Dries van Kaprijke (Landschapsatlas 2001)

Tekst van Dries van Kaprijke (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135224)

Het centrum van Kaprijke wordt door twee grote ruimten gevormd. Enerzijds is er het trapeziumvormig ‘Plein’ en daarop aansluitend is er de brede straat ‘Voorstraat’. Op de hoek van het Plein staat de Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk. Er is op het voormalige ‘Veld’ een kapel gelegen. Dit plein noemt nu ‘Plein’. Dit is het noordelijk, onbebouwd deel van het voormalige plein. Het is nu uit een grasveld met aan drie zijden een dubbele rij kastanjebomen. Opvallend is het 17de eeuws stadhuis aan de westzijde. Het Plein heeft toegangswegen in de vier hoeken. Opvallend is de brede Voorstraat die op het noordwesten van het Plein uitkomt. De opbouw van het plein is nauw verweven met de geschiedenis van de gemeente Kaprijke. Vermoedelijk kan het een Romeinse vestigingsplaats geweest zijn op de verbinding Gent-Aardenburg. De vierkante vorm en de toegangswegen wijzen hierop.

De oudste geschriften die Kaprijke vermelden dateren van de middeleeuwen. Kaprijke, dat in 1240 stadsrechten verwierf, moet gezien worden in het licht van de opkomende lakenindustrie in het middeleeuws Vlaanderen. Aanvankelijk terend op een eigen wolproductie en later op de invoer, vormde de wolverwerking de centrale activiteit van de gemeente. De dorpsvorm kan vanuit dit oogpunt bekeken worden. Opvallend is de zeer brede oost-west verlopende straat die op het oostelijk eind, nabij de kerk, uitkomt op een zeer groot rechthoekig plein. Van dit laatste is heden ten dage enkel het noordelijk restant bewaard (ca. 1ha) gebleven. De brede straat doet denken aan een “green” van het type Doornzele. Driesen van het type ‘Doornzele’ zijn niet met oud bouwland met koutertoponiem geassocieerd. Ze liggen ingebed in de strokenverkaveling van het Meetjesland. De vraag stelt zich in welke context dergelijke gehuchts- en dorpspleinen moeten gezien worden. In afwachting van aanvullend onderzoek kunnen ze worden geïnterpreteerd als ‘greens’ waar schaapskudden werden verzameld die in grootte de lokale behoeften sterk overstegen en als zodanig gericht waren op de wolproductie voor de markt. Dit veronderstelt niet alleen de aanwezigheid vaneen centrum voor lakennijverheid als Gent maar tevens het voorhanden zijn van grote arealen die als extensief graasland konden worden gebruikt. Hiervoor kwamen de gebieden in aanmerking die in de middeleeuwse teksten als “wastina” worden aangegeven en waarvan we weten dat ze vanaf de 13e eeuw door geestelijke instellingen en rijke stedelingen tot landbouwland werden omgezet.

Het ‘Plein’ daarentegen doet op het eerste zicht een dries vermoeden; eigenaardig genoeg heeft het nooit deze naam gedragen maar werd het eertijds “veld” genoemd. Evenmin zijn er aanwijzingen om het de traditionele driesfunctie (verzamelplaats voor vee) toe te schrijven. Uit historische bronnen blijft daarentegen dat dit “Veld” van oudsher een proto- industriële functie had: reeds in 1421 verleende Filips de Goede de toelating op er droogramen voor de lakens op te stellen en werden er waterputten voor de volders gegraven, terwijl werkruimte voor de ververs evenmin ontbrak. Verder sierde de grafelijke windmolen het plein en werd het soms als marktplein gebruikt. De vraag dient dan ook gesteld in hoever een eigenlijke driesfunctie niet eerder in de straatverbreding moet worden gezien. Dit zou dan terug kunnen gaan tot de oorspronkelijke dorpsvorm, terwijl het “veld” pas naderhand werd toegevoegd toen de economische druk van de wolverwerking en verhandeling toenam. In 1651 werd het “Kaprijks Vaardeken” gegraven met de bedoeling de commerciële activiteit van het stadje te stimuleren; het verbond het plein met de Burggravenstroom die langs Kluizen naar Gent leidde. Het plein deed ook als handelsplaats dienst, voor markten en jaarmarkten. Daarnaast werd tijdens de economisch recessie, oa in de 19e eeuw, het terrein gebruikt om gewassen te telen die door het gemeentebestuur aan de behoeftigen uitgedeeld werden. Tot voor enkele decennia werd het grasveld gebruikt om er de was te drogen. Drie keer per jaar vind er nog een grote manifestatie plaats: de nieuwjaarsreceptie, de kermis en de jaarmarkt. Op het einde van de 19de eeuw werd het zuidelijke deel van het plein verkaveld voor bebouwing. De meeste woningen en de oude gemeentelijke jongensschool aan het zuidelijk deel van het grasplein dateren van het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw.


Bron: Ankerplaats 'Dries van Kaprijke'. Landschapsatlas, A40065, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Dries van Kaprijke [online], https://id.erfgoed.net/teksten/162807 (geraadpleegd op ).