen (bvb. de schans ten westen van de Bollisserbeek bij Hooghoksent.) Tot en met de 19de eeuw bleef de landbouw het dagelijkse leven van de meeste Peerse gezinnen beheersen. Nieuwe woningen werden steevast volgens hetzelfde grondplan gebouwd: langgerekte hoevetjes met woonhuis, stalling en schuur onder één dak. Door beter bemesting werden steeds meer heidegebieden omgevormd tot akkers en weiden. Akkerbouw- en weidepercelen wisselen af met naaldhoutbossen en verlaten percelen. Ook solitaire bomen en bomenrijen (eik) komen voor. Thans wordt het uitzicht van het agrarisch landschap mede bepaald door moderne veehouderijen en maïsteelt, dikwijls ten koste van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

De Groenewoudstraat is een straatgehucht met eveneens een handvol hoeven op regelmatige afstand, haaks op de as en aan de oostkant van de straat georiënteerd, en behoort tot de oudere straten van Kleine Brogel. De topografische ligging, precies aan de rand van en parallel met de alluviale vlakte enerzijds en het toponiem Broekkant anderzijds confirmeren dit. Deze ligging weerspiegelt het gemengd karakter (veeteelt en akkerbouw) van de traditionele landbouwbedrijvigheid.

De hoeve genaamd Het Groene Woud is een typisch Teutenhuis. Karakteristiek voor oude gehuchten zijn eveneens de talrijke mariale kapelletjes bij vrijwel elk kruispunt. De bakstenen, neo-Romaanse Sint-Hubertuskapel uit 1892/93 bij het T-kruispunt van de Dijkstraat met de Sint-Hubertusstraat te Wijchmaal, bevindt zich in een sfeervol landschappelijk decor. Een viertal linden zorgt voor de omkadering. In de onmiddellijke buurt bevinden zich enkele merkwaardige panden waaronder een teutenhuis en een gerestaureerde langgevelhoeve. In de traditionele, agrarische samenleving was de alluviale vlakte van de Dommel en Bollisserbeek versnipperd in percelen met hooilanden en beemden.

De Wedelse molen en de Kleine molen waren de enige constructies met historisch belang in de vallei. Met de naoorlogse accentverschuivingen in de landbouw verloren deze marginale gronden hun functie en kon de natuur er ongestoord zijn gang gaan. Hun graad van verruiging is een parameter voor het tijdstip waarop zij door de landbouw verlaten werden. Enkel in de buurt van transversale wegen of grote boerderijen hielden deze graslanden tot op heden stand. Typisch en authentiek Kempens is de afbakening van de percelen met een diepe sloot, thans veelal tusen een dubbele prikkeldraadafsluiting.


Bron: Ankerplaats 'Vallei van de Abeek stroomopwaarts van Bocholt'. Landschapsatlas, A70037, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs:  Verdurmen, Inge
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Valleien van Dommel en Bollisserbeek tussen Peer, Hechtel-Eksel, Overpelt en Neerpelt [online], https://id.erfgoed.net/teksten/170392 (geraadpleegd op ).