Oude Scheldemeander van Overmere-Donk en Berlare Broek (Landschapsatlas 2001)

Tekst van Oude Scheldemeander van Overmere-Donk en Berlare Broek (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135203)

Dit gebied ligt ten westen van Berlare, aan de linkeroever van de Schelde. Waarschijnlijk vond in het begin van het laatglaciaal (15 500 tot 11 500 jaar geleden) de overgang plaats van een verwilderd naar een meanderend rivierpatroon. De oorzaak van de overgang was het milder wordende klimaat en de toename van de plantengroei, waardoor de vegetatie verdichtte en de erosie afnam. Aan de buitenkant van de bochten vindt een uitschuring plaats, aan de binnenkant afzetting van materiaal. Hierdoor verlegt de rivier geleidelijk haar loop in de richting van de buitenkant van de bochten. Uitschuring en afzettingen gebeuren vooral bij extreem hoge waterstanden, waarbij in de binnenbocht zogeheten sikkelbanken worden gevormd. Die zijn als lage, gebogen ruggen in het landschap zichtbaar. Vooral tussen Gent en Dendermonde heeft de Schelde uit die periode een groot aantal fossiele meanderbochten achtergelaten, bijvoorbeeld die van Overmere-Donk, Kalken en Laarne-Damvallei. De overgang van een verwilderd naar een meanderend rivierpatroon ging gepaard met een insnijding, waardoor de toenmalige Scheldevlakte enkele meters beneden het algemene opvullingsniveau van de Vlaamse Vallei kwam te liggen. Die insnijdingsfase was bepalend voor het uitzicht van de huidige riviervlakte, omdat latere riviererosie en afzetting zich grotendeels beperkten tot het gebied binnen de laatglaciale overstromingsvlakte. Hierdoor komen de grenzen van de laatglaciale riviervlakte langs een groot deel van de Schelde overeen met die van de huidige alluviale vlakte. De hoogte in de alluviale vlakte van de Schelde varieert tussen de 3 à 4 meter boven zeeniveau. De afgevlakte zandige donken hebben een hoogte tussen de 4 en 5 meter. De duinen binnen de riviervlakte zouden later als hogere, drogere donken midden in het vochtige alluvium vestigingsplaatsen bij uitstek vormen voor de mens. Veel van die duinmassieven vormen nu trouwens nog steeds felbegeerde locaties voor luxueuze villawijken.

De afsnijding van de meander van Overmere had ongeveer 10.000 jaar geleden plaats, toen nam de veenvorming een aanvang. Duizenden jaren verliepen vooraleer de meander volledig opgevuld was door dit verlandingsproces. Dit gebied bleef praktisch onaangeroerd tot de tweede helft van de 17de eeuw. Slecht op het eind van de 17de eeuw begon men begon met turf te steken. Volgens Mys gebeurde dit het eerst in het oostelijke deel van de meander omdat er in de onmiddellijke omgeving woonkernen voorkwamen. De ontginning werd nadien in het Donkmeer voortgezet. Er werd zelfs nog turf gestoken tijdens de oorlogsjaren. Toch moet de ontginning na 1850 wel heel beperkt geweest zijn, aangezien uit oude kaarten blijkt dat de vorm van het Donkmeer sindsdien weinig veranderd is. Herhaaldelijk werd gepoogd het gebied droog te leggen om vruchtbare landbouwgronden te verkrijgen. In 1862 werd een pompgemaal geplaatst ter hoogte van het Schuitje. Wegens de grote diepte kon het Donkmeer niet volledig ontwaterd worden. Op oude kaarten uit de 17de eeuw is er geen spoor van een meer; op de plaats van het huidige meer worden boerderijen, percelen en zelfs een rechthoekige vijver, ‘die Coye’ aangeduid. De twee nu nog bestaande beken, de Kappelbeek en de Tweegootsloot, vindt men wel terug. Dit betekent dat het meer voor de 17de niet bestond. Het turf, dat ontstaan is door de verlanding van de Scheldearm, was voor de boeren een waardevolle brandstof en werd vooral in de 17de en 18de eeuw opgegraven. Men schat dat in totaal 6 miljoen m3 ontgonnen werd. Waar deze turf weggehaald werd, ontstonden er putten. De aaneenschakeling hiervan, samen met enkele overstromingen van de Schelde, verklaart het ontstaan van het Donkmeer.

Op de kabinetskaart de Ferraris (1771-1777) kan men enkele grote vijvers terugvinden op de plaats van de Donk. Ferraris vermeldt in zijn verslag ook de turfwinning. Op latere kaarten, o.a. op de topografische kaart van Vandermaelen (1854), vindt men een meer dat groter dan het huidige was. Dit veranderde weer in 1862, toen zodanig veel water uit het meer en uit de omgeving werd weggepompt dat 180 ha landbouwgrond gewonnen kon worden. Een enorme verlanding was daarvan het gevolg. De oppervlakte en diepte van het meer waren dus gedurende de laatste eeuwen erg wisselend, ook wel doordat het meer in verbinding bleef met de Schelde. De Donk is, samen met het gebied errond, privé- eigendom geweest. Dit betekent dat elke eigenaar zijn eigen ideeën had over de toegankelijkheid voor het publiek, over de toestemming om te vissen enz. In het begin van deze eeuw zag het meer er dan ook totaal anders uit dan nu: er waren uitgestrekte rietkragen. De toenmalige eigenaar beheerde de eendenkooi.

Midden de jaren 1950 was het gebied in hadden van een door de drie betrokken gemeenten opgerichte ‘Intercommunale voor Exploitatie van het Donkmeer’. Vanaf dat moment begon een toeristische uitbating van het meer en de omgeving. Dit verhoogde de druk op het meer. Op topografische kaarten herken je onmiddellijk het toeristische deel van het Donk. Er zijn asfaltwegen en er is vooral door de horeca veel gebouwd. In 1972 startte naast het meer, in het zuidwesten, een 75 ha grote zandwinning, eigendom van DDS: Intercommunale Durme-Dender-Schelde. Hierdoor daalde het waterpeil van de Donk meermaals, zodat toevoeging van Scheldewater nodig was. De intercommunale voor het Donkmeer werd ontbonden en er ontstond een ‘Regie van het Donkmeer’. Die is vooral bekommerd om de instandhouding van de visrecreatie. Ondertussen stopte ook de DDS met de zandwinning en plande men voor dit gebied een nieuw recreatiecentrum.

De Parijse familie Bouilliers bouwde in 1778 een streng - classicistisch buitenverblijf op een domein naast de Schelde. Rond het kasteeldomein ligt het park dat heel wat merkwaardige bomen bezit. Het kasteel is via een mooie dreef met het dorp Uitbergen verbonden. Deze dreef loopt parallel met de Schelde.

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.

Bron: Ankerplaats 'Oude Scheldemeander van Overmere-Donk en Berlare Broek'. Landschapsatlas, A40026, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Oude Scheldemeander van Overmere-Donk en Berlare Broek [online], https://id.erfgoed.net/teksten/162740 (geraadpleegd op ).