Klein Begijnhof

Tekst van Klein Begijnhof (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/125429)

Historiek

De oprichting van het klein begijnhof, ook wel begijnhof van Sint-Catharina of Sint-Gertrudis genoemd, situeert zich in de tweede helft van de 13de eeuw. In 1269 is er melding van Bertula, 'beghina de sancta Gertrude de Lovanio', die een cijns schenkt aan de Sint-Geertruipriorij. In 1275 wordt een infirmerie vermeld, wellicht de kern waaruit het klein begijnhof zich heeft gevormd. Het klein begijnhof beschikte mogelijk vanaf 1295 over een eigen kapel, bediend door de pastoor van de Sint-Geertruiparochie waartoe het begijnhof behoorde. Die eerste kapel bevond zich op de plaats van de 17de-eeuwse begijnhofkerk.

De bloeiperiode van het klein begijnhof is de 17de eeuw, de periode waaruit het overgrote deel van het vandaag bewaarde gebouwenbestand dateert. Het domein van het begijnhof strekte zich uit tussen de bewoning aan de Mechelsestraat in het westen en de Dijle in het oosten. De huizen van het begijnhof bevonden zich in het westelijke deel van het domein, langs de straat lopend van de Sint-Geertruikerk in het zuiden tot aan de begijnhofkerk in het noorden. Op de straat sloten twee zijstraten aan; het westelijke straatje gaf uit op de Mechelsestraat. Achter de begijnhofkerk bevond zich de infirmerie. Daarachter, aan de Dijle, lagen de bleekweiden van het begijnhof.

Het klein begijnhof werd in 1631 een zelfstandige parochie, waarna in 1636 werd begonnen met de bouw van een nieuwe en grotere begijnhofkerk. Het kerkgebouw was voltooid vóór 1642; uit dat jaar dateert een tekening van het exterieur en het interieur van de kerk. De nu verdwenen begijnhofkerk was een eenbeukig gebouw, geleed door steunberen en met driezijdige apsis. Centraal op het zadeldak, op de scheiding tussen schip en koor, prijkte een dakruiter. De lengte van de kerk bedroeg ongeveer 35 m, de breedte 9,5 m. In de buitenmuren van het koor waren nissen uitgespaard voor reliëfs van de kruisweg. De bewoning van het begijnhof bereikte een piek in het laatste kwart van de 17de eeuw, toen er ongeveer 90 begijnen woonden, in afzonderlijke huizen of in een van de vijf conventen. Aan de parochie van het klein begijnhof waren enkele liefdadigheidsinstellingen verbonden: de eerder vermelde infirmerie, een tafel van de Heilige Geest (vermeld in de 17de eeuw) en een tafel van de Schamele Armen (vermeld vanaf 1680). Een school is geattesteerd tussen 1556 en 1563.

In de 18de eeuw liep het aantal begijnen terug, tot ongeveer 35 op het einde van de eeuw. In 1796 werd het begijnhof als zelfstandige instelling opgeheven door de Fransen, die het onderbrachten in het bureau van weldadigheid en de commissie van burgerlijke godshuizen. Het klein begijnhof bleef evenwel door begijnen bewoond. De in 1798 gesloten kerk werd in 1806 opnieuw voor de eredienst in gebruik genomen. Het in de 18de eeuw ingezette verval zette zich echter verder in de eerste helft van de 19de eeuw. Het begijnhof telde slechts vier begijnen in 1830; in 1855 overleed de laatste begijn. De kerk werd gesloten voor de eredienst en afgebroken in 1862, met openbare verkoop van de inboedel. Het barokke hoogaltaar uit 1687 van Gielis Boetsman en het orgel uit 1721 van Jan Wauters bevinden zich thans in de parochiekerk van Assent (Bekkevoort). Enkele kunstobjecten kwamen terecht in de collectie van het stedelijk museum (thans museum M) en in de Sint-Geertruikerk. De poort van het begijnhof, een heropbouw uit 1806 van de oorspronkelijke, in 1797 afgebroken poort, verdween in 1882. Samen met de afbraak van de kerk in 1862 werden de achterliggende huizen afgebroken om een doorgang naar de Sluisstraat te creëren. Het gebouw van de infirmerie uit 1666, gelegen ten noorden van de afgebroken kerk, werd pas in 1954 afgebroken voor een uitbreiding van de Stellabrouwerij.

Het klein begijnhof werd als monument beschermd in 1974. Een restauratie van de begijnhofhuizen werd in meerdere fasen uitgevoerd tussen 1983 en 2001 onder leiding van ingenieur-architect Daniël Depoorter.

Beschrijving

De huizen van het klein begijnhof zijn geschikt langs een zuid-noord-georiënteerde straat, lopend van de Halfmaartstraat in het zuiden tot aan de plaats van de verdwenen begijnhofkerk in het noorden. Enkele huizen bevinden zich aan doodlopende zijstraatjes, aan de oostzijde van de hoofdstraat en aan het straatje dat uitgeeft op de in 1862 aangelegde straat naar de Sluisstraat.

Alle huizen zijn uitgevoerd in verankerde baksteenbouw, sinds de restauratie met wit gekaleide gevels. Resten van vakwerkbouw bleven nog bewaard in de huizen op nr. 23 en nr. 27. De huizen zijn een of twee bouwlagen hoog en worden overdekt door zadeldaken met de nok evenwijdig aan de rooilijn. Daktegels, dakpannen en leien vormen de dakbedekking. De dakkapellen zijn vaak voorzien van een overhuiving voor hijsbalken. Waar zichtbaar zijn de bakstenen dwarsgevels uitgevoerd met vlechtingen. Sommige van de gevels aan de straatzijde zijn onder de dakgoot versierd met een zaagtand (nummers 4-5) of bloktand (nummer 19). De meeste huizen dateren in kern uit de 17de eeuw. Mogelijk nog 16de-eeuws zijn de een bouwlaag hoge huizen op nummer 16 en nummer 19. Het grote huis op nummer 17-18 werd opgetrokken in de 18de eeuw. In de huizen zijn nog oude interieurelementen bewaard gebleven: schouwen met natuurstenen haardstijlen, houten spiltrappen, klampdeuren met oorspronkelijke sleutelplaten en krukken, en stucplafonds uit de 18de eeuw.

Het eerste huis aan de linker zijde van de hoofdstraat (nummer 1), naast de verdwenen poort van het begijnhof, is de voormalige portieressenwoning. Voorbij het vroegere zijstraatje naar de Mechelsestraat bevindt zich het convent Sint-Maarten (nummer 4-5). Het werd in 1647 bij testament gesticht door Martinus-Sebastianus Carevenne, kanunnik van het Sint-Pieterskapittel en president van het Duits college in Leuven. De voorgevel is twee bouwlagen hoog en vier traveeën breed; de twee linker traveeën worden bekroond door een grote dakkapel met trapgevel. Centraal in het gevelveld van de dakkapel is een vensteropening met korfboog aangebracht. Aan de rechter zijde van de hoofdstraat staat op nummer 22 het convent Brouwershaven, gesticht in 1603 door Stefanus Jacobs uit Brouwershaven in Zeeland. Het convent werd herbouwd in 1647 samen met het ernaast gelegen godshuis van de Heilige Geest (nummer 22A). In de onderste van de twee bouwlagen van de voorgevel worden de vensteropeningen en de deur omrand door lijsten in kalkzandsteen. De natuurstenen stijlen van de vensteropeningen zijn verdwenen. Drie ontlastingsboogjes boven de rechter vensteropening verraden een versmalling van de oorspronkelijke vensteropening. Het huis Sint-Franciscus op nummer 20 is met een jaarsteen boven de deur in 1746 gedateerd. Aan de overzijde is nummer 9-10 het voormalige convent van de Heilige Drievuldigheid, opgericht in 1634 door Renier Boonen, pastoor van Lummen. Het jaaranker op de tweede bouwlaag herinnert aan het stichtingsjaar. Ernaast, op nummer 11-12, bevindt zich het convent De Drie Koningen, met jaaranker '1642' op de voorgevel. Het grote, twee bouwlagen hoge dubbelhuis op nummer 17-18 is acht traveeën breed. Tegen de dwarsgevels van het huis zijn de aanzetten zichtbaar van een geplande maar niet uitgevoerde tweede bouwlaag voor de ernaast gelegen huizen op nummer 16 en nummer 19.

Aan de overzijde van het parkeerterrein naast nummer 11-12 is in de muur van een recente loods de dwarsmuur in vakwerkbouw van een afgebroken begijnhofhuis opgenomen. In de muur van de Stellabrouwerij langs de straat naar de Sluisstraat is de kalkzandstenen deurlijst van de in 1954 afgebroken infirmerie (1666-1672) verwerkt.

  • SMEYERS M. & VAN BUYTEN L. 1967: De oudste statuten van het Klein-Begijnhof te Leuven, Mededelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving 7.1, 10-26.
  • STRUYF A. 1964: Kerk en pastoors van het Klein Begijnhof te Leuven, Mededelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving 4.1, 31-44.
  • STRUYF A. 1964: De konventen en de infirmerij van het Klein Begijnhof te Leuven, Mededelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving 4.2, 73-96.
  • STRUYF A. 1965: De bevolking van het Klein Begijnhof te Leuven gedurende de XVIIde en XVIIIde eeuw, Mededelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving 5.3, 73-96.
  • VALVEKENS P. 2009: Het kunstpatrimonium van de Kerk van het Klein-begijnhof te Leuven, Museumstrip 36.4, 2-24.

Auteurs:  Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Klein Begijnhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128805 (geraadpleegd op ).