Groenhof

Tekst van Domein Groenhof (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134313)

Domein in landschappelijke stijl waarin nog relicten van een dendrologische collectie uit de tweede helft van de 19de eeuw bewaard zijn. De Japanse tuin met typische elementen zoals ondermeer een theehuis, stapstenen en rotsen dateert uit 1929.

In 1835 verhuist Franciscus Josephus Van Damme, sinds 1831 gehuwd met de gefortuneerde Maria Antonia De Westerlinck van Lokeren naar Belsele in een huurhuis in de Dorpstraat, nu Belseledorp tegenover het oude Hof van Belsele. In 1841 koopt hij een aanpalend huis met land en tuin van de kinderen Zaman en de aanpalende grond waardoor hij een domein van 1ha 54a 60ca verwierf. In 1842 werd hij burgemeester van Belsele en bewoonde de woning Zaman. Volgens gegevens van het kadaster liet burgemeester Van Damme in 1851-1852 een nieuw landhuis bouwen. Het werd een vrijstaand neoclassicistisch herenhuis met aanhorigheden beantwoordend aan zijn nieuwe status van burgemeester. Een architect is niet gekend. In 1862 kan hij het domein aanzienlijk uitbreiden door aankoop van de achterliggende gronden, tot aan de in 1847 aangelegde spoorlijn Gent – Antwerpen (Linkeroever). Hierdoor kan hij zijn droom van amateur-hofbouwkundige waar maken en een siertuin aanleggen met honderden loofbomen en coniferen. Een “Liste générale des Arbres, Arbrisseaux, Arbustes, Conifères, Plantes de pleine terre et d’ornement, cultivés dans notre jardin” (vermoedelijk uit 1880-1884) bleef in het archief van de familie Van Damme bewaard. Hieruit blijkt dat het bomenbestand voornamelijk tussen 1864 en 1873 werd aangeplant en de hoofdleverancier de bekende Gentse hofbouwkundige Louis Van Houtte was. Ook de aanleg van de vijvers verbonden door een brugje en het met een moerascipres beplant eilandje in de tweede vijver en de aangelegde heuvels, moet uit deze periode dateren. In de huidige tuin bleven met zekerheid een aantal van deze oudste bomen bewaard, waaronder een trompetboom (Catalpa bignoides), een mammoetboom (Sequoiadendron giganteum), een Kaukasische zilverspar (Abies nordmanniana) en enkele moerascipressen (Taxodium distichum), tulpenbomen (Liriodendron tulipifera), paardekastanjes (Aesculus hyppocastanum) en beuken (Fagus sylvatica). Ook het algemeen concept van een tuin in de typische landschappelijke stijl met kronkelende paden, groeperingen van bomen, vijvers en heuvels bleef tot op heden behouden.

In 1891 laat François-Ghislain, enige zoon Van Damme en na de dood van zijn vader, eigenaar en beheerder van het domein, aan de achterzijde van het herenhuis twee paviljoentjes optrekken, één als kolenhok en één als kookhuis. Beide paviljoentjes zijn verbonden door een hek. Zijn zoon, Octaaf-Joseph is vanaf 1894 beheerder van het domein en zet de traditie van hofbouw en lokaal politicus verder. Hij richtte er een bloemkwekerij op en liet in 1898 rechts van het woonhuis twee serres bouwen. In 1904, jaar waarin hij ook burgemeester van Belsele werd, en in 1906 liet hij vooraan in de tuin links van het huis eveneens serres oprichten. Deze verdwenen, op één serre na, allen na de Tweede Wereldoorlog.

Na het overlijden in 1919 van Octaaf Van Damme ging het domein over naar zijn broer en zuster die het in 1921 verkopen aan het echtpaar Scheerders-Van Kerckhove, de oprichters van de “Pannen- en Steenbakkerijen van Sint-Niklaas“ in 1905, heden nog het internationaal gekende bedrijf voor bouwmaterialen “SVK”. Zij richtten het landhuis in als buitenverblijf. Sindsdien is het domein als “Groenhof” gekend. Ze lieten haast het hele domein ommuren met metershoge betonplaten, vervaardigd in hun bedrijf. In 1928 werd de tuin achteraan in het noordoosten, eveneens tot aan de spoorweg uitgebreid en van de oude tuin gescheiden door een coniferendreef. In 1929 werd ten oosten van de woning, met zicht op de tuin, een Japanse tuin aangelegd met onder meer een theehuisje, brugjes en rotspartijen in cementrustiek, volgens opschrift uitgevoerd door “Arthur Tondeleir en zoon / Tuinkunst / Oude – God / by Antw.”. Ook een pergola, kenmerkend voor de tuinarchitectuur uit het Interbellum, maakt deel uit van dit nieuwe exotische tuinconcept. In 1947 erft Marie Scheerders, sinds 1925 gehuwd met de Gentse advocaat en politicus August De Schrijver, het domein en wordt het Groenhof verder als zomerverblijf gebruikt door het echtpaar en hun tien kinderen. Deze laatste beheren en onderhouden tot op heden het landhuis en de tuin.

De tuin vandaag

Hoge smeedijzeren hekken tussen gecanneleerde gietijzeren zuilen met pijnappelbekroning sluiten de tuin aan de straatzijde af. Links en rechts achter het landhuis staan twee eind 19de-eeuwse achtzijdige paviljoentjes, respectievelijk toiletten en kolenhok met berging, opgetrokken uit baksteen met knipvoegen onder leien tentdaken met bolornament. De gevels worden gemarkeerd door spaarvelden waarbinnen rondboogvormige muuropeningen met roodgeschilderde deuren of luiken gevat zijn. Ten oosten naast het huis bevindt zich nog een plantenserre van het lessenaarstype met beglaasd dak.

De achterliggende tuin is ingedeeld in verschillende delen: de lusthof in landschappelijk stijl, de Japanse tuin, het bos en de in onbruik geraakte moestuin. Deze bevind zich ten noordoosten van het landhuis.

De tuin in landschappelijke stijl werd aangelegd in de jaren 1860-1883 (een ontwerper is tot op heden niet gekend), na de aardappeloogst van de akkers. De tuin omvat alle elementen van dit, sinds het midden van de 18de eeuw geïntroduceerd, vormgevingsconcept met romantische, parkachtige landschappen met beplante heuvels, bomengroepen en doorkijken. De aangelegde niervormige vijver met ijzeren boogbrug erover en eiland met moerascipressen, vormt hier ook een essentieel onderdeel van de lusthof. De Amerikaanse tulpenboom met geelgevlekt blad (Liriodendron tulipifera ‘Mediopictum’) die ten oosten van de serpentinevijver werd aangeplant, is een zeldzame cultivar van een opgaande boom die solitair is uitgegroeid. Het betreft een kampioenboom, de dikste gekende in zijn soort in België. De boom, één van de hoogste bomen uit de omgeving, vormt een beeldbepalend element in de landschapstuin.Achteraan rechts in het oudste tuingedeelte staan vier (vroeger vijf) bruine beuken (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) in een cirkel.

Het noordelijk deel van de tuin dat duidelijk in aanleg verschilt wordt van het zuidelijke gescheiden door de ‘Zwarte Beek’, een oost-west georiënteerde gracht. Dit deel van de tuin wordt door hoge betonpanelen afgesloten en is toegankelijk via een orthogonaal padenpatroon met centraal een coniferendreef en haaks hierop een beukendreef. Achteraan staat een slangenden of apenboom (Araucaria araucana).

In de uiterste linker hoek van het de tuin achteraan, bovenaan een beplante heuvel, bevindt zich een zeshoekige belvedère opgetrokken uit boomstammen die een leien zesdelig dak met houten lantaarntje dragen. Een in spiraalvorm omlopend pad leidt naar boven. Verder vinden we nog beelden, onder meer een liggend hert en tuinmeubilair in cementrustiek, onder meer een zitbank tussen twee linden en een rond tafeltje en twee stoelen in imitatieboomstammen ingeplant tussen beuken. Aan de linkerzijde van de tuin staan enkele speeltoestellen; een stalen draaimolen en een hoge schommel.

In het bos achteraan staat een groen geschilderd houten gebouwtje onder leien tentdak met houten dakkapel op schoorstukken. Een ijzeren windvaan met initialen SVK (Scheerders-Van Kerckhove, de eigenaars sinds 1921) prijkt boven het overstekend dakschild van de dakkapel. Het gebouwtje is afkomstig van het fabrieksterrein van Scheerders-Van Kerckhove in Sint-Niklaas en deed daar dienst als portiersloge. Het gebouwtje is opgetrokken in vakwerkbouw met rechthoekige vensters met typische roedeverdeling en gekleurd gestructureerd glas boven- en onderaan.

De Japanse tuin

De Japanse tuin rechts achter de serre, werd aangelegd in 1929 door de firma Arthur Tondeleir en zoon, gekende tuinkunstontwerpers in cementwerk en rustiek uit de Oude God bij Antwerpen. Eén van de kunstrotsen en het theehuis zijn gesigneerd. Deze firma was vooral gespecialiseerd in religieuze monumenten zoals Processieparken, Lourdesgrotten, kruiswegen en Calvariebergen. Eén van de gekendste ontwerpen waaraan zij meewerkten is het Mariapark van Averbode van 1936. Ook de beschermde ommegangen bij de Boskapel in Buggenhout en de kapel van Kerselare in Oudenaarde (Edelare) werden door de firma gerealiseerd. De Japanse tuin van het Groenhof is een uitzonderlijk voorbeeld van een exotische tuin in privébezit. Het is een typische wandeltuin, een tussenvorm tussen de landschapstuin aangelegd op een kunstmatige heuvel (tsukiyama) en een theetuin (chaniwa) met pad dat naar het theehuis leidt. De tuin is aangelegd ten noordoosten van de lusttuin en omvat alle karakteristieken van een tuin in traditioneel Japanse stijl. De typische elementen van deze tuinen zijn een theehuis voor de traditionele theeceremonie, stenen lantaarns, rotsen, stapstenen, water en droge beken met brugjes en exotische bomen als de Japanse rondbladesdoorn (Acer japonicum) en de ginkgo (Ginkgo Biloba).

Het theehuis staat bovenaan de heuvel en bestaat hier uit een vierkant paviljoen met cementeerde gevels met schijnvoegen, onder typisch onderbroken tentdak gedekt met pannen die met mossen begroeid zijn. De vensteromlijstingen en band onder het overstekend dak zijn rood geschilderd. De ventsters, ovaal van vorm in de zijgevels, en de beglaasde deur zijn voorzien van glas-in-loodramen met geschilderde takken en vogels in Japanse stijl. Ook het behangselpapier, nu in slechte staat, was vermoedelijk in Japanse stijl. Het pad naar het theehuis wordt afgezoomd door rotsblokken en groenblijvende planten en bamboe en heeft ook twee Japanse poorten (torii) traditioneel in het rood geschilderd en voorzien van een gebogen afdak van halfronde pannen. Een stenen boogbrug over een droge beek geeft toegang tot het theehuis. Onderaan de heuvel vormen grote kunstrotsblokken een massief met doorgang en zitbank , op de zijwand gesigneerd “Arthur Tondeleir en zoon / Tuinkunst / Oude-God by Antw.”. Ook het stenen lantaarntje ontbreekt niet. In de omgeving bevindt zich nog een waterput, eveneens opgetrokken in cementrustiek met een bovenbouw in imitatieboomstammen onder een zadeldakje van leipannen. Verderop leidt een trap tussen kunstrotsblokken naar de pergola. Deze typische tuinconstructie uit het Interbellum bestaat uit gecementeerde pijlers (oorspronkelijk met imitatierotsblokken) verbonden door houten latten waarop klimplanten groeien. Zij vormen zo een schaduwrijk terras vanwaar men een mooi uitzicht heeft op de tuin. Een fontein in de vorm van een bronzen beeldje van een gehurkt kind spuit water in een bassin waar zich eveneens een bronzen beeldengroep bevindt. Beiden zijn het werk van beeldhouwer Robert Van de Velde (Sint-Niklaas 1895- Oostende 1978).

Bomen

Een tiental bomen, waarvan de aanplant gekend is door de lijst van ca. 1880-1884, zijn tot op heden bewaard. Van een aantal werd in 2012 de stamomtrek (in centimeter) op 1,50m hoogte gemeten:

  • trompetboom (Catalpa bignonioides) 267 (dode takken in de kruin)
  • tamme kastanje (Castanea sativa) 329
  • Amerikaanse tulpenboom (Liriodendron tulipifera) 446
  • Amerikaanse tulpenboom, cultivar met geelgevlekt blad (Liriodendron tulipifera ‘Mediopictum’) 449
  • mammoetboom (Sequoiadendron giganteum) 503
  • Kaukasische zilverspar (Abies nordmanniana) 327 (meerstammig, kruindiameter 16 m)
  • vier bruine beuken (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’), vroeger vijf, met een gemiddelde omtrek van 369
  • witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) 358
  • Amerikaanse eik (Quercus rubra) 491 (geënt op 1 m hoogte op onderstam van een zomereik (Quercus robur)
  • slangenden (Araucaria araucana) 191

Bron: Beschermingsdossier 2013
Auteurs:  Bogaert, Chris; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Groenhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/152026 (geraadpleegd op ).