Doornzeledries (landschapsatlas 2001)

Tekst van Doornzele Dries (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135220)

De Doornzeledries vormt het centrum van Doornzele, bij Evergem. Etymologisch zou Doornzele wijzen op een Frankische hoeve (sala) in een doornige streek. In het charter van 966, waarin koning Lotharius de bezittingen van de Sint-Baafsabdij erkende, werd Doornzele reeds vermeld. In 1234 werd te Doornzele een Cisterciënzerinnenabdij opgericht. Dit vrouwenklooster hield zich onder andere bezig met landbouw en de vruchtbaarmaking van de streek. Bij het klooster ontstond een gehucht rond een dries. De omwonenden kregen deze langgerekte strook van 19 ha in gemeenschappelijk vruchtgebruik van de baljuw van de Oudburg, namens de graaf van Vlaanderen. Op de dries waren volgens het gewoonterecht twee oude prerogatieven van kracht: het plant- en het weiderecht; de aangelanden mochten er, met andere woorden, bomen planten en dieren laten grazen. In de Franse tijd werd de dries eigendom van de gemeente, maar de omwonenden bleven het plant- en weiderecht opeisen. Tot op heden hebben deze oude, maar nooit op schrift gestelde voorrechten, aanleiding gegeven tot heel wat eigendomsbetwistingen.

In het drieslandschap is het verschil in bodemgebruik nog duidelijk visueel waarneembaar. De percelen met plantrecht bevinden zich rondom het centrale, niet beplante deel. Van het weiderecht wordt door de omwonenden heden geen gebruik meer gemaakt; wel wordt enkele malen per jaar het gras gemaaid, zowel onder de bomen als op het centrale deel waar tot voor kort nog regelmatig een kudde schapen graasde. Alhoewel de omwonenden alleen over plant- en weiderecht beschikten, werden de aangelanden in 1835 als eigenaar van de percelen met plantrecht opgenomen in de leggers van het primitief kadaster (dit is de eerste kadasterkaart van België). In de loop der tijden werd de dries verschillende malen ontgonnen. Tijdens de hongerjaren 1845-1848 en gedurende de Tweede Wereldoorlog werden er groenten en aardappelen geteeld. In historisch landschappelijk opzicht is, naast de nog visuele herkenbaarheid van het plant- en weiderecht, het feit dat de oppervlakte nagenoeg ongewijzigd is gebleven, een belangrijk gegeven. Van de meeste driezen bleef na verloop van tijd immers maar een beperkt deel over en werd de rest verkaveld of bebouwd.

Aan de westelijke toegang is op de kabinetskaart van de Ferraris in 1775 een windmolen afgebeeld met ernaast een vijver, vermoedelijk ontstaan door het graven van de molenberg. Dit molensite wordt op recentere kaarten nagenoeg steeds op dezelfde wijze voorgesteld. De vijver werd ook gebruikt als drinkpoel voor het vee. Op de kaart van 1909 zijn ten zuiden van de kerk nog twee andere poelen ingetekend. Centraal verschijnt de in 1777 gebouwde en in 1832 vergrootte kapel. Het kerkhof was met een gracht omzoomd. In de periode 1858-1860 werd op de plaats van de kapel de parochiekerk gebouwd. Een nieuw kerkhof werd aangelegd ten westen van het omgrachte kerksite. De in de Tweede Wereldoorlog verwoeste kerk werd in 1950 heropgebouwd. De omgevende gracht is inmiddels gedempt. Het toenemend gemotoriseerd verkeer veroorzaakte anderzijds een snelle uitbreiding van het wegennet. Een middenweg met vijf invalswegen (kaart van 1775) groeit in de periode 1980-1981 uit tot een bijna onoverzichtelijk patroon van sluikwegen die de hoofdweg dwars over de dries verbinden met de weg errond.

Het oostelijk uiteinde van de dries moest plaats ruimen voor de verruimingswerken aan het kanaal Gent-Terneuzen en de ermee gepaard gaande verlegging van de spoorweg (kaart van 1909). De randpercelen zijn steeds beplant geweest. Op de meeste kaarten zijn de aanplantingen voorgesteld als bomen met een regelmatig plantpatroon. Langsheen de middenweg worden vanaf 1863 op regelmatige afstand bomen ingetekend. Op de kaart van 1775 staat langs de middenweg ook een tweerijïge aanplant in driehoeksverband afgebeeld. Vermoedelijk gaat het hier om geknotte bomen. Op deze kaart is de volledige dries tevens omzoomd met hagen, dienstig als veekering.

Het kasteel op Doornzele Dries, voorheen het Goed ten Oudevoorde werd in het begin van de 16e eeuw voor het eerst vermeld en in 1713 werd het als ‘huys van plaisance’ vermeld. Het park bevond zich grotendeels op grondgebied Evergem. Op dit 10 ha grote domein staan stallingen, een klein poortgebouw, kasteel, koetshuizen en er ligt een vijver. Het huidige kasteel dateert uit 1924 en werd op de plaats van een ouder kasteel gebouwd dat sinds 1687 vermeld wordt en gebouwd was op een motte maar in 1918 verwoest werd.

De Doornzelemolen is een stenen graanwindmolen. De oorspronkelijke houten staakmolen werd in 1414 opgericht en behoorde toe aan de abdij van Doornzele tot 1598. In 1839 werd hij vervangen door een stenen windmolen. In 1883-85 werd een stoommachine en later een armgasmotor en nog later een elektromotor geplaatst. Tijdens een storm in 1948 werd hij vernield. De houten molenkap werd in 1957 verwijderd. Naast de molen lag tot voor kort een vijver die ontstaan was door het uitgraven voor de molenberg. De huidige ruïne van de molenromp is gelegen op een begraasde molenberg.

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.

Bron: Ankerplaats 'Doornzeledries'. Landschapsatlas, A40057, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Doornzele Dries [online], https://id.erfgoed.net/teksten/162789 (geraadpleegd op ).