Assebroekse Meersen, Beverhoutsveld en Bergskes

Tekst van Assebroekse Meersen, Beverhoutsveld en Bergskes (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135142)

Deze ankerplaats ligt in de gemeenten Brugge (Assebroek), Beernem en Oostkamp. In het noorden vormt de bebouwing van Steenbrugge, Assebroek en Ver-Assebroek (beiden Brugge) de grens, in het oosten de weg tussen Assebroek en Beernem, in het zuiden door de weg tussen Lijsterhoek (Beernem) en Veldhoek (idem), in het westen een dreef die in noordwestelijke richting loopt.

Uit fysisch-geografisch en landschappelijk oogpunt bestaat deze ankerplaats uit drie grote delen: De Bergskes zijn gelegen op de dekzandrug Gistel-Maldegem-Stekene-Verrebroek, de Assebroekse meersen liggen in de depressie achter deze rug, en het Beverhoutsveld ligt iets hoger op arme zandgrond. Geheel het gebied behoort tot een uitloper van de Vlaamse Vallei. De noordelijke uitlopers van deze ankerplaats met een hoogteligging boven 5 meter, zijn gesitueerd op een zandige bodem van de dekzandrug die vrij goed gedraineerd is. Rond het kasteel Bergskes staat nog een klein bosbestandje met een gemengde samenstelling van zowel loof- als naaldbomen. Ook ter hoogte van de Hoeve Sint-Trudo komt nog een loofbosje voor. Ook elders in Vlaanderen is deze dekzandrug vaak bebost omdat de arme zandgrond geen goeie landbouwgrond vormen. Centraal in de Assebroekse Meersen ligt ook een zandige uitloper van deze rug die men herkent aan een relatief hogere ligging ten opzichte van de aangrenzende meersen en het verspreid voorkomen van akkerlandpercelen. De overgang tussen de dekzandrug en de achterliggende depressie gebeurt bruusk en is goed zichtbaar op het terrein. Ook landschappelijk komt hij goed tot uiting door het contrast tussen het eerder gesloten landschap op de dekzandrug (bebossing) en het halfopen meersengebied met veel perceelsrandbegroeiing en dominant graslandgebruik.

Aan de rand van het meersengebied vlakbij de zandrug komt kwelwater aan de oppervlakte wat een unieke vegetatie met zich meebrengt. De ondergrond van deze depressie bestaat uit zandige Vlaamse Vallei-afzettingen, vervolgens laatglaciale moeraskalk met erboven een venige laag, en daarboven voornamelijk holoceen zandig en lemig materiaal. Het uitgesproken alluviaal karakter van dit gebied, zijnde een natuurlijk bergingsgebied in functie van de afwatering van de omgevende landschappen, is bepalend voor het dominant voorkomen historisch permanent graslandgebruik. Het grachtenstelsel is geënt op de dekzandrug: enerzijds evenwijdig ermee in oost-west richting en anderzijds dwars erop in noord-zuidrichting. Door de aanleg van een grachtenstelsel, door de afwatering naar het kanaal Gent-Oostende via de Hoofdsloot en het Sint-Trudoledeken, en door de inzet van pompen is het gebied niet meer zo vochtig als vroeger, maar het graslandgebruik primeert nog steeds op akkerbouw. De wei- en hooilandpercelen zijn begrensd door grachten met rietkragen, en perceelsrandbegroeiing (vooral knotbomenrijen). Op hoger gelegen stukken komen enkele dreven voor.

De Gemene Weiden zijn gekenmerkt door zeer kleine regelmatige graslandperceeltjes en door een oud gebruiksrecht van de zogenaamde 'aanborgers' op deze gronden. Uit enkele archeologische vondsten maakt men op dat het gebied tijdens het mesolithicum bewoond was; de nederzetting(en) lag(en) vermoedelijk nabij de rand of op de dekzandrug. Ten zuiden van de kerk van Ver-Assebroek ligt een circulaire structuur bestaande uit drie concentrische grachten met wallen en een noord-zuid verlopende onderbreking die het hele terrein in twee delen snijdt. Ze wordt ten dele visueel benadrukt door een bomenrij. De structuur getuigt vermoedelijk van een verlaten ringwalsite uit de 11de-12de eeuw. Deze ringvormige structuur vormde mogelijks het opperhof dat aansloot bij het neerhof waar momenteel de kerk en het leenhof van Ver-Assebroek staan. Bijkomend onderzoek kan hierover duidelijkheid scheppen.

Tussen de Gemene Weiden en het kasteel Bergskes loopt een oude tramlijn die nu begroeid is met een houtkant. Het meersengebied is nauwelijks bebouwd en vormt een open ruimte aan de rand van de stad Brugge. Weinig wegen doorsnijden het gebied wat de landschappelijke samenhang bevordert. Vanuit de zuidoostelijke uitloper van het Meersengebied heeft men nog een doorkijk naar het beboste deel van de dekzandrug rond Rijkevelde (eveneens ankerplaats). In het Beverhoutsveld komen de Pleistocene sedimenten van de Vlaamse Vallei aan de oppervlakte. Het gebied vertoont kleine zandruggetjes (typisch voor de Vlaamse Vallei-afzettingen) en heeft een slechte waterhuishouding en arme bodem, wat de reden vormde voor de zeer late ontginning van het gebied. Vóór 1850 was het een heidegebied (wastina) waar het vee gemeenschappelijk kon grazen. In het begin van de middeleeuwen stond er waarschijnlijk nog een bos dat echter vrij snel tot heidegebied evolueerde door overbegrazing. In het gebied komt nu nog steeds heidevegetatie voor. Tijdens de middeleeuwen waren hier talrijke veldvijvers aanwezig die nu verdwenen zijn. In sommige weilanden zijn cirkelvormige depressies aanwezig, maar het is niet bekend of dit resten van veldvijvers zijn. Vanaf 1850 werd dit gebied op zeer systematische manier ontgonnen. Een rechtlijnig drevenpatroon deelde het gebied in grote blokken landbouwland op die op hun beurt nog eens onderverdeeld werden in gebruikspercelen. De dreven zijn nog zeer herkenbaar en goed bewaard gebleven. Langs de percelen kwamen (en komen hier en daar nog) knotbomenrijen en houtkanten voor. De vele sloten en grachtjes (met veelal rietkragen) zorgen voor de afwatering van het gebied. De dreven accentueren het systematische ontginningspatroon van het gebied en delen het gebied ook visueel op in kleinere ruimtes. De perceelsrandbegroeiing en de rietkragen in grachten delen die kleinere ruimtes verder op. Desalniettemin heeft het gebied een half open karakter met af en toe vergezichten.

Het verschil tussen het landschap op de dekzandrug, in de achterliggende depressie (meersengebied) en het veldgebied wordt goed geaccentueerd door het verschil in openheid: op de rug is het een gesloten landschap met enkele bosjes terwijl het in het meersengebied en het veldgebied een half open landschap is door de vele bomenrijen. Het landschap heeft een kleinschalig karakter met onder meer weilanden met typische perceelsrandbegroeiing. Ook zijn er nog veel onverharde wegen. Het gebied is eveneens gekenmerkt door een nagenoeg afwezige bebouwing. De weinige bebouwing ligt sterk verspreid.


Bron: Ankerplaats 'Bergskes-Assebroekse Meersengebied-Beverhoutsveld'. Landschapsatlas, A30021, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Assebroekse Meersen, Beverhoutsveld en Bergskes [online], https://id.erfgoed.net/teksten/162599 (geraadpleegd op ).