Het samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en de Aa (Aanduidingsdossier 2012)

Tekst van Samenvloeiingsgebied Kleine Nete en Aa met westelijke uitlopers van Kempische Heuvelrug (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135373)

De ankerplaats ‘Samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en Aa met de westelijke uitlopers van de Kempische Heuvelrug’ omvat de beekvalleien van de Aa en de Kleine Nete gelegen tussen de dorpskernen van Grobbendonk, Vorselaar en Herentals, het tussen beide rivieren hoger gelegen interfluvium en de ten zuiden ervan gelegen gronden van de voormalige Britse militaire basis. De combinatie van de natte, open alluviale beekvalleien met de tussenliggende en aangrenzende hoger gelegen hoofdzakelijk beboste zandgronden zorgt voor een opvallende landschappelijke verscheidenheid. De ondergrond, de bodem, het reliëf en de waterhuishouding liggen aan de basis van dit nog vrij gaaf bewaard Kempisch landschap.

De belangrijkste elementen van de oorspronkelijke structuur van het landschap zijn: de alluviale beekvalleien van Kleine Nete en Aa met hun bijbeken; de uitlopers van de Kempische heuvelrug; de landduinen en podzolbodems op de heuvelrug en het verspreid aanwezige veensubstraat in de beekvalleien.

Fysische geografie

Geologie, geomorfogie en reliëf

Het geologische substraat in de provincie Antwerpen bestaat uit losse sedimenten van zand en klei. Door het proces van differentiële erosie werden de zandlagen afgevoerd en bleven de kleilagen als een heuvel in het landschap achter. Zo ontstonden binnen de provincie Antwerpen twee zogenaamde cuesta’s, de cuesta van de Klei van Boom in het zuiden van de provincie en een kleinere cuesta van de Kleien van de Kempen in het noorden. De beide cuesta’s verlopen oost-west en min of meer evenwijdig aan elkaar. Tussen de cuesta’s komt een zeer uitgestrekte depressie voor. Het middengedeelte van de provincie Antwerpen behoort hoofdzakelijk tot deze depressie. Geomorfologisch behoort de ankerplaats tot de depressie van de Schijns-Nete, een laaggelegen gebied waar de topografie zich onder de 20 meter situeert. Een uitzondering hierop vormt de uitloper van de zogenaamde Kempische Heuvelrug (ook de rug van Lichtaart genoemd) die verder oostwaarts van de ankerplaats een hoogte bereikt van 33 meter.

De ondergrond van de vallei van de Kleine Nete en de Aa tussen Grobbendonk en Herentals bestaat hoofdzakelijk uit de formatie van Diest (bovenmioceen). Dit zijn bleekgroene tot bruine kleihoudende zanden, micahoudend en licht glauconiethoudend. In de ankerplaats ligt deze formatie op een diepte van 0,7 tot 2,5 meter. Het oppervlak valt samen met de erosiebasis van de Kleine Nete en Aa, waarop plaatselijk een dunne laag basisgrind werd afgezet. Het grind scheidt het Diestiaan van het Poederliaan. Deze laatste afzetting bestaat uit ijzer- en fossielhoudende mariene zanden. De Kempische heuvelrug bestaat uit de Miocene Zanden van Diest. Bij hun afzetting werden verschillende westzuidwest-oostnoordoost gerichte glauconiet zandlichamen gevormd, ongeveer parallel aan de toenmalige kustlijn. De top van deze zandlichamen werd snel door ijzer verkit. Ze konden beter aan erosie weerstaan dan de tussenin liggende zanden van dezelfde ouderdom. Door de oriëntatie van deze aan erosie meer weerstand biedende heuvels veranderde het rivierpatroon. Van een oorspronkelijk noord-zuid stroomrichting, veranderde het patroon naar een meer noord-oost zuidwest richting: het huidige rivierenpatroon in de ankerplaats.

Tijdens het Pleistoceen werden deze afzettingen bedekt met dekzand. Dit was van niveo-eolische en van fluviatiele oorsprong. Tot de belangrijkste formaties binnen de ankerplaats behoren de volgende elementen. Het bedekt alluvium, een fluviatiele afzetting van het Weichseliaan bestaande uit fijn tot grofzand, vaak grindhoudend en veenrijk. Komt hoofdzakelijk voor langs de Kleine Nete. De Formatie van Wildert, een eolische afzetting van het Pleni-Weichsel, is het meest verspreid in de ankerplaats en bestaat uit geel en geelgrijs zwak lemig kwartshoudend zand. Het duinzand, een eolische afzetting van het laatpleistoceen en het vroegholoceen, dat bestaat uit geel en geelgrijs kwartshoudend zand. Het omvat verstuivingen van vroeger afgezet dekzand. Het komt voor op de uitlopers van de heuvelrug in de ankerplaats.

Door de Aa en Kleine Nete werden in het latere Holoceen ook klei, venig en siltig fijn zand van de Formatie van Singraven afgezet. Ze zijn het resultaat van recente alluviatie in het bekken van de Grote en Kleine Nete en het Groot Schijn.

Bodem

De bodems in de valleien van de Aa en Kleine Nete bestaan hoofdzakelijk uit nat zandleem en nat zand. Het contrasteert met de drogere zandbodems tussen beide rivieren op de uitlopers van de Kempische Heuvelrug Op de overgang tussen heuvelrug en valleien komt een strook vochtige zandbodem voor.

De verhevenheid tussen Kleine Nete en Aa bestaat enerzijds voor een zeer groot deel uit duingronden en podzolen en anderzijds uit plaggenbodems, die wijzen op een eeuwenoud landbouwgebruik.

Hoewel op de voormalige Britse basis geen bodemkartering plaatsvond, kan men door interpolatie van de aangrenzende gekarteerde delen besluiten dat in het noordwesten van het deelgebied hoofdzakelijk natte zandbodems voorkomen en droge zandbodems met een groot aandeel gefixeerde stuifzanden in de rest van het militaire domein.

Hydrografie en hydrologie

Het ligt voor de hand dat een landschap dat grote delen van de Kleine Nete en de Aa en hun samenvloeiing omvat, sterk beïnvloed wordt door het hydrografisch net.

Het huidige landschapsbeeld van de Nete- en Aa-vallei werd voornamelijk gevormd tijdens de ijstijden. Gedurende de tussenijstijden steeg het zeepeil tot 4 meter boven het huidige peil, waardoor de stroomsnelheid van de rivieren verlaagde en ze hun eigen alluviale vlakte vormden. Gedurende de ijstijden zelf daalde het zeepeil fors onder het huidige peil, waardoor de rivieren zich dan ook dieper in hun eigen alluviale vlakte insneden.

De belangrijkste zijriviertjes of beken zijn de Gravenweidebeek in Grobbendonk, de Tweede en Derde Beek (Oorlandse Loop) in Vorselaar, de Fermerijloop in het Peertsbos in Herentals en de Vuilvoortloop ten zuiden van de Kleine Nete in Herentals.

Een aantal oude meanders langs zowel Kleine Nete en Aa zijn getuigen van een voorheen natuurlijk verloop van de rivieren. Hoewel vroegere rechttrekkingen en dijkwerken tot de mogelijkheden behoren, werd de Kleine Nete voor het eerst grootschalig door mensenhanden aangepakt naar aanleiding van de kanalisatie van de Kempen, die startte in 1830. In een eerste fase werd de rivier gekanaliseerd tussen Lier en Herentals. Aanvankelijk gebeurde de kanalisatie slechts tot Grobbendonk, maar op aandringen van de Herentalse gemeenteraad – onder impuls van de lakenfabrikanten, de leerlooierijen, de uitvoer uit de stapelhuizen en de boeren die ijverden voor bevloeiing van hun velden – werd ook het gedeelte tot Herentals gekanaliseerd. In een tweede fase werd het kanaal tussen Herentals en Bocholt gegraven. Het werd tussen 1843 en 1846 afgewerkt. In laatste instantie werd het Kempisch Kanaal in 1856 afgewerkt door een nieuwe verbinding te maken tussen de gekanaliseerde Kleine Nete in Grobbendonk en het kanaal Herentals-Bocholt. Na de opening van het Albertkanaal werd dit gedeelte gedempt.

Cultuurhistorie

De ankerplaats Samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en Aa met de westelijke uitlopers van de Kempische Heuvelrug kan naar bodemgebruik min of meer opgedeeld worden in volgende eenheden.

Het valleigebied van de Aa strekt zich uit van het noorden van Turnhout tot Grobbendonk, waar de rivier uitmondt in de Kleine Nete. Vanaf de oostgrens van de ankerplaats (Poederleeseweg) tot aan de Dijksebaan verdubbelt de vallei in breedte (circa 400 meter aan de Aa-brug tot circa 800 meter aan de Dijksebaan). De rivier is de belangrijkste bijrivier van de Kleine Nete. De Vallei van de Kleine Nete strekt zich binnen de voorgestelde ankerplaats uit van de bossen van het BLOSO-domein in Herentals tot aan de Dijksebaan-Heiken (Netebrug). Het is een bijzonder waardevol kleinschalig natuur- en landbouwlandschap. Het samenvloeiingsgebied van Kleine Nete en Aa bevindt zich tussen de Dijksebaan-Heiken (oosten), centrum van Vorselaar (zuiden), centrum van Grobbendonk (westen) en het militair domein van Grobbendonk (zuiden). Dit deelgebied, met graslanden en bossen en waardevol bouwkundig erfgoed, zoals de watermolen en de resten van het voormalig kasteel van Grobbendonk is de historische kern van de ankerplaats. Het hoger gelegen interfluvium is gelegen deelgebied gelegen tussen de lager gelegen gronden aan de Aa in het noorden en de Kleine Nete in het zuiden. Het gebied is de natuurlijke uitloper van de Kempische heuvelrug en is voor een zeer groot deel bebost. De voormalige Britse Basis strekt zich uit tussen het gedempt kanaal bij de Kleine Nete en het Albertkanaal. Naast het militaire domein, een belangrijk bos- en heidegebied, bestaat het ook uit de open grasland en restanten van de voormalige priorij De Troon.

Vallei van de Aa

Historiek

Op historische kaarten is de evolutie van het gebied goed te volgen. Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) vallen meteen de natte beemden langsheen de meanderende rivier op, zowel ten noorden als ten zuiden ervan. Vreemd genoeg is er wel een verschil in perceelsgrootte tussen de noordelijke en zuidelijke oever. Ten noorden van de rivier zijn de percelen overwegend groter dan ten zuiden van de Aa. Een stelsel van grachten begrensd door houtkanten lijken te wijzen op een oud landbouwgebruik: de bevloeiing van graslanden. Ten zuiden van de Aa komen ook sporadisch enkele akkers voor. Aan de huidige Poederleeseweg in het oosten van de ankerplaats bevindt zich een blok van acht door houtkanten omgeven akkers. Een drietal percelen ten noorden van de Aa zijn ijl bebost. De verbindingsweg (noord-zuid lopend) tussen het dorpscentrum van Vorselaar en de Priorij De Troon bestaat reeds (huidige Dijkbeemdenweg – Heiken) en is voor een groot gedeelte langs beide zijde van de weg voorzien van bomen.

Op de kaart van Vandermaelen (1854) zijn er weinig veranderingen merkbaar in dit gedeelte van de ankerplaats. De volledige vallei van de Aa wordt voorgesteld als beemdenlandschap, met uitzondering van een aantal percelen ten noorden van de Aa en aansluitend bij het groter wordende dorpscentrum van Vorselaar. Ze worden niet meer als grasland gekarteerd, maar als akkergrond.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) blijft het beemdenlandschap (ten zuiden van de Aa nog steeds meer door houtkanten omgeven) behouden. Een opvallend verschil is echter merkbaar in het verloop van de rivier. Op de kaart van 1909 is de Aa op sommige plaatsen rechtgetrokken. De kaart van 1870 laat duidelijk meer meanders zien.

De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1949 (een herziening van de kaart van 1935) toont nog steeds het fraaie beemdenlandschap, maar met minder houtkanten dat op de vorige kaarten. Ten zuiden van de rivier verschijnt een eerste kleine waterplas (visvijver?).

Het orthofotoplan uit 1971 geeft min of meer hetzelfde landschapsbeeld. Het aandeel akker lijkt toe te nemen, ten koste van grasland en een aantal percelen werden ook in vergelijking met vorige kaart bebost.

Op het orthofotoplan van 1990 valt de verdere kaalslag van de lineaire landschapselementen op. Bovendien zijn op de eerste luchtbeeld duidelijk de aanplantingen van populierenbos te zien op een aantal percelen. Het aandeel akkers is verder toegenomen.

De Centrale Archeologische Inventaris (CAI) vermeldt ter hoogte van de Aa-brug in Vorselaar een losse vondst van aardewerk uit de Romeinse tijd en een losse vondst van lithisch materiaal uit de steentijd.

Er vond in de vallei alsnog geen uitgebreid archeologisch onderzoek plaats. De donken langsheen de Aa kunnen belangrijke aanduidingen bevatten van bewoning uit de prehistorie en later. De rivier en zijn alluviale gronden kunnen tevens belangrijk zijn voor afzettingen uit de metaaltijden.

Huidig bodemgebruik

Een vergelijking van de recente luchtfoto van 2007 met de luchtfoto uit 1990 toont geen grote verschillen meer in de structuur van het gebied. Het valleigebied bestaat grotendeels uit als dan niet tijdelijke graslanden en akkers. Lineaire landschapselementen zijn nog aanwezig, maar het dichte netwerk van in het begin van de 20ste eeuw is verdwenen. Waar de landbouw niet actief is, verschijnen ruigten (niet meer beheerde hooilanden) en populieraanplantingen. Het resultaat is een open valleilandschap hier en daar onderbroken door bomenrijen of houtkanten en populieraanplantingen.

Vallei van de Kleine Nete

Historiek

Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) wordt de meanderende rivier begeleid door natte beemden en kleine akkers. In vergelijking met de Aa-vallei is het aandeel bos in de Netevallei echter groter, zowel ten noorden van de rivier als ten zuiden ervan. De rivier vormt de grens met de hoger gelegen duinenrug (Haen huvel), die voor een groot gedeelte al in cultuur is gebracht (grote akkerpercelen rondom een aantal hoeven) De overgang naar de rivier bestaat uit een gemengd bos. Parallel, ten zuiden van de Kleine Nete, loopt een weg die aan beide zijden door bomen wordt begeleid (de huidige straat Vuilvoort).

Grote veranderingen zijn zichtbaar op de kaart van Vandermaelen (1854). De eerste resultaten van de ‘kanalisatie van de Kempen’ zijn immers op dit kaartblad te zien. De Kleine Nete werd vanaf 1830 tussen Lier en Herentals gekanaliseerd. De voordien sterk meanderende rivier heeft een strakker stroompatroon, omdat een aantal meanders zijn doorsneden. Het meest opvallend is het verschijnen van het kanaal Herentals –Bocholt (of het Kempisch Kanaal), dat ten noordwesten van Herentals (binnen de perimeter van de ankerplaats) wordt verbonden met de gekanaliseerde Kleine Nete. Een andere nieuwigheid die al op de kaart in lichte overdruk wordt getoond is (maar wellicht bij optekenen en uitgave van de kaart nog niet is uitgevoerd) is een verbinding tussen de Kleine Nete vanaf de priorij den Troon en het pas gegraven Kempisch Kanaal. Het beemden- en boslandschap blijft ongeacht deze ingrijpende werken behouden.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) verandert er weinig aan het landschapsbeeld (met uitzondering van de effectief gerealiseerde verbinding tussen Kleine Nete en het Kempisch Kanaal). Een belangrijk verschil met de noordelijk gelegen vallei van de Aa, is dat de vallei van de Kleine Nete minder open oogt door de verspreide ligging van kleine bospercelen, natte graslanden en akkers. Laatstgenoemde zijn duidelijk nog door houtkanten omzoomd. De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1935 toont nog steeds het kleinschalige compartimentenlandschap van de vallei.

Het orthofotoplan uit 1971 geeft min of meer hetzelfde landschapsbeeld. Voor het eerst zijn duidelijk een aantal woningen langsheen Vuilvoort op te merken. Het verbindingskanaal tussen Kleine Nete en Kempisch Kanaal is gedempt en blijft als verbindingsweg achter. Er verschijnen duidelijk gaten in het netwerk van houtkanten en bomenrijen.

Op het orthofotoplan van 1990 valt de verdere kaalslag van de lineaire landschapselementen op. Tussen het gedempt verbindingskanaal en de Kleine Nete wordt een zuiveringsstation gebouwd.

Er zijn geen archeologische vondsten bekend in dit deelgebied. Zoals voor het valleigebied van de Aa geldt dat ook de donken belangrijk kunnen zijn voor bewoning in het verleden en kan de rivier en zijn alluviale gronden belangrijk zijn voor afzettingen uit de metaaltijden.

Huidig bodemgebruik

Een vergelijking van de recente luchtfoto van 2007 met de luchtfoto uit 1990 toont geen grote verschillen meer in de structuur van het gebied. Het valleigebied bestaat grotendeels uit een verwevenheid van al dan niet tijdelijke graslanden, akkers, populieraanplantingen, valleibosjes en verspreide (plaatselijk geclusterde) bebouwing langsheen Vuilvoort. Lineaire landschapselementen zijn nog aanwezig, maar het dense netwerk van in het begin van de 20ste eeuw is verdwenen.

Samenvloeiingsgebied van Kleine Nete en Aa

Historiek

Het samenvloeiingsgebied van Kleine Nete en Aa is op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) een kluwen van beekjes en rivieren ten zuiden en ten oosten van respectievelijk de dorpscentra van Vorselaer en Ouwen et Grobbendonck. Op het punt van samenvloeien van Nete en Aa staat de huidige watermolen reeds ingetekend, evenals een aantal hoevegebouwen. Aanpalend, tussen Nete en Aa, bevinden zich de voorgebouwen van het kasteel van Grobbendonk. Een dreef bestaand uit een dubbele bomenrij vormt de toegang tot het kasteel vanuit het centrum van Grobbendonk. Beide rivieren en hun bijlopen worden begeleid door natte graslanden omgeven door houtkanten. Het grootste gedeelte van dit deelgebied bestaat dan nog uit een open heide, waarin verspreid bosjes voorkomen.

Op de kaart van Vandermaelen (1854) zijn de weinige veranderingen het verder in cultuur brengen van de heidegronden. De oppervlakte aan beemden neemt verder uitbreiding.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) valt op dat er van het oorspronkelijke heidebegroeiing niets meer over blijft. Graslanden en akkers bepalen het uitzicht.

De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1950 (een herziening van de kaart van 1935) toont nog steeds het beemdenlandschap. Het aandeel akkerland is wel kleiner geworden ten voordele van grasland. In vergelijking met de vallei van de Aa en de Kleine Nete blijft het netwerk van kleine landschapselementen behouden. Op het orthofotoplannen van 1971 en 1990 valt op hoe stabiel het landschap is gebleven. Akkers nemen in het zuiden van het deelgebied meer uitbreiding.

Van dit deelgebied, dat de historische kern van de ankerplaats kan genoemd worden, zijn het meest gegevens in de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) bekend: Een hoeve met walgracht daterend uit de middeleeuwen; verschillende losse vondsten van aardewerk in de omgeving van de watermolen uit de middeleeuwen; het oud kasteel van Grobbendonk van de late middeleeuwen; hoeve de Troon; verschillende losse vondsten van aardewerk uit de Romeinse tijd; een losse vondst van aardewerk uit de middeleeuwen ter hoogte van de Troon.

Huidig bodemgebruik

De hierboven summier beschreven landschapsgeschiedenis laat zien dat het landschap in dit deelgebied in grote mate stabiel bleef. Vandaag is het nog steeds een open valleilandschap met graslanden, ruigten, akkers, Canadapopulieren, broekbos, drassige aardewegen, greppels, beken en bomenrijen. De omgeving van de watermolen en het kasteel blijft de historische kern van dit deelgebied en de ankerplaats uitmaken.

Het hoger gelegen interfluvium

Historiek

Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) bestaat het zuidelijk deel van dit deelgebied uit bos. Het noordelijk deel bestaat voor een groot deel nog uit niet-ontgonnen heide. Ter hoogte van het Heiken zijn rondom een aantal hoeven de oorspronkelijke heidegronden omgevormd door houtkanten en bomenrijen omgeven akkers. Op de kaart van Vandermaelen (1854) blijft deze situatie min of meer behouden. Opvallend is wel dat meer percelen zijn bebost op de top van de heuvelrug.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) neemt het aandeel bos stelselmatig verder uitbreiding, voornamelijk in het zuidelijk deel van het deelgebied. In het noordelijk deel neemt het aandeel akker en grasland toe.

De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1935 toont het na genoeg volledig beboste zuidelijk deel van de ankerplaats, terwijl het noordelijk deel een compartimentenlandschap is van afwisselend akker, bos en een kleiner aandeel grasland.

Het orthofotoplan uit 1971 geeft min of meer hetzelfde landschapsbeeld, maar het valt op dat het kenmerkende patroon van kleine landschapselementen in het noordelijk deel van deelgebied in oppervlakte vermindert. De sportterreinen aan de oostzijde van de ankerplaats verschijnen.

Op het orthofotoplan van 1990 zijn er geen ingrijpende wijzigingen merkbaar.

Er zijn geen archeologische vondsten bekend in dit deelgebied. De plaggenbodems op de heuvelrug doen vermoeden dat er zich zeer oude bewoning moet bevinden. Mogelijk hebben recente duinverstuivingen nog voor goed bewaarde archeologische sites gezorgd.

Huidig bodemgebruik

Het bodemgebruik bleef de laatste decennia vrij stabiel: het zuidelijk deel wordt gedomineerd door gesloten naald- en loofbos. Het noordelijk deel werd meer in cultuur gebracht voor landbouwdoeleinden. Van de oorspronkelijke heide is in het deelgebied niets meer terug te vinden.

Voormalige Britse basis

Historiek

Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) bestaat dit deelgebied hoofdzakelijk uit een onontgonnen droge heide en moerasgebied. De site rondom de priorij De Troon is de enige ontgonnen zone langsheen de Kleine Nete. Deze priorij werd in al in 1414 gesticht door ridder Aert van Crayenheim, toen onder andere heer van Ouwen (nu Grobbendonk), Bouwel en Olmen en drossaard van Brabant. Naast een vijftal gebouwen bestaat de site in hoofdzaak uit akkers, bosjes en een duidelijk op de kaart herkenbare visvijver. Opvallend zijn drie wegen die in noordwest-zuidoostelijke richting verlopen: een weg van het kasteel van Grobbendonk naar Meerhoeven, één van de Troon naar Meerhoeven en een verbinding tussen de Troon en Wolfste (Herentals).

Op de kaart van Vandermaelen (1854) bestond de voormalige Britse Basis uit uitgestrekte heidegebieden met in het westen een groot aantal percelen naaldbos en in het oosten meer loofbos, gras- en hooiland en een vrij groot moeras.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) blijft dit landschapsbeeld behouden: een bebost gebied met een open gedeelte rondom De Troon en een halfopen moeras- en bosgebied in het oosten

De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1949 (een herziening van de kaart van 1935) toont nog steeds het beboste landschap met landduinen en het opener moerasgebied rondom De Goorkens.

De orthofotoplannen van 1971 en 1990 tonen de meest ingrijpende verandering: militaire infrastructuur verschijnt.Hij bestaat uit een netwerk van betonwegen en asfalt, betonnen platforms voor olietanks, diepe blusputten, loodsen, magazijnen, stallen en woningen. Ook een spoorlijn op het gedempte Kempisch Kanaal verschijnt.

De Centrale Archeologische Inventaris (CAI) vermeldt het klooster De Troon en losse vondst van aardewerk. De duin- en moerasgronden (veen) zijn paleo-ecologisch belangrijk, maar werden nog niet in detail onderzocht.

Huidig bodemgebruik

Bossen domineren vandaag nog steeds het landschapsbeeld van de Britse militaire basis. In grote lijnen overheersen de naaldbossen met grove en Corsicaanse den, maar in het oosten van het deelgebied komen ook uitgestrekte loofbossen voor. In het westelijk deel van de Britse basis en ten zuiden van de Troon bevinden zich nog een aantal graslanden. Aan de westelijke grens komt nog droge heide voor. Vooral in het oostelijk deel bevinden zich nog percelen met natte heide.

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • Atlas Cadastral parcellaire de la Belgique, Philippe-Christian Popp, uitgegeven in 1842-1879, schaal 1:5.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Tweede editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1880-1884, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1889-1900, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven in 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • Aero Survey. 1971: Orthofotoplan, schaal 1:10.000, kaartbladen16/b/5 (Vorselaar), 16/c/4 (Grobbendonk) en 16/c/5 (Herentals).
  • Eurosense. 1990: Orthofotoplan, schaal 1:10.000, kaartbladen 16/2/4 (Grobbendonk (Grobbendonk)), 16/3/3 (Vorselaar(Vorselaar)) en 16/7/1 (Herentals (Herentals)).
  • ARCADIS GEDAS. 2006: Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Grobbendonk, Grobbendonk.
  • BAEYENS L. 1992: Summier landschappelijk verslag van de Britse Basis te Grobbendonk, Ongepubliceerd rapport, s.l..
  • HERMY M. & DE BLUST G. 1997: Punten en lijnen in het landschap, Brugge.
  • HOFKENS E. & ROOSENS I. (eds.) 2001: Nieuwe impulsen voor de landschapszorg. De landschapsatlas, baken voor een verruimd beleid, Brussel.
  • IOK. 2006: Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan gemeente Vorselaar, Geel.
  • KENNIS H. & STEYEART R. 2001: Bouwen door de eeuwen heen: inventaris van het cultuurbezit in België architectuur. 16n3: Provincie Antwerpen, arrondissement Turnhout, kanton Herentals, Turnhout.
  • MEESTERS L. 1995: De vallei van de Kleine Nete en de Aa tussen Grobbendonk en Herentals. Monumenten, Landschappen & Archeologie 14.4, 36-49.
  • MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, AFDELING MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN 2002: Landschapskenmerkenkaart. Digitale Vectoriële bestanden, cd-rom, Brussel.
  • MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, AFDELING MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN 2001: Atlas van de relicten van traditionele landschappen in Vlaanderen (Landschapsatlas), cd-rom, Brussel.
  • MUNAUT A. & PAULISSEN J. 1973: Evolution et paléo-écologie de la vallée de la Petite Nèthe au cours du Post-Würm (Belgique), Annales de la Société Géologique de Belgique 96, 301-348.
  • STAD HERENTALS 2009: Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan stad Herentals, Herentals.

Bron: Aanduidingsdossier ankerplaats 'Het samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en de Aa', definitieve aanduiding 10/05/2012. Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Samenvloeiingsgebied Kleine Nete en Aa met westelijke uitlopers van Kempische Heuvelrug [online], https://id.erfgoed.net/teksten/163463 (geraadpleegd op ).