Modernistische woningblokken

Tekst van Modernistische woonblokken Onze Woning (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/206853)

Monumentaal modernistisch wooncomplex met 205 sociale wooneenheden en elf winkels, in 1938-1939 gebouwd door de huisvestingsmaatschappij Onze Woning naar ontwerp van Gustaaf Fierens.

Historiek en context

Sociaal wooncomplex aan de Nationalestraat in Antwerpen, bestaande uit twee woonblokken (ook gekend als de "Fierensblokken") ingeplant op het bouwblok Nationalestraat, Kronenburgstraat, Van Craesbeeckstraat en Willem Lepelstraat. Het complex werd gebouwd in opdracht van Onze Woning (heden Woonhaven), een lokale Maatschappij voor Goedkope Woningen die in 1929 werd opgericht door de Commissie van Openbare Onderstand (C.O.O.) van Antwerpen. Onze Woning ontplooide onmiddellijk na haar oprichting een enorme bouwactiviteit. In het kader van de krotopruiming bouwde de maatschappij een aantal opmerkelijk modernistische complexen in de binnenstad en de 19e-eeuwse gordel. Deze volgden allemaal de typologie van de zogenaamde Weense Hoven waarbij woonblokken van vijf tot tien bouwlagen rond gemeenschappelijke binnenkoeren worden geschikt. Deze appartementsgebouwen zijn beïnvloed door de idee van de ‘Existenzminimumwoning’ (de ‘woning voor het bestaansminimum’), die op de CIAM-congressen (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne) van 1929 in Frankfurt en 1930 in Brussel werd ontwikkeld als een nieuwe rationele benadering van het sociale wonen. Essentieel in het model was de combinatie van wooneenheden met een beperkte oppervlakte (wooncellen) met gemeenschappelijke binnen- en buitenruimtes. De appartementen zelf waren voor die periode vaak van hoge kwaliteit en modern uitgerust, met een ingerichte keuken, stromend warm, afvalkokers, (gezamenlijke) wasgelegenheden, en soms centrale verwarming.

Onze Woning sprak voor de bouw van deze complexen gerenommeerde architecten aan: aanvankelijk Alfons Francken en vanaf de latere jaren 1930 ook Hugo Van Kuyck en Gustave Fierens. Het eerste complex werd opgetrokken aan het Stuivenbergplein (voltooid in 1931, architect Alfons Francken). In de loop van de jaren 1930 volgden er nog vijf: aan de Geelhandplaats (voltooid in 1934, Alfons Francken), aan de Halenstraat (1937, Hugo Van Kuyck), aan de Arsenaalstraat-Kloosterstraat (1937, Alfons Francken), en de Fierensblokken aan de Nationalestraat (1939, Gustave Fierens). Ook buiten de stad bouwde Onze Woning nog een gelijkaardig complex: de Canadablokken op de Luchtbal (1939, Hugo Van Kuyck). Op de Canadablokken na, die 434 appartementen telden, was het complex aan de Nationalestraat het grootste. De Fierensblokken en de Canadablokken werden gelijktijdig opgetrokken van 1937 tot 1939 en zijn de laatste twee complexen van de reeks.

De Fierensblokken werden in het kader van stadssanering opgetrokken in de wijk Sint-Andries, vlak naast het Instituut voor Tropische Geneeskunde, een art-decocomplex dat een aantal jaren eerder werd voltooid (1933). Onze Woning had de voormalige gasfabriek tussen de Kronenburgstraat, Nationalestraat en Lepelstraat aangekocht met het doel op het vrijgemaakte terrein woningen te bouwen. Voor het ontwerp sprak de sociale woningbouwmaatschappij de Antwerpse architect Gustave Fierens aan. Fierens was al werkzaam vanaf 1905, en bouwde aanvankelijk in een eclectische beaux-artsstijl of een gematigde art nouveau. Tijdens de jaren 1920 en 1930 evolueerde zijn architectuur van een sobere art deco naar een gematigd modernisme (met art-decokenmerken). De woonblokken aan de Nationalestraat zijn representatief voor deze latere periode in zijn oeuvre.

De bouwaanvraag voor het complex, met in totaal 205 woongelegenheden waarvan 194 appartementen en elf winkels met woonfunctie, werd goedgekeurd in 1938. Het complex werd opgetrokken in een voor die tijd vooruitstrevende constructie in gewapend beton met niet-dragende wanden in metselwerk. Deze werd uitgevoerd door de firma Van Riel en Van den Bergh (Entreprises Générales de Construction Van Riel & Van den Bergh), concessionaris van het Franse Bétons Armés Hennebique en gespecialiseerd in gewapend-betonconstructies.

Architectuur

Het complex is gelegen in het centrum van de stad Antwerpen en bestaat uit enerzijds een hoofdblok op nagenoeg vierkante plattegrond met binnenkoer, omgrensd door Nationalestraat, Kronenburgstraat, Van Craesbeeckstraat en Willem Lepelstraat, en anderzijds een achterliggend lager blok aan de Van Craesbeeckstraat.

De omvang van de gebouwen is opmerkelijk: het is het grootste sociale woningbouwcomplex uit het interbellum in de Antwerpse binnenstad. De appartementen aan de Nationalestraat kijken uit over het Tropisch Instituut, eveneens een groot modernistische complex uit het interbellum,

Het hoofdblok aan de Nationalestraat bestaat uit vier hoge vleugels onder platte daken, geschikt omheen een groot centraal binnenplein, dat toegankelijk is via twee hoge rondboogpoorten in de Van Craesbeeckstraat. Op de hoek Nationalestraat/Kronenburgstraat onderbreekt één lager, ouder pand het complex. De vleugel aan de Nationalestraat telt zeven bouwlagen en is daarmee één bouwlaag lager dan de rest van het complex.

Alle vleugels bevatten wooneenheden, met aan de Nationale- en Kronenburgstraat op de benedenverdieping winkels. Aan de Van Craesbeeck- en de Willem Lepelstraat scheidt een groenstrook met verzorgde lage afsluitingen met buisvormig ijzerwerk, de woningen van de straat af.

Het bouwblok is opgetrokken in betonbouw met gevelparementen van gele baksteen met verzorgd voegwerk. Aan de Nationale- en de Kronenburgstraat vormen de twee onderste bouwlagen een monumentale, met donkerbruine keramische tegels beklede sokkel voor de hoger gelegen, grotendeels uitkragende woonverdiepingen. Daarbij is de tweede sokkelverdieping uitgewerkt als een mezzanino met lagere raampartijen, bedoeld als woonverdieping voor de uitbaters van de onderliggende winkels. De gevels aan de binnentuinzijde zijn afgewerkt met rode baksteen en zichtbare beton voor de balkons.

De horizontaliserende vensterpartijen aan de buitengevels van het bouwblok bepalen het algemene beeld van het exterieur van het complex. In de Willem Lepelstraat zorgen de twee met donkere tegels omlijste smalle deur- en traptraveeën voor verticale accenten. De gevel in de Van Craesbeekstraat is de meest expressieve, met de twee hoge rondboogpoortdoorgangen en de uitspringende balkons die de hoeken accentueren. Architect G. Fierens gaf het eenvormige programma een opmerkelijke afwisseling in de afwerking van elke voorgevel. Geen enkele façade is identiek aan de andere, al worden ze harmonisch met elkaar verbonden door een sterk gelijkende volumewerking met uitkragende zones, die samen met het metselwerk met typische diepliggende voegen de nodige dynamiek verleent.

Terwijl in de straatgevels het horizontaliserende domineert, werden de gevels aan de binnentuin verticaliserend opgevat, met trappenhallen die van onder tot boven verlicht worden door een brede lichtstraat van glas, gevat in een metalen frame en boven elkaar liggende uitspringende betonnen dubbele balkonstroken.

Wat opvalt in dit complex is het verzorgde materiaalgebruik en de verfijnde bouwpolychromie, met een lichte en een warmer getinte gele baksteen, blauwe hardsteen en bruine tegels, die de opbouw van de gevels ritmeert. De detaillering is doordacht en wordt volgehouden in alle exterieur- en interieuronderdelen: het schrijn- en sluitwerk van de deuren, de omlijstingen van de toegangen in blauwe hardsteen met de brievenbussen, huisnummers, voetenschrapers, parlofoons; de afgeronde tegels die als omlijsting van de ramen fungeren, de winkelvitrines met telkens een grote en kleinere etalage, de cementtegels met kleurig art-decomotief in onder meer de gemeenschappelijke gangen, de monumentale poortvleugels aan de Van Craesbeeckstraat met art deco smeedwerk, de binnenafwerking van gangen. Opvallend zijn de identificatietegeltjes op de hoek van elke gevel met de tekst "G. FIERENS ARCHITEKT K.M.B.A." (de afkorting staat voor Koninklijke Maatschappij der Bouwmeesters van Antwerpen). Deze en andere elementen zijn goed bewaard. Hetzelfde kan evenwel niet gezegd van het vrij eenvoudige schrijnwerk van de ramen, dat grotendeels vervangen is.

Alle wooneenheden lopen door van de straat- tot de binnentuinzijde, zodat ze aan voor- en achterkant worden verlicht. De individuele wooneenheden zijn voorzien van balkonnetjes, die zich bij de vleugel aan de Van Craesbeeckstraat aan de straatzijde bevinden; terwijl die van de andere drie vleugels uitgeven op het binnenplein.

De appartementsblokken zijn zowel aan straat- als aan tuinzijde toegankelijk via een rechthoekige, (aan straatzijde met hardsteen omlijste) deur, verbonden door een gang met liftkoker en trappenhuis. Boven de woonverdiepingen zijn gemeenschappelijke droogzolders ingericht. Onderaan elke balkontravee is een rood geschilderd luikje zichtbaar, uitgespaard in de gemeenschappelijke balkonmuur. Dit verwijst naar een systeem van individuele vuilschuiven

De ruime binnentuin van het hoofdbouwblok wordt omringd door de hoge, donkere en verticaliserende gevels van het complex. De met betontegels verharde koer is centraal voorzien van een groenperkje, naar verluidt oorspronkelijk geflankeerd door fonteinen. De boorden van de vijvers zijn bewaard en worden momenteel gebruikt als bloemenperken. Centraal, een bronzen beeldje van een jongen, gesigneerd "G. Peters". Het beeldje staat op een granito sokkel waarrond zitbanken zijn uitgewerkt (anno 2015 niet meer bewaard in situ).

Het lagere, tweede blok van het complex, gelegen aan de overzijde van de Van Craesbeeckstraat, bestaat uit vijf tot vijf en een halve bouwlagen onder platte bedaking. De gevels zijn afgewerkt met een geel baksteenparement op rood bakstenen sokkel. Elementen herkenbaar van de tuingevels van het hoofdblok, worden hier in de straatfaçade hernomen, namelijk de dubbele verticale balkonrijen en de trappenhuizen die door een groot verticaal vensterregister worden verlicht. Dit zorgt voor een meer kubistisch effect. De luiken van het vuilschuivensysteem zijn in de sokkel zichtbaar. Dit complex bestaat maar uit één vleugel en bevat geen binnenkoer.

Evaluatie

Dit complex werd binnen de thematische inventarisatie van het sociale woningbouwpatrimonium zeer hoge tot uitzonderlijke erfgoedwaarde toegekend (top van de selectie).

Het sociaal wooncomplex aan de Nationalestraat te Antwerpen heeft een hoge architecturale waarde. Het is illustratief voor het zogenaamde baksteenmodernisme dat in Antwerpen onder meer vertegenwoordigd werd door Emile Van Averbeke, Eduard Van Steenbergen en Alfons Francken. Qua vormgeving en detaillering voeren nieuwe zakelijkheid en art deco de boventoon. De planopbouw, vooral die van het hoofdblok is karakteristiek voor de sociale wooncomplexen uit die periode waarbij een centraal gelegen binnenplein als uitbreiding van de leefruimte en ontmoetingsplaats voor de bewoners fungeert. In opbouw, materiaalkeuze en afwerking van de gevels wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen “binnen” en “buiten”: de bruinrode bakstenen gevels aan het binnenplein worden gearticuleerd door balkons en uitspringende trapzalen en bedrukken vooral het private leven in het complex terwijl de gele bakstenen buitengevels met vlak ingebrachte vensterregisters en winkels op de begane grond eerder een publieke rol vervullen en beeldbepalend zijn in de omgeving, onder meer als pendant van het ertegenover gelegen Tropisch Instituut. Beide gebouwen uit dezelfde periode versterken elkaar als een toegangspoort naar het historisch centrum (contextwaarde en ensemblewaarde). Het complex heeft door zijn typologie (woonblokken rond een centraal binnenplein) ook een stedenbouwkundige waarde: het vormt duidelijk stedenbouwkundig figuur in het historisch stadsweefsel (bouwblok) en is een belangrijk onderdeel van de historische stedelijke morfologie.

Het complex is anno 2016 het enige nog volledig bewaarde in zijn soort (herkenbaarheid, zeldzaamheid). Niet enkel het exterieur is nog grotendeels origineel, ook de planindeling van de flats en de circulatiecircuits bleven bewaard. De oorspronkelijke afwerking en inrichting bleven vooral bewaard in de trapzalen. Gelijkaardige wooncomplexen werden onder meer in 1929 en 1931, beide naar ontwerp van Alfons Francken, aan Stuivenbergplein en Geelhandplaats opgericht. Het eerste werd in de jaren 1990 onherkenbaar verbouwd. Van het tweede werd de straatgevel ingrijpend gerenoveerd, de gevels aan het binnenplein hebben met het complex aan de Nationalestraat vergelijkbare erfgoedwaarden.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 18#10381.
  • <:i>Onroerend Erfgoed, Archief Inventaris sociale woningbouwpatrimonium (2011-2016), Sitenaam ANTW_NATIONALESTR_1050.>/li>
  • Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, Dienst Onroerende Transacties, registratiefiches, SHM 105, Antwerpen, Kronenburgstraat, Nationalestraat, Lepelstraat.
  • ELSEN L. 2016: Fier op de Fierensblokken! Een sociaal wooncomplex van de architect Gustave Fierens te Antwerpen, onuitgegeven eindverhandeling Universiteit Antwerpen.
  • GRIETEN S. 2008: Modernistisch woningbouw Nationalestraat van architect Gustaaf Fierens (1881-1962) acuut bedreigd , Infoblad Vereniging voor Bouwhistorie en Geschiedenis 2, 14-26.
  • FLOUQUET P.-L. 1939: Complexe d’appartements ouvriers à Anvers, Bâtir 75, 82-83.
  • S.N. 1930: Entreprise Générales de Construction Van Riel & Van den Bergh Société Anonyme. Exposition Internationale d’Anvers 1930, Antwerpen, s.p.
  • Tekst van Stefaan Grieten geconsulteerd op internet op 11 mei 2010: http://issuu.com/avbg.be/docs/avbg-info_2008-2/15?e=4916440/3290093 (geraadpleegd op 9 januari 2015).

Auteurs:  Grieten, Stefaan; Van Herck, Karina; Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Modernistische woonblokken Onze Woning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128881 (geraadpleegd op ).