Bredene (WVL50)

Tekst van Bredene (https://id.erfgoed.net/themas/14525)

ALGEMENE SITUERING

Badplaats van 16.364 inwoners (31/12/2010) en 1.308 ha, gele­gen aan de Noordzee (Middenkust) in zand- (zeeduinen) en kleigronden (polders). Aan westzijde begrensd door de stad Oostende en het kanaal Oostende-Gent. De gemeente paalt ten zuiden en ten oosten respectievelijk aan de gemeentes Oudenburg en De Haan.

Het Bredens grondgebied werd in de loop der eeuwen aan westzijde gevoelig ingekrompen door opeenvolgende annexaties van de stad Oos­ten­de, voornamelijk in functie van de haveninfra­struc­tuur. Bij een laat­ste ge­meen­tegrenswijziging in 1970 werd de Prins Al­bertlaan (Bredene-Sas) en het gebied tussen het kanaal Oostende-Gent en de Brug­ge­steen­weg/ Plas­sendale­steen­weg over­ge­heveld.

De gemeente bestaat uit drie naar elkaar toegegroeide woonkernen: Bredene-Dorp met behouden landelijk karakter, voor het eerst vermeld in 1087, gelegen op een lage kreekrug van 400 op 200 meter, die het hoogste punt van de gemeente omvat. De stoep van de kerk ligt op 5,09 meter hoogte, Bre­de­ne-Sas, in essentie een arbeiderswijk, vanaf het einde van de 17de eeuw gegroeid rond­om de slui­zen van Sas-Slij­kens ten zuiden van de huidige Spuikom, Bre­dene-Dui­nen, een fami­li­ale bad­plaats, te­vens kam­peer­cen­trum van de Midden­kust, tot ontwikkeling gekomen vanaf de 20ste eeuw.

FYSISCH-GEOGRAFISCHE KENMERKEN

Het ontstaan en de evolutie van het gebied is een wisselwerking tussen het natuurlijk gegeven van reliëf, bodem en water, én de activiteiten van de mens om dit gebied eerst te beschermen tegen de zee en vervolgens te gebruiken voor allerhande activiteiten.

Bredene ligt in de kustvlakte waarbinnen twee gebieden kunnen onderscheiden worden: de duinen en de polders.

De duinen vormen een natuurlijke barrière tussen land en zee en bieden de noodzakelijke bescherming tegen overstromingen. Zonder de duinen zouden de achterliggende polders immers op natuurlijke wijze vanuit zee onder water kunnen komen omdat ze lager liggen dan het hoogwaterniveau.

Gedurende de middeleeuwen (vanaf 10de eeuw) zijn de duinen op natuurlijke wijze ontstaan door het opwaaien van strandzand naar het binnenland. Dankzij de begroeiing (gaande van gras tot bomen) wordt het zand gefixeerd, dit wil zeggen vastgehouden zodat het niet verder landinwaarts verplaatst. Doorheen de geschiedenis ging het duinzand soms opnieuw stuiven omdat de duinvegetatie zodanig aangetast was, vaak door overbegrazing.

Op het grondgebied van Bredene zijn de kustduinen ongeveer één kilometer breed vanaf de grens met gemeente De Haan tot Oostende. In absolute termen varieert de hoogte tussen vijf à zes meter tot lokaal meer dan tien meter. Op vele plaatsen gaat het strand geleidelijk over in duinen, en zorgt het opwaaiende zand voor versterking van de duinen.

Net achter de kustduinen treffen we ook nog zogenaamde "binnenduinen" aan: onder andere in het noordoosten van Bredene ter hoogte van het natuurreservaat "D’Heye" met uitloper in zuidwestelijke richting (richting kern Bredene). Dergelijke duinen zijn veel ouder dan de voorgaande, en zijn minder herkenbaar als duingebied. Ze hebben zich ontwikkeld bovenop de polderafzettingen.

In historisch opzicht werden de duinen vaak gebruikt voor beweiding van vee, voor houtopbrengst, en in mindere mate voor akkerbouw met (kleine) duinakkertjes. Gaandeweg zien we de duinen vanaf de 19de eeuw in twee richtingen ontwikkelen, hetzij naar een meer natuurlijk systeem (door het wegvallen van beweiding, houtopbrengst, akker), hetzij naar een meer bebouwde omgeving door de oprukkende kustbebouwing.

De kustduinen ten noorden van de Koninklijke Baan hebben grotendeels hun natuurlijk karakter behouden in een smalle strook die aan zeezijde relatief weinig begroeiing heeft, en aan landzijde een gevarieerde struweelbegroeiing (struiken) en duingrasland. Ten zuiden ervan werd ze gaandeweg bebouwd.

Achter de duinen treffen we de polders aan. De overgang tussen beide is vrij scherp en plots, maar in dit gebied moeilijk te herkennen door de bebouwing.

De kustpolders zijn geologisch opgebouwd met slikke-schorre-afzettingen, veen en geulafzettingen. Gedurende de laatste tweeduizend jaar hebben verschillende periodes van erosie en sedimentatie elkaar opgevolgd en gezorgd voor af- en aanvoer van klei en zand. De huidige bodemgesteldheid is het resultaat van deze processen.

De polder is vrij vlak en is er weinig reliëf maar de relatief kleine hoogteverschillen (tot circa twee meter) zijn wel bepalend geweest voor de evolutie en ingebruikname door de mens, en zijn nog steeds herkenbaar in het landschap. Ten zuiden van de Zandstraat en ten oosten van de Sluizenstraat ligt het reliëf een beetje lager (twee à drie meter boven gemiddeld zeespiegelniveau) dan ten noorden en ten westen ervan (drie à vier meter). Dit hoogteverschil is het gevolg van een iets andere bodemsamenstelling: de hogere delen hebben veelal een zandige bodem of rusten op een zandige ondergrond; de lagere daarentegen hebben veeleer een kleiige samenstelling met soms veen in de ondergrond. Die laatste gronden zijn soms ook door veen- of kleiontginning nog verder verlaagd.

De ontwikkeling en totstandkoming van deze structuren, evenals hun relatieve hoogteligging, wordt verklaard door de natuurlijke vorming en genese van de kustvlakte en de menselijke activiteit.

Bij het begin van onze tijdrekening bestond de kustvlakte uit een waddengebied, met getijdengeulen, slikken en schorren. Sommige gebieden kwamen al niet meer onder water en waren in de Romeinse tijd al bewoond en/of werden gebruikt voor bijvoorbeeld zoutwinning.

Langzaam slibde de kustvlakte verder op met als resultaat dat meer en meer gebieden hoger kwamen te liggen dan het hoogwaterniveau en slechts heel sporadisch nog onder water kwamen (bijvoorbeeld bij springtij of bij stormvloed).

Vanaf de vroege middeleeuwen (5de tot 10de eeuw) werden de polders geleidelijk in gebruik genomen voor beweiding, later voor bewoning en andere activiteiten (landbouwgebruik, ontginning grondstoffen als veen en klei). Naarmate de gebieden intensiever en permanent gebruikt werden, trachtte men door allerhande ingrepen het waterbeheer onder controle te krijgen. Hiervoor werden dijken én een netwerk van waterlopen aangelegd om overstromingen vanuit nog actieve getijdengeulen te voorkomen én om de interne waterbeheersing te organiseren. De natuurlijke geultjes en kreekjes van het schorrengebied werden vaak (zonder veel aanpassingen) aangewend voor en ingeschakeld in het interne afwateringssysteem en dit verklaart grotendeels de grillige en kronkelende loop van grachten, sloten en kanalen. Door dit drainagesysteem werden de gronden ontwaterd en dit leidde tot een algemene verlaging van het oppervlak, maar dit verschilt naargelang de ondergrond (zand , klei, veen); zand is van nature niet of nauwelijks onderhevig aan inklinking, waardoor die hoger liggen van bijvoorbeeld kleigronden. Deze kleine maar relevante hoogteverschillen zijn duidelijk afleesbaar op de reliëfkaart en stemmen overeen met de structuren van hoger gelegen zandgronden en lager gelegen klei- en veengronden.

Door die inklinking heeft zich ook het typische microreliëf gevormd in de graslanden, voor zover het geen gevolg is van menselijke activiteit (onder meer uitbrikken, ontvenen).

De polders rond Bredene werden wellicht tussen de achtste en tiende eeuw in gebruik genomen door de mens; daarom wordt het als "Oudland" bestempeld. Door de zeer geleidelijke ingebruikname werden gebruik en inrichting afgestemd op de natuurlijke factoren als bodem, reliëf en hydrologie. Aanvankelijk werden de schorren (die dus niet meer dagelijks onder water kwamen door getijdenwerking) als schapenweiden gebruikt.

Na verloop van tijd kreeg men de resterende geulen onder controle en/of isoleerde men gebieden door bedijking; hierdoor kon men ze intensiever gebruiken dan extensief weilandgebied, met bijvoorbeeld permanente bebouwing/bewoning, wegen, akkerland. Hierbij werd uitgegaan van de natuurlijke gesteldheid van het terrein, waarbij de hogere en drogere zones zich leenden voor wegen, bebouwing/bewoning en akkerlandgebruik. De lagere zones werden vooral als hooi- of graasweiden gebruikt. In dat opzicht wijzen we naar de oude kern van Bredene (Bredene-Dorp) die op zo’n hogere structuur ligt, maar dichtbij een lagere kom (ten oosten van Bredene, gebied doorkruist door het "Duivenkete Zwin") waar volgens de bodemkaart ook gronden uitgeveend werden.

Vanaf de volle middeleeuwen waren de kustpolders grotendeels in gebruik genomen voor landbouwactiviteiten en bestond de bebouwing uit kleine dorpen en gehuchten, en verspreide hoeves.

HISTORISCHE INLEIDING

Vroegste bewoning

Als gevolg van kleiafzettingen, werd bewoning mogelijk. Archeologische vondsten uit het einde van de 1ste tot het midden van de 3de eeuw wijzen op het be­staan van twee Gal­lo-Romein­se nederzettingen zogenaamd "Bredene I" en "Bredene II", respectievelijk gelegen ten oosten (Zuidoostwijk) en noordwesten (omgeving Sluisvlietlaan) van Bredene-Dorp. In "Bredene II" met ambachtelijk karakter lijkt de be­woning door te lopen tot het einde van de 3de eeuw. "Bredene I" betreft een grafplaats. Het terug overspoelen van de kust­vlak­te ener­zijds en de Ger­maanse invallen anderzijds stellen een einde aan de Gallo-Romeinse aanwezig­heid.

Mogelijk was tijdens de Romeinse tijd een zeehaventje, zogenaamd Portus Epatiacus gelegen tussen Oostende en Bredene.

Middeleeuwen

De kustzone begon door de voortdurende sedimentatie van klei- en zandlagen te verlanden. Tijdens de regressiefase van de 8ste tot de 11de eeuw vormde zich achter de nieuwe duinengordel, de zogenaamd Jonge Duinen een uitgestrekt schorrengebied met zoute vegetatie, dat door de bewoners van het hoger gelegen binnenland in gebruik werd genomen voor de begrazing van hun schaapskuddes. Er ontstonden noord-zuid gerichte wegen die de schaapsweiden of "marisci" verbonden met de aangrenzende zandsteek.

Bij nieuwe overstromingen rond 900 werd een brede zee-arm gevormd tussen Oostende en Bredene die tot in de omgeving van Oudenburg liep.

Op het einde van de 10de eeuw werden langs de kust grootschalige bedijkingswerken uitgevoerd. Aan oostzijde werd de Gentele, een dijk tussen Brugge en Blankenberge aangelegd. Ten westen kwam de Zijdelingdijk, voor het eerst vermeld in 1201, tot stand. Deze dijk liep vanaf Bredene-Duinen over de Blauwe Sluis en Plassendale tot Oudenburg, op Bredens grondgebied grosso modo volgens het tracé Duinenstraat, Sluizenstraat en Plassendalesteenweg.

Tussen 800 en 1100 werd de streek geteisterd door invallen van de Noormannen. De graven legden een verdedigingsgordel aan van ronde of vierkante torens, strategisch gebouwd op een verhevenheid of versterkt door aarden wallen en houten palissaden of diepe grachten. Deze waren gesitueerd langs invalswegen, bij een waterloop of nederzetting. Ook Bredene bezat een wachttoren, gelegen vlakbij de kerk en omgeven door grachten.

In 1087 wordt Bredene een eerste maal als "Bredena" vermeld in een document waar­bij de kerk en de omliggende schorrenlanden worden toe­ge­wezen aan de Noord-Franse bene­dictijnerabdij van Saint-Riquier. Deze schrif­te­lijke be­ves­tiging van een mondelinge akkoord van 948-954 impliceert de definitieve start van de ontginnin­gen en de op­rich­ting van de priorij. Abdijgronden strekken zich uit van hui­dige grens met De Haan (Klemskerke), tot voorbij de Konter­dam (Oos­tende).

De plaatsnaam 'Bredene' verwijst vermoedelijk naar een natuurlijke waterloop in slijkland. Naast "Bredene" (11de, 12de, 13de, 15de eeuw) en "Bredena" (11de, 12de eeuw) kwamen ook andere schrijfwijzen van het toponiem voor: "Bredenay" (11de, 12de, 13de eeuw), "Bredenai" (13de eeuw), "Bredenée" (13de, 14de eeuw) en "Bredené", "Breeninghe", "Breedeneed", "Breedeneed", "Bredenee", "Bredeune", "Bredenne", "Bredune", "Breedentwal" (15de eeuw).

Bredene behoort tijdens het ancien régime deels tot het Vynx-am­bacht en deels tot 's Heer Woutersambacht van 't Brugse Vrije.

De priorij en kerk werden circa 1206 in baksteen herbouwd. De priorij had een rechthoekige plattegrond aan de voorzijde voorzien van twee ronde hoektorens verbonden door een muur met poort, met aan zuidoostzijde een aanpalende, schuin daarop ingeplante kapel met aparte toren. De bakstenen priorijkapel verving vermoedelijk een ouder houten exemplaar. De priorij wordt reeds op het einde van de 12de eeuw ver­laten en in 1572 verwoest.

Het bouwwerk begrensd door het kerkhof, de vroegere Kerkstraat en de Dorpsstraat zou de stratenaanleg in het dorp gedetermineerd hebben, waarbij de oudste huizen omheen de oude torenfunderingen werden gebouwd. Ten noorden van de priorij lag de priorijhoeve, voor het eerst vermeld in 1403. Ze werd volledig omringd door waterlopen.

In de 16de eeuw zijn nagenoeg alle gronden te Bredene in cultuur ge­bracht; rondom kerk en priorij heeft zich een dorp gevormd met molen, ver­spreid over de gemeente zijn hoeven en huizen ontstaan, zie P. Pourbuskaart van het Brugse Vrije (1560‑1571).

De parochie ressorteerde oorspronkelijk onder het bisdom Doornik; in 1559 wordt het bisdom Brugge opgericht; de parochie Bredene wordt onderverdeeld bij de dekenij Damme, met een onderbreking van 1574 tot 1693 bij de dekenij Oudenburg. In 1801 wordt Brugge een dekenij afhankelijk van het bisdom Gent. In 1834 wordt het bisdom Brugge heringericht. Bredene behoort tot de dekenij van Gistel en vanaf 1873 tot die van Oostende.

Volgens opzoekingen verricht in de jaren 1920 was vanaf de 12de eeuw langs de kust, dicht bij de grens met Oostende een gehucht "Blutsie" of "Blutsyde" gelegen, die vermoedelijk ten gevolge van de bodemdaling van de Vlaamse kust in de tweede helft van de 16de eeuw verlaten werd.

16de-17de eeuw

Bredene-Dorp wordt tijdens de godsdiensttroebelen opgenomen in de Spaanse fortengordel rondom de stad Oostende, het laatste geuzenbolwerk. In 1599 wordt een fort gebouwd die het dorp omsluit, vermoedelijk opgetrokken met materiaal van de in 1572 verwoeste priorij. De kerk wordt met extra metselwerk en de aanleg van een gracht met aarden wal versterkt. De toenmalige vestingwerken waren blijkbaar niet bepalend voor het na het beleg van Oostende (1601‑1604) herstelde dorp; op de Fer­rariskaart (1770‑1778) zijn alle sporen verdwenen.

Na de val van Oostende (1604) leidt de geleidelijke inpoldering van het over­stro­mings­ge­bied rond Oostende tot het ontstaan van de zogenaamd "His­to­rische Polders van Oostende". Op Bredens grondgebied wordt hiertoe in 1612-1620 de Groenendijk omheen de Grote Polder van Bredene opgeworpen, waar­van het tracé nog deels be­waard is in Groenendijk­straat.

Circa 1623 wordt het kanaal Brugge-Oostende in gebruik genomen. Daartoe wordt een vaargeul gegraven vanaf de zeesluis te Plas­sendale (Oudenburg) door­heen het kre­kengebied van Bredene naar de nieuwe Oostend­se haven­geul ten oosten van de stad.

In 1669-1675 worden zee­sluizen gebouwd in de omgeving van het circa 1640 opgerichte fort Saint-Philippe. Het fort opgetrokken ter bescherming van de kanaaltoegang, wordt in 1671 uitgebreid met een gekroond hoorn­werk aan de overzijde van het fort (zijde Bredene). In 1782 wordt het fort Saint-Philip­pe en kroonwerk ontman­teld; het tracé is nog herkenbaar op een kaart van 1839.

18de-19de eeuw

In 1736 wordt de huidige Visserskapel gebouwd, opgetrokken ter vervanging van een ouder exemplaar (zie Kapelstraat).

In 1752, wordt de "Com­pag­nie der Zaeg­mo­lens" aan het Le­gil­lon­kanaal tus­sen het ka­naal Brug­ge-Oos­tende en­ de Gauwelozekreek opgericht. In 1755 zijn reeds 15 van de 16 molens in ge­bruik. De bedrijvig­heid leidt tot het ontstaan van de nieuwe wijk "Molendorp" met een eigen ka­pel ten zuiden van de sluizen op Sas-Zuid. In de eerste decennia van de 19de eeuw volgt de teloorgang van het zaagmolencomplex door toedoen van de Franse bezetting en de oor­logen van Napoleon. De laatste houtzaagmolen wordt afgebroken in 1841.

In 1857 wordt een zelf­stan­dige pa­ro­chie opgericht waartoe in 1868 een nieuwe kerk wordt gebouwd op Sas-Zuid, op de hui­dige hoek Prins Al­bert­laan/ Molen­dorpkaai (Oos­ten­de). De begraafplaats situeert zich ech­ter op Sas-Noord (Kerk­hof­straat) op grondgebied Bredene. In 1864 volgt de bouw van het Bre­dense ge­meen­te­huis op Sas-Noord langs de huidige Prinses Elisa­bethlaan, gelegen tegenover de slui­zen. De locatie is te ver­kla­ren door het hoog bewo­ners­aan­tal als gevolg van de ­hier ge­ves­tig­de han­del ge­richt op de haven, het ka­naal en de stad Oos­tende, zie onder meer was­se­rij­en, brou­we­rijen, ijs­fa­briek, hout­han­del, la­tere vis­ver­wer­king en elek­tri­ci­teits­cen­trale (1906-1988).

Het eerste sluizencomplex uit 1675 wordt in 1858 na een instorting vervangen door een paar meter meer landinwaarts gelegen zeesluizen.

Op het einde van de 19de eeuw worden wij­ken ten westen van de sluizen als "Mos­sel­hoek", "'t Var­retje" en "Coupure" gean­nexeerd bij Oosten­de en grosso modo ge­sloopt in het kader van de haven­uitbrei­ding, onder meer voor de aanleg van de hui­dige Spuikom. De bewo­ning ver­legt zich onder meer naar de omge­ving van de Nuk­kers­traat, de verbin­dings­weg naar Bre­de­ne-Dorp, op Sas-Noord. De aanvanke­lijke lint­bebou­wing aan weers­zij­den van het kanaal, zie Prins Albert­laan - sinds 1970 grondge­bied Oos­ten­de - en Prinses Eli­sa­bethlaan raakt nu ge­leidelijk ge­kop­peld aan het grosso modo geo­me­trische patroon van nieuw aange­legde stra­ten aan­sluitend op de oudere Nukker­straat en be­grensd door de Noor­d E­de/ Spuikom ten noorden en het ka­naal Brugge-Oostende ten zuiden. In 1954 wordt een nieuwe paro­chiekerk gebouwd in de nieuwe Saswijk na afbraak van de oude.

In 1871 wordt gestart met de herbouw van de kerk in Bredene-Dorp, voltooid in 1907.

In 1886 wordt de buurtspoorweg Oostende-Blankenberge, die via Bre­dene-Sas en Bredene-Dorp naar Vosseslag loopt, in gebruik genomen. In 1909 wordt de stoomtram vervangen door de elektrische trams.

20ste eeuw

Tussen 1900 en de Eerste Wereldoorlog wordt Bredene-Sas via een dambordvormig stratenpatroon tussen de vaart van Oostende naar Gent en de Noord Ede uitgebreid.

In het begin van de 20ste eeuw wordt de ontwikkeling van Bredene-Duinen als badplaats bescheiden ingezet. De Gent­se fi­lan­tro­pi­sche in­stel­ling "Werk der gezonde Lucht" koopt in 1900 een 12 ha groot domein op de duinrand waar een kinders­ana­tori­um wordt gebouwd, vanaf 1927 "As­trid" genoemd. Aan het kruis­punt Drif­tweg/ Kapel­­straat met de Dui­nen­straat ontstaan de eerste herber­gen met logies. De uitbouw van de Koninklijke Baan in 1902-1904, gevolgd door de aanleg van de parallel lopende kust­tram in 1905, werken de ontwikkeling van Bredene-Duinen in de hand. De eerste hotels "De Meiboom" en "L'Espérance" worden opgetrokken.

In 1903 wordt de eerste verkavelingsmaatschappij "S.A. Breedene-sur-mer lez-Osten­de" opgericht door de Gentse groot­grondbezitter R. le Grand, A. Gielen en groothan­de­laar A. Van­dersmissen, beiden uit Schaar­beek, en de Oostend­se wijn- en vishandelaar A. Pede. Architect P. de Groef uit Brussel tekent in 1905 een verkavelingsplan – een wegenplan zonder perceelindeling – waarin een radi­ale en een circulaire aanleg worden gecombineerd. Het verkavelde gebied wordt uiteindelijk maar voor een vierde gerealiseerd en situeert zich grosso modo tussen de Drif­tweg/ Kapel­straat ten noorden, tot aan de Park­laan ten westen, de Brussel­straat ten oosten en de Frankrijklaan ten zuiden. Het westelijk ge­deelte heeft een overwe­gend residentieel karak­ter getypeerd door een orga­ni­sche aanleg aan weerszijden van de cen­trale Zeelaan. Ten oosten van de Duinenstraat wordt de gemeente gekenmerkt door een meer "formele", "stedelijke" aan­leg voor Gent-, Golf-, Antwerpen- en Brusselstraat waarlangs rijbe­bou­wing in aan­slui­ting op de com­mer­ciële assen Ka­pel­­straat/ Drif­tweg en de Duinenstraat.

De verdere verkoop van bouwpercelen komt niet onmiddellijk van de grond. De vennootschap schrijft een internationale archi­tec­tuur­wedstrijd uit voor het bouwen van villa's, bun­ga­lows en an­dere cottages. Ondanks in­ter­nationale bekendmaking is de wedstrijd geen succes. Om de verkoop te stimuleren bouwt de vennootschap vil­la's voor eigen rekening bestemd om te verhuren of volledig afge­werkt te verkopen; bovendien staat ze in voor het eventuele afslui­ten van leningen en hypotheken. In 1907 worden aan de Driftweg twee ge­kop­pel­de, ec­lec­ti­sche "vil­la's", "L' Aube" en "Les Al­louet­tes" gebouwd, voorzien van een souterrain, log­gia en hoek­toren. In 1908 komen langs de Meeuwenlaan nog vier per twee gekoppelde woningen in eenheidsstijl tot stand, "Nie­be­lun­gen" / "Sieg­fried" en "Tou­rel­le" / "Zéphir" (nummers 21, 23), afge­stemd op het Duitse publiek.

Architect A. Daniels (Oostende) is de eerste particulier die een bouw­lot koopt en er naar eigen ont­werp de "Vil­la Ho­noré-Ma­fal­da" (zie Peter Benoitlaan) op­richt. Zijn voor­beeld wordt op­ge­volgd; aan de voor­avond van de Eerste Wereldoorlog telt Brede­ne-Duinen twaalf villa's en een eerste ‘apparmentsgebouw’ "Onze Rust", een houten con­struc­tie aan de Golfstraat, in 1911 opgetrokken door de Bredense aan­nemer G. Ver­sluys voor reke­ning van de Brus­selse deco­rateur F. Rul­lens. In 1905 wordt door de dienst Openbare Werken een duin­park aangelegd met aan­ge­paste be­plan­ting, trap­pen, ver­harde paden en op het hoog­ste punt, een rust­pa­vil­joen, "Spioen­kop" genaamd naar de Zuid-Afri­kaanse berg be­rucht tijdens de Boeren­oorlog (1899-1902).

In 1905 wordt langs de Drif­tweg, op een ­per­ceel bij de hoek met de Dui­nen­straat het "Hôtel de l'Espérance" gebouwd, tevens funge­rend als tramhalte in afwachting van het eigen­lijke wacht­huis­je (1912).

Ondertussen neemt het aantal handelszaken exponentieel toe, voornamelijk ten oosten van Duinenstraat, met onder meer de bouw van "Brouwerij De Kust", bak­kerij-patisserie, "Hôtel du Grand Air" en het "Hôtel d'An­vers" (1910-1911), allen aan de Kapelstraat. In 1908 wordt het "Hôtel de l'Espéran­ce" uitgebreid. In hetzelfde jaar wordt langs de Driftweg naast "L'Au­be" en "Les Allou­ettes" het luxeho­tel "Glibert" opgericht door de "S.A. Bree­de­ne"; in 1910-1911 uitgebreid met een iden­tieke vleu­gel.

In 1911 wordt een elektriciteitsverdelingsnet aangelegd op aandrin­gen van de "S.A. Breedene". De openbare elektrische verlichting wordt in 1913 uitgebreid.

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog heeft Bredene-Duinen zich aldus ont­wikkeld tot een badplaatsje met zekere standing in de lijn van de door de "S.A. Breedene" uitgestippelde ontwik­ke­ling, wel­iswaar niet met het verhoopte succes. De bebouwing beperkt zich tot enkele hotels en han­dels­za­ken, ... voornamelijk aan het kruis­punt Driftweg-Kapel­straat/ Dui­nen­straat en een twaalf­tal vakan­tiewoningen ten westen van de Duinenstraat. Van echte we­gen­aan­leg en rio­le­ring is er nau­we­lijks sprake.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt een Duitse artilleriebatterij opgericht in de noordoosthoek van gemeente, tijdens het interbellum uitgebaat als mu­seum en ontmanteld in jaren 1950, zie huidig toponiem Bat­ter­ij­straat.

De geringe oorlogsschade leidt tot een snel her­vat­ten van de toe­ristische activiteit, zij het op bescheiden schaal en met een verschuiving van elitair naar soci­aal toerisme. Het minder mondaine karakter, de onbe­bouw­de dui­nen en de af­wezigheid van een zeedijk maken Bredene-Duinen tot de uit­ver­koren plaats voor de vestiging van kinderhomes, allen gelegen in de lage duinzone tussen de Kapelstraat en de Koninklijke Baan. circa 1920 wordt het luxeho­tel "Gli­bert" omgevormd tot sana­to­rium van het "Nationaal Werk ter be­strijding van de tering", later gekend onder de naam "Instituut R. de Grim­berg­he". "Home de Breedene" naar ontwerp van architect J.B. De Win (Brussel) wordt circa 1922 opgetrokken (Kapel­straat nummer 34). In 1926 wordt door Ko­nin­gin Eli­sa­beth de eer­ste steen gelegd van de "Home des Enfants du Hainaut" naar ontwerp van archi­tect J. Eg­gerix (Brussel) (Kapelstraat nr. 88). In 1925 wordt het "Rustoord Ons Volk" in de Golfstraat geopend als vakantieverblijf voor de leden van de "Christelijke Werklie­denbond St.-Andries" uit Antwerpen. Samen met de "Floréal" te Blankenberge, is dit het eerste vakantiehuis van de syndicale beweging, aan de Belgische kust en een voorbode van "De wet op het betaald verlof" (1936).

De toeristische bedrijvigheid wordt tijdens het interbellum uitgebreid met kleinere in­stel­lin­gen in de Dui­nen­straat en wat later ook in de Gent­straat. Tal­rijke kinder­pensions vullen het aanbod aan. Er worden nieuwe hotels opgetrokken, onder meer "Helvetia", "Cosmopolite" en "Belle Vue" aan Kapel­­straat. In 1929 wordt "l'Aurore" opgericht, het laatste der grote hotel-pensions.

De strook grond tussen de Kapelstraat/ Driftweg en de Ko­nink­lijke Baan krijgt in de omgeving van het zogenaamd "Duinen­gat" tegenover het commerciële centrum, een recreatieve functie met een tennisveld aan de overkant van het "Hôtel d'Anvers", lusttuinen, mini-golf, staande wip, en voornamelijk het modernistische casino naar ontwerp van architect G. Lingier (Bredene) met bijhorende rolschaatsbaan en tennisvelden. De nutsvoorzieningen worden verbeterd. Er worden een nieuw tramstation en politiekantoor opgetrokken ter hoogte van het "Duinengat".

Er ontstaat een nieuwe toeristische kern ten oosten van de vooroor­logse verkaveling, nabij de grens met Klemskerke (De Haan), voornamelijk uitgaand van de maatschappij "Belgian Littoral Cie S.A.".

In 1923 wordt de paardenrenbaan aan de Koers­laan, ten noorden van de toen als mu­seum uit­ge­bate "Bat­terij Deuts­chland" uit de Eerste Wereldoorlog geopend. In dit kader wordt ook een nieuw huis­je voor de kust­tram gebouwd, nu met spooraftakking naar ren­baan. Er ontwikkelt zich tevens een nieuwe, kleine verkaveling Zeepaadje/ Duinhoeven­laan/ Duindoornstraat in de hoek Kapellestraat/ Koerslaan.

Circa 1923 wordt "Maria-Duyne Bun­ga­low City", een con­cen­tri­sche villaver­ka­ve­ling met als cen­trale as de oude Klems­kerk­estraat aangelegd, gelegen achter de Vis­serskapel en het vakantiehome voor personeel van maatschap­pij Vaxilaire (1924) aan het kruispunt met de Ka­pellestraat. De verkoop kent weinig succes; in 1940 bestaat de wijk nog maar uit acht villa's.

In 1933 wordt de eerste camping opgestart door Bre­denaar Oscar Devos. Nog vier kam­peerter­reinen volgen, die de aanzet vormen voor de uitbouw van de inmid­dels sterk uitgebreide kam­peer­ter­rei­nen en va­kan­tie­par­ken in het noordoostelijk deel van de ge­meente.

Bovendien wordt Bredene-Duinen in 1936 een onafhankelijke paro­chie. De voorlopige kerk uit 1926 ten westen van de Duinen­straat in het "over­gangs­gebied" commercieel centrum/ residen­tiële ver­kave­ling, wordt in 1937 vervangen door nieuw bedehuis.

Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog zijn de gronden van "S.A. Bree­de­ne" nog maar voor een vierde verkaveld. Het residentiële ge­deelte is begrensd door de Duinenstraat, Driftweg, Park- en Frank­rijk­laan; het stratenplan volgt grosso modo de voor­ziene aan­leg, met meer dan helft van de percelen nog onbebouwd. Ten oosten van de Dui­nen­straat is de aan­leg strakker uit­ge­val­len in aanslui­ting op de com­merciële assen Kapel­­straat/ Dui­nen­straat met rij­bebou­wing. De Gent- en Golf­straat hebben nog meerdere vrije bouw­loten, de Antwer­pen- en Brus­selstraat zijn nog nauwelijks bebouwd.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt het grondgebied van Bredene opgenomen in de Duitse uit­bouw van de Atlantikwall, zie reste­rend bun­ker­com­plex in de duinstrook en sporen van antitankgracht aan weers­zijden van de Slui­zenstraat. Bredene-Sas en -Duinen lopen oorlogs­schade op. De paardenrenbaan langs de Koerslaan wordt vernield. Op 9 september 1944 lijdt het deel van de Kapelstraat tussen de Gentstraat en de Duinenstraat zware oorlogsschade ten ­ge­vol­ge dyna­mi­te­ring van muni­tie­op­slag­plaat­sen in dui­nen.

Na de Tweede Wereldoorlog worden de grote hotels zoals "l'Espérance" en "Anvers" en het "In­sti­tuut R. de ­Grim­berghe" niet hersteld of herbouwd. De vrij­ge­maak­te gron­den worden ingenomen door onder meer een cine­ma, win­kels en pensions. Op de plaats van het voormalige sana­torium worden villa's gebouwd.

De rol van sociaal kuuroord verdwijnt in de loop van de jaren. Kinderhomes krijgen een andere bestemming. "Astrid" wordt gesloopt en in 1984 vervangen door een gelijknamig appartementsgebouw (Kapel­straat nr. 58), dat samen met de "Nautillus" en "Callista" op de wijk Groenendijk, de enige hoogbouw te Bredene vormt. De gemeente ontwikkelt zich na de Tweede Wereldoorlog tot hét kampeercentrum van de Midden­kust. Circa 1970 zijn alle onbebouwde gronden aan de Kapelstraat en de Koningin Astridlaan in gebruik als kampeerterrein. Vanaf het midden van de jaren 1970 wordt de hele zone tussen de Kapelstraat en Koninklijke Baan, vanaf de "Astrid" tot aan de Klemskerkestraat, met uit­zon­der­ing van enkele ho­mes ontruimd in functie van de rea­li­satie van het openbaar recrea­tiepark "Pael­steen­veld" uit 1981-1985, conform de voor­ziene bestemming in het gewestplan Oos­ten­de-Mid­den­kust (Koninklijk Besluit 26/1/1977). De daar gelegen campings worden rich­ting bin­nen­land verplaatst, zie huidige locatie in het gebied begrensd door Kapel­-, Duin-, Zand- en Klem­skerk­estraat.

Vanaf de jaren 1950 stijgt het aantal seizoenuitbatingen: kleine eethuizen, ijssalons, dancings, cafés en lunaparken vullen het vooroorlogse aanbod aan. Er ontstaan ook enkele nieuwe ho­tels, als "Eu­ro­pa­ho­tel" (1962) en "Golf" (1987), respectievelijk gelegen aan de Kapel- en de Golfstraat.

In 1960-1962 wordt het sociaal vakantiever­blijf "Blut­sy­de" met bijhorend wandelpark opgericht aan de Koers­laan (nummer 61).

Te Bredene-Dorp ontstaan nieuwe straten om aan de nood tot huisvesting van de toegenomen bevolking te voldoen. Tijdens het interbellum worden de Molenstraat en Guido Gezelle­straat tus­sen Dorp‑ en Sluizenstraat aangelegd. De daarop aansluitende "Priorijwijk" ten zuiden van de dorpskom, komt vanaf het einde van de jaren 1960 tot stand. De Molenstraat wordt in een boog naar de kerk toe doorgetrokken, en omsluit de nieuwe wijkstraten Benedictijnen‑, Monniken‑, Sint‑Riquierstraat. Langs de Molenstraat wordt een nieuwe begraafplaats aangelegd.

Eind jaren 1960 wijzigen sane­ringswer­ken het dorpsbeeld ingrijpend. Door het slopen van het, voornamelijk uit de 18de en 19de eeuw daterende huizenblok tussen de Kerk‑ en Dorps­straat, ontstaat voor de kerk het huidige dorpsplein met park en sportaccommodatie.

Uit de jaren 1970‑1980 dateren de Priorijhofstraat ten noordwesten van de kerk en de wat verderaf gelegen Ploegstraat. Inmiddels wordt ook de Fritz Vinckelaan (1968‑1969) verlengd op het tracé van de voorma­lige buurtspoorweg; deze "nieuwe" verbinding Brede­ne‑Sas/ ‑Dorp impliceert de heraanleg van het kruispunt Dorp‑/ Duinenstraat en de genoemde laan, sinds 1956 tevens locatie van de watertoren die het dorpsbeeld domineert.

Vanaf de jaren 1920 ontwikkelt de Nukkerwijk zich als uit­brei­ding van de be­bou­wing vanaf de Nuk­ker­brug (1959) over de Noor­d E­de, rich­ting Bre­dene-Dorp en -Duinen. Vanaf 1952 worden sociale verkave­lin­gen aangelegd door maat­schap­pij "De Oos­tendsche Haard" ten zuiden van de Fritz Vin­ckelaan op het tracé van de voorma­lige buurt­spoor­weg.

In Bredene-Duinen wordt in 1955 het minia­tuur verkeers­park Lebur­ton gelegen tussen het politiekan­toor en het voorma­lig ca­sino ingehuldigd. De strandtoegang wordt veiliger gemaakt door twee voetgangstunnels, aan het "Duinengat" daterend uit 1958 en bruggen over de Koninklijke Baan. circa 1970 volgt de aanleg van de parking ter hoogte van park Lebur­ton­. In 1960-1961 worden de straten verhard in het residentieel gedeelte van de ver­ka­ve­ling "S.A. Bree­de­ne", wat leidt tot een toename van be­bouwing met villa's en andere woningen binnen de vooroorlogse begren­zing. In 1969-1970 wordt de zone tussen de Kapelstraat/ Driftweg en de Koninklijke Baan versmald door de ontdubbeling van de Koninklijke Baan aan zuidzijde. Het casino wordt in de jaren 1990 gesloopt.

De jong­ste de­cen­nia worden gekenmerkt door een versneld naar elkaar toe­groeien van de woonkernen en oudere wijken als Blauwe-Sluis, Groenendijk, ... ­ten­ ge­volge systematische ver­kave­lin­gen van sociale en residentiële aard waarbij uitzonderlijk geopteerd wordt voor hoog­bouw zie appartementsgebouwen "Nauti­lus" en "Cal­lis­ta" uit jaren 1960-1970 op wijk Groenen­dijk. Hier­aan ge­kop­pel­d vindt een ver­schui­ving plaats van ini­tiële func­ties: het ge­meen­te­huis van 1992, politiekantoor in aan­sluitende bouwtrant en post­kan­toor met ex­pressie­vere vormgeving, alle naar ontwerp van archi­tectenbureau M. Fe­lix-L. Glo­rieux (Oosten­de), thans samenge­bracht aan het nieuwe Cen­trumplein halverwege Bre­dene-Dorp en Bredene-Dui­nen.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

Bredene bestaat uit drie kernen, met name het oude Bredene-Dorp (oudste vermelding van Bredene in de 11de eeuw), Bredene-Duinen, een kustplaats ontstaan vanaf begin 20ste eeuw, en Bredene-Sas.

De aanleg van de Koninklijke Baan in 1902-1904, en parallel hiermee de kusttram in 1905 werken de ontwikkeling van Bredene-Duinen in de hand, in 1903 wordt een verkavelingsmaatschappij opgericht. In het verkavelingsplan van 1905 worden een radiale en circulaire aanleg gecombineerd. Het verkavelde gebied wordt uiteindelijk maar voor een vierde gerealiseerd en situeert zich grosso modo tussen de Drif­tweg/ Kapel­straat ten noorden, tot aan de Park­laan ten westen, de Brussel­straat ten oosten en de Frankrijklaan ten zuiden. Het westelijk ge­deelte wordt overwe­gend getypeerd door een orga­ni­sche aanleg aan weerszijden van de cen­trale Zeelaan. Hier bouwt de maatschappij gekoppelde eclectische villa's, gericht op het Duitse publiek. Ten oosten van de Duinenstraat wordt Bredene-Duinen gekenmerkt door een meer "stedelijke" aan­leg (Gent-, Golf-, Antwerpen- en Brusselstraat) met rijbe­bou­wing in aan­slui­ting op de com­mer­ciële assen Ka­pel­­straat/ Drif­tweg en de Duinenstraat. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog heeft Bredene-Duinen zich ont­wikkeld tot een badplaatsje met een zekere standing in de lijn van de door de "S.A. Breedene" uitgestippelde ontwik­ke­ling. Dit is echter geen succes: de bebouwing beperkt zich tot enkele hotels en han­dels­za­ken,... voornamelijk aan het kruis­punt Driftweg-Kapel­straat/ Dui­nen­straat en een twaalf­tal vakan­tiewoningen ten westen van de Duinenstraat. Na de Eerste Wereldoorlog vindt er een verschuiving plaats van elitair naar meer sociaal toerisme: Bredene is immers door het ontbreken van een dijk de ideale locatie voor kinderhomes. Aan de Koerslaan wordt in 1923 een paardenrenbaan ingericht. Vanaf 1933 worden een aantal campings opgericht in het oostelijk deel van Bredene-Duinen. Sinds 1936 is Bredene-Duinen een onafhankelijke parochie, in 1937 nieuwe kerk. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog zijn de gronden van "S.A. Bree­de­ne" nog maar voor een vierde verkaveld. De rol van sociaal kuuroord verdwijnt grotendeels na de Tweede Wereldoorlog. Bredene wordt wel hét kampeercentrum van de middenkust (aan het begin van de 21ste eeuw zijn er circa 25 campings).

In het westelijk deel van Bredene-Duinen is de oorspronkelijke bebouwing met (gekoppelde) villa's met cottage- en regionalistische inslag voor een deel bewaard. Een uitzondering vormt de modernistisch uitgewerkte Driftweg nummer 77. Deze bebouwing wordt echter de laatste jaren steeds meer vervangen door grootschaliger nieuwbouw, waardoor de ensemblewaarde van de villa's wordt aangetast. De op een hoek gelegen, archtitecturaal verzorgd eclectische villa "Duinrust" (zie Hendrik Conscienceplein nummer 2) van 1908, uitgewerkt met erkertjes, torentjes en dakkapellen is heel beeldbepalend gelegen bij de kerk van Bredene-Duinen. Deze Sint-Theresiakerk (zie Hendrik Consciencelaan) dateert van 1947. De eerste (nu voormalige) kerk van 1926 in een eclectische, kasteelachtige architectuur is nog bewaard (zie Hendrik Consciencelaan nummer 1). In het oostelijke deel van Bredene-Duinen worden de straten gekenmerkt door lintbebouwing met onder meer (bel-etage)woningen uitgewerkt met erkers (bijvoorbeeld Gentstraat). Hier ook panden met inslag van de nieuwe zakelijkheid (zie Golfstraat nummer 39). Een aantal (voormalige) pensions zijn bewaard, onder meer het 'kinderpension' aan de Driftweg nummers 123-125 en het "Pension Zomerlust" aan de Peter Benoitlaan nummer 26 met typisch opschrift.

Het voormalige "Home des Enfants du Hainaut" van 1923-1924 is bij Ministerieel Besluit van 25/07/2008 beschermd als monument (zie Kapelstraat nummer 88). Het vroeg 20ste-eeuwse duinpaviljoen (zie Kapelstraat zonder nummer), gelegen in het duinpark ten noorden van de Koninklijke Baan, is als exponent van de strandcultuur beschermd als monument bij Ministerieel Besluit van 11/06/2009. Ook de 'Tramstatie' van circa 1923 (zie Koninklijke Baan zonder nummer), met een late art-nouveau-inslag, vormt een belangrijk element van de kustinfrastructuur. De 18de-eeuwse Visserskapel, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw-ter-Duinen (zie Kapelstraat zonder nummer/ Klemskerkestraat), is beschermd als monument bij Ministerieel Besluit van 22/09/1982, de omgeving is beschermd als dorpsgezicht.

Tussen de kernen van Bredene-Duinen, Bredene-Dorp en Bredene-Sas worden verbindingsstraten, zoals de Duinenstraat en de Fritz Vinckelaan, gekenmerkt door eenvoudige burgerhuizen (twee bouwlagen) en/ of lage arbeidershuizen. Bij de arbeidershuizen vallen enkele verzorgde samenstellen op met een parement van geglazuurde of kleurrijke baksteen en dakkapel(len) onder gebogen fronton (bijvoorbeeld Fritz Vinckelaan nummers 23-25, Duinenstraat nummer 211). Een aantal interbellumburgerhuizen met typische betegeling zijn bewaard, onder meer op de Prinses Elisabethlaan.

Bredene-Dorp wordt gekenmerkt door de Sint-Rickierkerk, een neogotische kerk van 1871-1876 naar ontwerp van architect P. Buyck (zie Kerkstraat zonder nummer/ Dorpsstraat) met bewaard kerkhof, de voormalige zusterschool (zie Dorpsstraat 142-144), de neogotische pastorie van 1908 (zie Kerkstraat nummer 8) en enkele dorpswoningen.

De kleine kern van Bredene-Sas - ingeklemd tussen de spuikom ten noorden en de vaart Oostende-Gent ten zuiden - wordt gekenmerkt door de Sint-Jozefskerk (zie Dokter M. Vanden Wegheplein zonder nummer), het "Oud gemeentehuis van Bredene" (zie Prinses Elisabethlaan nummers 15-17) en de gebouwen van het "Koninklijk Werk Ibis" (zie Prinses Elisabethlaan nummers 1-2), een stichting van 1906, oorspronkelijk een weeshuis en school voor visserskinderen.

Brugsesteenweg zonder nummer (bij nummer 37). Een aantal militaire bouwwerken uit de Tweede Wereldoorlog zijn bewaard op grondgebied Bredene. Een geschutsbunker, de enige resterende bunker deel uitmakend van het Panzer Steunpunt Blaue Schleuse ter verdediging van de havenstad Oostende, is beschermd als monument bij Ministerieel Besluit van 26/02/2007. Het steunpunt maakt deel uit van de Atlantikwall door de Duitsers aangelegd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze linie besloeg de hele kust vanaf de Golf van Biscaje tot aan de Noordkaap. De restanten van de spoorwegbatterij (zie Koninklijke Baan zonder nummer) E 690 zijn beschermd als monument bij hetzelfde Ministerieel Besluit.

In zuidoosthoek van de gemeente is nog een vrij groot landelijk gebied, aansluitend bij het poldergebied van De Haan en Oudenburg, bewaard. Meestal gaat het om typische polderhoeves: witgekalkte baksteenbouw boven gepekte plint. De imposante boerenhuizen, meestal met opkamer onder hogere nok, sluiten door de aansluitende stallingen aan bij het langgstrekte type. De hoeves aan de Blauwvoetlaan en de Kwadestraat bewaren een achtergelegen rosmolen.

  • Bredeniana. Jubuleumboek 900 jaar Bredene, Bredene, 1988.
  • BAETEMAN C., De Holocene geologie van de Belgische kustvlakte, In Geological Survey of Belgium - professional paper, 2008/2 nr. 304, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen – Belgische Geologische Dienst en Vrije Universiteit Brussel.
  • CLYBOUW K., 1030 jaar Bredene. Op zoek naar onze priorij, Zedelgem, 1989.
  • CUYPERS J.M., Bredense straatnamen, in Jaarboek Ter Cuere, 1994, p. 35-77.
  • DELANGHE J.E., De plaatsnaam Breden-Breeninge, in Biekorf, jg. 93, 1993, nr. 1, p. 35-36.
  • DESOPPER G., Bredene en de Blauwe Sluis, in Jaarboek Ter Cuere, 1996, p. 97-107.
  • EECKHOUT R., 't Sas en Breninge al een tijdje geleden, Bredene, 1993.
  • EECKHOUT R., Zoeklicht op Bredene. Historische gegevens en wetenswaardigheden, Bredene, 1968.
  • GEVAERT B., De badplaats Bredene 1870-1920, van "Koninklijk strand" tot sociaal kuuroord, in Bredeniana. Jubileumboek 900 jaar Bredene, Bredene, 1988, p. 94-103.
  • GEVAERT F.., Het zaagmolenpark te Bredene (1752-1842), in Bredeniana. Jubileumboek 900 jaar Bredene, Bredene, 1988, p. 18‑68.
  • GEVAERT F., Historisch-geografisch repertorium van Bredene, in Bredeniana. Jubileumboek 900 jaar Bredene, Bredene, 1988, p. 18‑68.
  • Jaarboek Heemkring "Ter Cuere", Bredene, 1994 -1995.
  • Le Littoral. Breedene-sur-Mer (lez-Ostende). Une nouvelle station balnéaire aux limites est d'Ostende, sine loco, sine dato.
  • HANDSCHOENWERKER E., 2. Oude villawijk - Bredene Duinen, in Jaarboek Ter Cuere, 1987, p. 71-89.
  • ROTSAERT D., Toponymisch glossarium van Bredene. Van Aalstraat tot Zwin, in Bredeniana. Jubileumboek 900 jaar Bredene, Bredene, 1988.
  • TAVERNIER R., MOORMANN F.R., AMERUCKX J.B., 1954, Bodemkaart van België – kaartblad Bredene 22 W en verklarende tekst, schaal 1/20.000, Centrum voor Bodemkartering
  • VERHULST A., Landbouw in Middeleeuws Vlaanderen, 1995, uitgave Gemeentekrediet.

Bron: DELEPIERE A., DEVOOGHT K., GILTÉ S. & VANNESTE P. 2011: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Bredene, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL50, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Delepiere, Anne Marie; Vanneste, Pol; Gilté, Stefanie; Devooght, Kristien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bredene [online], https://id.erfgoed.net/teksten/139114 (geraadpleegd op ).