Park van het kasteel van Wezembeek

Tekst van Kasteeldomein de Burbure (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134145)

Domein, circa 20 hectare, met ommuurde moestuin en vrij goed bewaard vroeglandschappelijk park, in 1811 aangelegd in een bronnenrijke beekvallei rond een neoclassicistisch verbouwd 'huis van plaisantie' uit de tweede helft van de 16de eeuw, in 1902 traditionalistisch gerestaureerd; monumentale moerascipressen.

Speelhuis

Het huidige kasteel van Wezembeek is naar alle waarschijnlijkheid een 'speelhuys' uit de tweede helft van de 16de eeuw, gebouwd door de toenmalige heer van Wezembeek Jeroom Boote, 'noblesse de robe', 'secretaris ordinaris' van keizer Karel. Het wordt voor het eerst summier beschreven in 1588 in het huwelijkscontract van zijn gelijknamige zoon, schepen van de stad Brussel, en, meer in detail, in een verkoopakte van 1635: "een schoon speelhuys omwatert ende opgebouwt van witten arduin, met eenen stalle opde plaetse ende een savoir [vijver] daer achter met een weyde voor t'selve huys". Hierbij hoorde een grote pachthoeve, het Hof ten Bisdomme of van Heystfort genoemd, "met verscheyden huysingen, schueren ende stallen, eenene grooten schoonen bogaert, met een prieel van opgaende eyckenboomen, met ver­scheyden parcheelen van winnende lande ende weyde", samen circa 50 hectare, verdeeld over Sterrebeek, Wezembeek, Zaventem en Kraainem. De watermolen van Heystfort op de samenvloeiing van de Vuilbeek en de Kleine Maalbeek, maakte eveneens deel uit van het landgoed.

Een gravure van Hendrik Causé naar een tekening van Jacques Van Croes geeft de toestand weer aan het einde van de 17de eeuw: een waterburcht met een rechthoekige plattegrond, de vier vleugels rond een binnenplaats, te betreden via een ophaalbrug en een poort met een renaissanceomlijsting in een massieve toren met een in een ajuinspits uitlopende dakruiter. De horizontale strepen in de muurvlakken laten vermoeden dat het gebouw niet alleen uit "witten arduin" bestond, maar dat het ging om traditioneel baksteenmetselwerk met speklagen van witte zandsteen. Het lagere, bijna vensterloze dienstgedeelte omvatte de poortvleugel, de oostelijke vleugel en de helft van de westelijke vleugel; het woongedeelte omvatte twee bouwlagen. De gravure toont een glimp van de omgeving, die er erg natuurlijk, weinig gesofisticeerd, een beetje verwaarloosd uitziet: een brede, verlandende ringgracht, afgekalfde oevers met lisdodde of gele lis. De scheefgezakte, rafelige boomstronk op de voorgrond onderlijnt het desolate karakter. De verspreide beplantingen vertonen geen duidelijk patroon, maar de zuilvormige boom links op de achtergrond – mogelijk Italiaanse populier (Popu­lus nigra 'Italica') – zou op een bescheiden sierbeplanting kunnen duiden.

In de marge van een figuratieve kaart van 1718 uit het kaartboek van de goederen van de abdij van Ter Kameren wordt het kasteel vanuit vogelperspectief afgebeeld. Deze margetekeningen dienden in de eerste plaats als ruimtelijk referentiepunt en hun waarheidsgehalte is moeilijk te achterhalen. Het kasteel ziet er grosso modo nog hetzelfde uit, maar de toren lijkt bijna tweemaal zo hoog en het dienstgedeelte werd aan de grachtzijde van ramen voorzien. De oostelijke vleugel van het complex lijkt verdwenen, maar vermoedelijk heeft de cartograaf daarmee de weg ten oosten van (op de afbeelding achter) het kasteel zichtbaar willen houden. Noch op de ets van Van Croes, noch op de kaart van ter Kameren wordt de kasteelhoeve getoond die aan de overzijde van deze weg stond.

Achter het kasteel wordt een met brede grachten omringde, rechthoekige eilandtuin afgebeeld, die zich in het verlengde van zijn zijmuren naar het noorden uitstrekte en in rechthoekige parterres met barok loofwerk ('parterre de broderie') was onderverdeeld. Aan de zuidzijde werd het kasteel door een rechtlijnige, met bomen afgezoomde dreef verbonden met de kerk op het dorpsplein. De fontein op de binnenplaats geeft aan dat de eigenaar niet onbemiddeld was. Deze verbeteringen, waarvan de tekening uit het kaartboek getuigt, werden waarschijnlijk uitgevoerd door ridder Gaspard de Burbur[e] (1640-1708), kruitfabrikant te Zaventem en commissaris-generaal van de poeders en salpeters van de koning van Spanje, die in 1695 het domein van Wezembeek had aangekocht.

Het waarheidsgehalte van de kaart van ter Kameren wordt bevestigd door een figuratieve kaart uit 1772 van C.J. Everaert en door de Ferrariskaart (1771-1775). De eilandtuin bestond in feite uit twee eilandjes, door een brug of een landengte met elkaar verbonden. Aan de overzijde van de Vuilbeek, op de westflank van de Warandeberg – op de kaart van Ter Kameren "Bauwenbergh" – lag de "warande van den h[ee]r van Wesenbeke", te begrijpen als productiebos, misschien gecombineerd met wildreserve of lustbos. Daarnaast lag een groot perceel boomgaard, waarin zowel op de kaart van Ter Kameren als op die van Everaert een schietstand of 'staande wip' wordt afgebeeld. De kaarten van Everaert en Ferraris geven aan de overzijde van de beek, tegenover het kasteel, ook een hoevegebouw weer, langgestrekt volgens Everaert, een bijna gesloten vierkant volgens Ferraris. De Ferrariskaart geeft ook details over het zuidelijke gedeelte van het domein. dat aan het dorpsplein paalt. In de zuidoostelijke hoek, die momenteel bij het kasteeldomein hoort, lag "de warande van de pastoor", op de Ferrariskaart gedetailleerd als sterrenbos, typisch voor de 18de eeuw. De bron in het zuidoostelijke gedeelte van het domein wordt duidelijk als een driehoekje afgebeeld. Aan de rand van het kasteeldomein stond de pastorie.

De Engelse tuin

De manuscriptversie van de 'Carte topographique de Bruxelles et de ses environs', rond 1810 opgemaakt (en bijgewerkt tot 1821) door Guillaume De Wautier, geeft een laatste beeld van de eilandtuinen, die door Gaspard de Burbure aan het einde van de 17de eeuw werden aangelegd. Op de Primitieve kadasterkaart opgemaakt in 1829 heeft het domein een grondige transformatie ondergaan. Door de afbraak van de zuidelijke vleugel met de poorttoren in 1780-1782 was het kasteel naar het zuiden opengelegd. Het werd naar de heersende mode in een neoclassicistisch kleedje gestoken, symmetrisch, met een driehoekig fronton met een oculus boven het middenrisaliet, de twee lagere zijvleugels met dakkapellen en schilddaken, de witgepleisterde gevels strak geritmeerd. Zo verschijnt het tenminste op een litho van M. Vasseur uit de jaren 1870. Het patroon van de grachten die het kasteel en de eilandtuin omringden, was volledig vergraven. Op het nieuwe, door de beek omspoelde eiland neemt het kasteel een centrale positie in. Het kasteeleiland heeft een onregelmatige, min of meer ovale vorm gekregen en stroomafwaarts hiervan verbreedt de beek tot een langgerekte vijver met golvende oevers, een brede 'stroom' met bochten en uitstulpingen, die ook als reservoir dient voor de watermolen. De kleine cascades tussen de verschillende niveaus werden versierd met rotswerk om de 'natuurlijkheid' te accentueren. De bedoeling van deze veranderingen is duidelijk: de creatie van een tuin naar de nieuwe mode, een 'jardin à l'anglaise' van circa 20 hectare, waarin ook de "warande van de pastoor" en de vijvers voor de watermolen werden opgenomen.

Dit is geen geïsoleerd geval; tussen 1800 en 1820 (zwaartepunt rond 1810) ondergingen heel wat tuinen en parken – beperkt in oppervlakte en formeel, klas­siek-geome­trisch, 'Frans' of hoe ook genoemd – een dergelijke ro­man­ti­sche of vroeglandschappelijke mutatie. Vaak ging het om imitaties van rivierlandschappen. Te oordelen naar de afmetingen van de bomen op een litho uit 1829 van Paul Vitzhumb, werd deze Engelse tuin aangelegd door ridder Jacques de Pret de Calesberg uit Schoten bij Antwerpen, die in 1811 het domein van Wezembeek had overgekocht van de laatste heer van Wezembeek, Guillaume de Burbure de Wesembeek.

Opvallend in het kadasterbeeld is een pijpvormige uitstulping ongeveer 300 m stroomopwaarts van het kasteel, in de helling naar het kerkplein. Het verbrede uiteinde hiervan is een bron (het driehoekje op de Ferrarsikaart), die aan het einde van de 19de eeuw in een cirkelvormig, met steen omrand bekken werd gevat en 'Elvivabron' gedoopt werd. Dit vroeglandschappelijke park, gezien vanuit de omgeving van het kasteel in de richting van de kerk, wordt afgebeeld op de voormelde litho van Vitzhumb. De kerk staat op de achtergrond rechts in beeld. De vlakte tussen het kerkplein en het kasteel is gestoffeerd met bomen – een treurwilg (Salix alba 'Tristis') en een jonge conifeer, misschien een lork (Larix decidua) maar mogelijk ook een moerascipres (Taxodium distichum) – alleenstaand of in kleine groepjes. De treurwilg tekent zich af tegen het donkere massief – mogelijk eveneens moerascipressen – waaronder zich de 'Elvivabron' bevindt. Het park wordt van de buitenwereld afgeschermd door een dichte struikbeplanting en ook op de voorgrond is een struikmassief zichtbaar. Een tiental bomen torent boven de rest van de beplanting uit en behoort ongetwijfeld tot een oudere generatie van aanplantingen, onder meer de bomen (abelen, linden, eiken?) langs de oprit. Het nutsgedeelte van het domein – een ommuurde moestuin en een boomgaard – bevond zich naast de kasteelhoeve.

Melk, Elvivawater en waterkers

In dit beeld komt in de loop van de 19de eeuw nagenoeg geen verandering. Op de Primitieve kadasterkaart wordt de dreef naar de kerk nog als een rechte lijn weergegeven volgens het 18deeeuwse tracé, maar op de oudste stafkaarten (1877, 1893) is een duidelijke slingering te zien. Op de stafkaarten wordt ook het eilandje afgebeeld in de noordelijke lob van de vijver, ter hoogte van de watermolen. In 1869 werd het kasteeldomein van Wezembeek door Xavier de Pret openbaar te koop gesteld. Het werd gekocht door de kleinzoon van Guillaume de Burbure, Léon de Burbure de Wesembeek – advocaat, musicus en musicoloog, archeoloog en paleograaf, die het vanaf 1870 verhuurde aan zijn neef Oscar. Oscar de Burbure vestigde zich in 1890 definitief op het kasteel, werd burgemeester van Wezembeek en hield zich intensief bezig met de uitbating van het domein. De watermolen werd omgebouwd tot melkerij, waar ook melk- en cacaopoeder werden geproduceerd. De diverse bronnen in het domein – ook Elvivabron – werden eveneens commercieel uitgebaat: via tinnen buizen werd het water naar de 'laiterie' geleid en gebotteld. Het kasteel zelf werd gemoderniseerd (badkamer, verwarming met warme lucht, waterleiding) en tegen de zuidgevel werd een veranda gebouwd. Na een gedeeltelijke verwoesting door brand werd het kasteel in 1902 hersteld; een ingemetselde gedenksteen vermeldt ook de architect: Fernand Symons. De wijzigingen bleven grotendeels beperkt tot het verwijderen van de bepleistering, waardoor de traditionele bak- en zandsteenbouw werd blootgelegd en het homogene classicistische karakter teloorging. Het traditionalistische aspect werd nog verder versterkt toen het driehoekige fronton boven het middenrisaliet vervangen werd door getrapte dakkapellen.

In de voormalige pastoorswarande ten oosten van de bron was van 1943 tot 1972 een kampeerterrein gevestigd (dat nadien naar de vroegere boomgaard op de Warandeberg verhuisde), de kouters van de Warandeberg werden in de jaren 1960 verkaveld voor villabouw, aan de noordrand van de kasteelvijver werden eveneens villa's gebouwd en het kasteeldomein werd opgesplitst in twee grote eigendommen: een bij het kasteel en een bij de watermolen. Het parkgedeelte rond de bron werd een tijdlang gebruikt voor het kweken van waterkers en werd nadien aan verwildering prijsgegeven, samen met het voormalige kampeerterrein. Maar ondanks dit alles is de vroeglandschappelijke aanleg ook vandaag nog herkenbaar. In het kasteelpark komen bovendien nog heel wat bomen voor die vermoedelijk werden aangeplant in de vroege 19de eeuw, bij de aanleg van het landschappelijke park, onder meer de zwaar gehavende bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), dichtbij het dorpsplein rechts van de oprit, en enkele dikke zomereiken (Quercus robur) en zomerlinden (Tilia platyphyllos) in het bosplantsoen op de helling ten oosten van de vijver. Het meest in het oog springend zijn echter de moerascipressen (Taxodium distichum) aan de oostzijde van het kasteel, waarvan één een stamomtrek heeft van meer dan 7 m, de tweede dikste van België (maar niet vermeld in de lijst van 'kampioenbomen' van België in: Bomen in België. Dendrologische inven­taris 1987‐1992, onder redactie van J.C. Baudouin). Er staat ook een moerascipres met opgaande twijgen (Taxodium ascendens) naast het kasteel, zeldzaam, met zijn stam­omtrek van 2 m eveneens een kampioenboom.

  • BAUDOUIN J.C. e.a., Bomen in België. Dendrologische inven­taris 1987‐1992, Stich­ting Spoelberch‐Artois i.s.m. de Belgische Den­drolo­gische Vereni­ging, 1992.
  • CALUWAERTS R., Wezembeek-Oppem, van boerendorp tot woon­gemeente, Nieuwkerken-Waas, in Het Streekboek, 1992, p. 48-53, p. 57, p. 77-78.
  • DE MAEGD C., Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen – 2n: Vlaams Brabant, Halle-Vilvoorde, Gent, Snoeck-Ducaju en Zoon, 1977, p. 774-776.
  • DE DAMSEAUX E., La Belgique pittoresque. Album illustré des châteaux, Mons, Daquin, 1870-1878.
  • LAURENT R., De goederen van de Abdij van Ter Kameren in Brabant. Kaartboek 1716-1720, Brussel, Gemeentekrediet, 1996, p. 132.
  • LE ROY J., Castella et praetoria nobilium Bra­bantiae et coenobia celebriora [...], Antwerpen, H. Thieullier, 1696.
  • VAN LOO A. e.a., Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p. 528-529.
  • VERBESSELT J., Het parochie­wezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw (XII), Brussel, Koninklijk Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1972, na p. 232.
  • WAUTERS A., Histoire des environs de Bruxelles, VIII-b, originele uitgave 1855, Bruxelles, Ed. Culture et Civilisation, 1973, p. 509.

Bron: DENEEF, R., 2009. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Ten noordoosten van Brussel: Kampenhout, Kraainem, Machelen, Steenokkerzeel, Vilvoorde, Wezembeek-Oppem, Zaventem, Zemst, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs:  Deneef, Roger; Wijnant, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein de Burbure [online], https://id.erfgoed.net/teksten/146492 (geraadpleegd op ).