Kasteel Het Steen: gevels en daken

Tekst van Kasteel Het Steen: gevels en daken (https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/1580)

Heden bestaande uit het kasteel met U-vormige losstaande bijgebouwen. Het is een voormalige mottekasteel, teruggaand tot de 14de eeuw of vroeger, in de 14-16de eeuw omgevormd tot kasteel en vanaf het begin van de 17de eeuw gebruikt als lusthof met P.P. Rubens als bekendste bewoner. De bijgebouwen werden gebouwd in de tweede helft van de 18de eeuw en gerestaureerd eind 19de eeuw en begin 20ste eeuw.

Historiek

De inplanting van dit omgrachte domein in een meander van de Baerbeek, in de nabijheid van de Zenne en halverwege Brussel en Mechelen zou wijzen op een zeer oude site, deel uitmakend van de defensielijn van Brabant, als meest oostelijke stelling van de Berthouts op de grens van hun Land van Grimbergen. De heren van 'Elewite' en Wilre werden vermeld vanaf de 13de eeuw, begin 14de eeuw wordt 'de Lapide' of 'van den Steen' gevoegd bij de naam van Arnoldus van Wilre, waardoor hij vaak als bouwer en op zijn minst als bewoner van het Steen wordt beschouwd. De defensieve en militaire rol tijdens de hele feodaliteit wordt versoepeld vanaf de 15de eeuw en opnieuw benadrukt tijdens de godsdienstoorlogen bij de belegering van Mechelen (1585) door Carondelet.

Het geteisterde domein werd verkocht in 1622 en in 1635 aan P.P. Rubens en H. Fourment die het naar de heersende mode, als buitenverblijf wensten te gebruiken en het ook daartoe lieten aanpassen en nieuw inrichten. Pieter Paul Rubens kocht het ‘hoff ten Steene’ als ‘huis van plaisantie’ in 1635, op het hoogtepunt van zijn roem en enkele jaren voor zijn dood. Het gebouw dat Rubens betrok stamt ongetwijfeld af van het volmiddeleeuwse neerhof, dat in de loop van de 14de, 15de of 16de eeuw werd ‘gecastelliseerd’. Het gebouw was een gesloten complex met vier vleugels. De constructie waaraan Rubens’ buitengoed zijn naam ontleende, bevond zich op het door hem geschilderde schilderij het ‘tornooi’ links van het kasteel op een apart eilandje, bereikbaar via een tweede stenen brug vanuit de poorttoren. Deze toren vormde het restant van de voormalige motte, deel van de opper- en neerhofstructuur van het geheel. Twee schilderijen (het ‘Tornooi voor Het Steen’ en ‘Herfstlandschap met gezicht op Het Steen’) van Rubens zijn vreemd genoeg de enige iconografische bronnen vóór de Ferrariskaart (1771-1775). Na Rubens' dood (1640) ging de eigendom via het tweede huwelijk van H. Fourment over op de Bergeycks de Broeckhoven die het Steen sporadisch betrokken. Er volgt een nieuwe verkoop van het inmiddels verruimde domein in 1672. In de loop van de 18de eeuw volgen er afwisselende eigenaars.

Het huidige ‘neerhof’– drie losstaande gebouwen (duiventoren, oranjerie, stallingen, rentmeestershuis en gastenverblijf met kapel) die een naar het kasteel toe geopende U vormen – werd gebouwd in 1754-1755 in opdracht van de toenmalige eigenares Albertine-Françoise de Wynants. Mogelijk werd tijdens de bouwcampagne ook de donjon gesloopt en werden de stenen in de nieuwbouw gerecycleerd en de twee motten (de donjon- en kasteelmotte) tot een rechthoekig eiland van 57 are versmolten. De Ferrariskaart (1771-1775), het eerste cartografische beeld, toont deze nieuwe situatie. Na haar dood (1771) werd het ensemble in 1773 aangekocht door hofarchitect Laurent-Benoît Dewez die aldus in de buurt van zijn nieuwe werf, de gevangenis te Vilvoorde, kwam wonen. Hij was verantwoordelijk voor de bouw van de watermolen aan de overzijde van de steendreef. Tijdens de Franse Revolutie werd het steen geplunderd.

De op de Ferrariskaart afgebeelde situatie vinden we nagenoeg onveranderd terug op de primitieve kadasterkaart, opgemaakt rond 1812. Het Steen met circa 90 hectare landerijen (deels ook op Eppegem en Vilvoorde) was in 1831 eigendom van baron Charles Coppens. Volgens de eerste stafkaart was deze toestand in 1864 nog in grote lijnen dezelfde. De enige noemenswaardige toevoeging was een oranjerie – een laagbouw met vier rondbogige vensterdeuren in het verlengde van de noordwestelijke vleugel van het neerhof en ermee verbonden door een hoge duiventoren. De oranjerie werd geregistreerd in 1863, toen ook de aanpalende boomkwekerij werd omgevormd tot een moestuin van 83,5 are.

Na de dood van Coppens in 1874 zorgde zijn weduwe voor diepgaande veranderingen. Het kasteel werd in 1875 gerestaureerd onder leiding van architect Eugène Carpentier (1819-1886), leerling van T.F. Suys, lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en een belangrijke figuur in de Belgische monumentenzorg. Hoewel Carpentier als restaurateur bekend stond om zijn ‘bescheiden’ opstelling, was de restauratie ingrijpend: de linkervleugel, die oorspronkelijk slechts één bouwlaag telde, kreeg een verdieping, zoals de rechtervleugel ook met een getrapte zijgevel en met klooster- en kruiskozijnen. Ook de achtergevel werd hard gerestaureerd en kreeg onder meer een korte dwarsvleugel met een neogotische erker. De dienstgebouwen ondergingen een vergelijkbaar lot. Tegen de zuidoostelijke arm van de slotgracht werd bovendien een koetshuis met U-vormig grondplan gebouwd, dat in 1945 door een ‘vliegende bom’ werd vernield en daarna gesloopt.

Baron August de Becker-Remy, senator, eigenaar vanaf 1914, liet tijdens de oorlogsjaren onder leiding van architect Chrétien Guillaume Veraart restauratiewerken uitvoeren. Deze restauratie betrof vooral het interieur, maar ook de brug over het resterende gedeelte van de slotgracht, het neerhof en het kasteel zelf, waar de loggia in de poorttravee werd dichtgemaakt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het kasteel bezet door Duitse soldaten en, na de bevrijding, door Amerikanen. In 1955 werd het domein met het gehavende kasteelcomplex en het park en de moestuin (vier hectare) door de erfgenamen de Becker-Remy verkocht aan de industrieel Paul Maison, die het geleidelijk restaureerde.

Beschrijving

Exterieur

In zijn huidige vorm is Het Steen een omgracht L-vormig gebouw met tuin, verbonden met het ten noorden ingeplant neerhof door middel van een boogbrug uit de 17de eeuw(?). De leeuwen van de brugpijlers dateren van circa 1913. De noordgevel van veertien traveeën en twee ongelijke bouwlagen onder zadeldaken tussen trapgevels wordt gemarkeerd door een hoger poortgebouw van een travee en drie bouwlagen onder steil zadeldak en zijtrapgevels. Het hele gebouw is aan de noordkant opgebouwd in zandsteen voor de eerste bouwlaag en bak- en zandsteen voor de overige bouwlagen.

De zandstenen onderbouw van het poortgebouw bevat een segmentboogvormige muuropening met ingediepte spitsboogpoort en sporen van het vroegere valhek en de kettingen van de vroegere ophaalbrug. De houten barokmakelaar is gedateerd op 1651 (Broeckhoven Fourment). Erboven is er een spitsboognis met ingeschreven driepasmotief. Onderaan bevinden zich schietgaten (kruisboogtype) wijzend op een oude kern. De bovenverdieping is opgebouwd in traditionele stijl met bak- en zandsteen (16de eeuw?) met kruiskozijnen onder een ontlastingsboog van een streklaag met zandstenen sluitsteen, de vensters aan de zijgevel hebben een kloosterkozijn. Het dakvenster heeft een trapgeveltje en overhoeks topstuk.

De rechtervleugel (westen) van zes traveeën en twee bouwlagen in traditionele stijl is gekenmerkt door zijn afgeschuinde sokkel en afgelijnde en geprofileerde puilijst. De twee bouwlagen bevatten twee kruiskozijnen, de andere vensters zijn kloosterkozijnen. Er zijn drie dakvensters met trapgevel boven de eerste, derde en vijfde travee. Tussen de laatste en voorlaatste travee bevindt zich een schouw aan de gevel van aanzienlijke afmetingen. Het geheel heeft een vrij geüniformeerd en gerestaureerd parement waarin mogelijke afwijkingen, bouwnaden... werden weggewerkt.

De linkervleugel (oosten) van zeven traveeën en oorspronkelijk één bouwlaag hoog was alleen voorzien van kleine rechthoekige muuropeningen. De vierde tot zesde traveeën bevatten momenteel een kruisvenster, de anderen een kloostervenster. De tweede, vierde en zesde travee zijn bekroond met een dakvenster met trapgevel.

De complexe tuingevel bevat toegevoegde bouwonderdelen met uitgesproken "neo-Vlaamse-renaissance-karakter" door de laatste restauraties. Het semi-octogonaal traptorentje heeft beter bewaarde baksteenpartijen in het, ten dele ingebouwd door een bijbouw met poort en de bovengalerij (wapen Rubens - Coppens) met laatgotische reminiscenties (achtergevel poortgebouw).

Interieur

Binnenin resten nog elementen van de begin 17de-eeuwse inrichting uit Rubens' tijd, onder meer de barokschouw van de ontvangstzaal met Rubens' wapen en de verzen van Cats "Geen beter Gemack - / Als eygen dack / Oost West - Thuis best / Eygen heers - Is Gout weert / Isse kout - S'is bout /" en een rijke albasten schoorsteenmantel (tweede kwart 17de eeuw) in het aanpalende salon. Het werkkabinet bevat zogenaamd 'Cordoba'-lederen behangsels en een beschilderd schouwstuk van de nu verweerde sluis op de Zenne, de zogenaamde 'aercke van Weerde'. De grote monumentale neobarokke trap dateert uit het eerste kwart van de 19de eeuw (Mechels werk).

Rubens zou zijn werkplaats hebben ingericht op de bovenverdieping van het poortgebouw. Deze bevat een grote schoorsteenmantel en houten zoldering op moer- en kinderbalken, deze verdieping bevat de vermelde laatgotische galerij die aangenaam op de omgrachte tuin uitziet.

Bijgebouwen

Het neerhof bevat de in U-vorm opgestelde aanhorigheden die het kasteel voorafgaan. Ten noordoosten bevindt zich een eenlaags woonhuis van vijf traveeën met zadeldak (leien) daterend uit de 18de eeuw en gerestaureerd einde 19de eeuw of begin 20ste eeuw. De traditionele bak- en zandsteenstijl werd ook aangehouden voor de restauraties. De gevels hebben een afgeschuinde plint, hoekkettingen, steigergaten en een Vlaams venster met trapgeveltje. De kruisvensters met dubbele ontlastingsboog zijn gerestaureerd en er is een rondboogdeur met uitstekende imposten en sluitsteen ingeschreven in een rechthoekige omlijsting bekroond met een bolkozijn.

Hiernaast staat een haakse noordwestvleugel met een verdieping en zadeldak (leien) gemarkeerd door een hoge toren met drie bouwlagen en een schilddak (leien). De toren is opgebouwd in baksteenmetselwerk met gebruik van natuursteen voor de rondboogpoortomlijsting, de hoekstenen en steigergaten.

Ten westen bevindt zich een stalvleugel, oorspronkelijk van breuksteen. De zuidoostergevel heeft een kleine bakstenen verhoging, geritmeerd door rondboogdeuren in vlakke omlijstingen met kwartholle neg en met negblokken afgewerkte dakvensters in puntgeveltjes met vlechtingen en schouderstukken. De achtergevel is van baksteen met toegevoegde muuropeningen op een breukstenen muurpand na. De zijgevel is van breuksteen afgewerkt met trappen (vernieuwd) en bekroond met een klein geïncurveerd frontonnetje. In deze gevel bevinden zich twee garagepoorten in een zandstenen omlijstingen en in de top, een slank rondboogvenster met imposten en sleutel.

Ten noorden van de toren bevindt zich een lagere vleugel waarvan de achtergevel geritmeerd wordt door vier rondboogarcaden van baksteen, uit de 19de eeuw.
De tegenoverliggende vleugel met hoog zadeldak (kunstleien) is in de zijgevel gedateerd 1755 doch werd naderhand eveneens gerestaureerd en aangepast. In de jaren 1970 werd het binnenhuis verbouwd. Het is een zandsteenbouw met baksteenmetselwerk voor de later toegevoegde dakvensters. De kruisvensters zijn niet oorspronkelijk, verder is er een rondboogdeur met imposten, sleutel, druiplijst en bovenlicht.

De laatste travee wordt ingenomen door een kapel verlicht in de oostzijpuntgevel door middel van vijf kleine vensters met een licht uitspringende omlijsting onder spiegelbooglatei en druiplijst. Dezelfde gevel is voorzien van door schouderstukken geschraagde volutes en een topbekroning van volutes gedragen door drie trappen. De zuiderzijgevel is op nagenoeg dezelfde wijze opgevat, gedateerd op jaarsteen 1755.Aan de linkerzijde wijzen sporen in het metselwerk op een gedichte poort (werd de omlijsting hergebruikt in de noordwestervleugel?).

  • DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, 2n., Gent.
  • DENEEF R. (red.) 2011: Historische tuinen en parken van Vlaanderen, Inventaris Vlaams-Brabant, Ten noordoosten van Brussel, Affligem, Kampenhout, Kraainem, Machelen, Steenokkerzeel, Vilvoorde, Wezembeek-Oppem, Zaventem, Zemst , M&L Cahier 19, Brussel, 194-202.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel Het Steen: gevels en daken [online], https://id.erfgoed.net/teksten/151568 (geraadpleegd op ).