Honegem - Solegem (landschapsatlas 2001)

Tekst van Honegem - Solegem (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135205)

Deze ankerplaats bevindt zich tussen Lede en Aalst. Binnen deze afbakening kan men drie delen onderscheiden: het gebied met als centrum het Honegemmoeras, het Solegembos en omgeving en het bosje en de omliggende gronden nabij de wijk Sint- Apollonia.

Het landschap wordt gekenmerkt door een zwak golvend reliëf: de hoogte varieert van 12 tot 15 m. Hydrografisch behoort het tot het Denderbekken. De Molenbeek die ontspringt in Sint-Lievens-Esse en mondt in de Dender te Hofstade uit, loopt dwars doorheen het gebied. Ten zuiden van Solegem stroomt de Dorebeek. Ze vormt voor een deel de grens tussen de gemeenten Lede en Erpe-Mere. Haar water wordt afgevoerd via de Sasbeek en de Torensbeek naar de reeds eerder genoemde Molenbeek. Centraal in het beschreven landschap ligt de moerassige depressie te Honegem. Ze wordt aan het oog onttrokken door de omringende populierenbosjes en houtwallen. Het meersengebied dat hier onmiddellijk bij aansluit bevat nog verschillende houtwallen. Het noordelijk gelegen Solegembos dat deels bestaat uit homogene populierenaanplantingen, deels uit gemengd loofhout, is omgeven door weilanden en akkers. Het Sint- Apolliniabos dat de meest zuidelijke punt vormt, leunt aan tegen de bebouwde kom van de stad Aalst en wordt noordelijk begrensd door de spoorlijn 82 Aalst- Burst. Het tertiaire substraat bestaat hoofdzakelijk uit Paniseliaan zand. Tijdens het laatste ijstijdperk (Weichsel) werd het Tertiair oppervlak bedekt met niveo-eolisch materiaal. De recentste alluviale afzettingen van kleiig en lemig materiaal langsheen de Molenbeek en de Dorebeek dateren uit het Atlanticum.

Mijs formuleerde volgende hypothese als meest voor de hand liggende verklaring i.v.m. het ontstaan van de moerasvormige depressie te Honegem. De moerassige depressie te Honegem, die op de bodemkaart als afgegraven gebied gekarteerd staat, is in het reliëf gesitueerd aan de rand van de alluviale vlakte van de Molenbeek. Die alluviale vlakte vertoont hier merkwaardige verbredingen. Te Honegem staan twee opeenvolgende steilrandjes afgetekend in de oever van de Molenbeek, die brede bogen in de oever aanduiden. Ze wijzen erop dat deze verbredingen te wijten zijn aan de laterale erosie van een sterk meanderende beek. En het direct aaneensluiten van twee dergelijke meanderoevers wijst het voorkomen van meanderafsnijdingen tijdens de erosiefase aan. Tijdens het Laatglaciaal heeft de Molenbeek zich in een dal ingesneden. Hierbij was vooral de laterale of zijdelingse erosie actief, die een paar meter diepe vlakke dalbodem uitschuurde. Maar door de laterale opschuiving in de meanders konden ook meanders afgesneden worden. Tijdens het Atlanticum is het klimaat vochtig geworden en was er een sterke toename van de vegetatie. De rivieren en beken overstroomden meermaals de vlakke dalbodems en sedimenteerden langzaamaan een dikke laag alluviale klei en leem. Vooral hier te Honegem in de brede dalbodem werd veel klei afgezet. Dit proces heeft zich tot in historische tijden voortgezet. In de verlaten meanderloop te Honegem was, tijdens het Atlanticum, gelijktijdig een verlandingsproces actief.

Door de plantengroei die vanaf de oevers steeds verder naar het midden van de loop migreerde, werd een veenlaag opgebouwd, dat als riet- en zeggeveen langzaamaan de hele loop opvulde. Daar dit veen, als een spons, een grote hoeveelheid water vasthield, kon ook het veenmos tot ontwikkeling komen. Zo kon dit veengebied tot boven het oppervlak van de alluviale vlakte groeien en werd het verveende gebied een hoogveen, dat zich langzaamaan ook boven de aangrenzende moerassige delen kon uitbreiden. Dit veen kon dan ook voor turfsteken in aanmerking komen. Dat er in Honegem turf gestoken is, is zo goed als zeker. Vermoedelijk dateert de eerste ontginning uit het jaar 1741. Het gedeelte waar turf zou gestoken zijn is niet herkenbaar op Ferraris. De desbetreffende percelen zijn er gekarteerd als moerassige weide. Op de topografische kaart van 1879 zien we voor de eerste maal een aanduiding die vermoedelijk wijst op het voorkomen van vlasrootputten. Deze rootputten vinden we, weliswaar in geringer aantal, nog terug op de kaart van 1948. D’hoker vermeldt het voorkomen van de vlascultuur tot kort na WO II. De gronden langsheen de Molenbeek staan op alle kaarten tot 1948 aangeduid als moerassige weilanden, die vermoedelijk tot na WO II als hooiland werden geëxploiteerd. Na 1948 werden een aantal van deze gronden beplant met canadapopulieren, enkele percelen worden momenteel gebruikt als zone voor weekendrecreatie of zijn braakland. Het overgrote deel wordt nog gebruikt als landbouwgrond: graasweiden, akkers, hooiland. Van het loofbosje ten zuidoosten van de huidige Solegemwijk, aangeduid op de kaarten van 1785 tot 1948 bleef slechts een miniem gedeelte over. De beboste oppervlakte blijft toenemen op de topografische kaarten tussen 1785 en 1966. Afgezien daarvan verschillen de recente topografische kaarten weinig met de kaarten uit de periode 1845-1848; enkele hoevegebouwen verdwenen uit het landschap, enkele bosjes werden weiland en omgekeerd.

Op de hoek van de Molenweg en Honegemstraat staat een gesloten en een semi-gesloten hoeve. Beide hebben hun gebouwen gegroepeerd rond een vierkant, gekasseid erf met tuintje. De Cottenmolen is een fraaie, nog in werking zijnde bovenslagmolen op de Molenbeek, met bewaarde sluit en ijzeren scheprad. De bijhorende gesloten hoeve is nog steeds aanwezig. De molen is reeds in 1571 vermeld. De huidige gebouwen dateren van eind de 18e of de 19e eeuw. De molen ligt in een beboomd landschap met een wandelpad langs de Molenbeek. In de weide op de rechteroever van de beek staan een stel verticale plettermolens (oliemolen) opgesteld.


Bron: Ankerplaats 'Honegem - Solegem'. Landschapsatlas, A40028, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Honegem - Solegem [online], https://id.erfgoed.net/teksten/162746 (geraadpleegd op ).