Van Dalecollege

Tekst van Van Dalecollege (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42175)

Het Van Dalecollege ligt op het hoogste punt van de stad, halverwege de Naamsestraat, op een onderaan versmallend, circa één hectare groot langgerekt perceel, ingesloten door de eerste stadsmuur (zuiden), de Schapenstraat (westen) en het "Raemestraetken", een vroegere brandgang (noorden).

Historiek

Het Van Dalecollege werd in 1569 opgericht door de Antwerpenaar Pieter van Dale (1504-1582), doctor in de beide rechten, kanunnik van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Antwerpen en deken van de Sint-Maartenskerk te Aalst. De stichting had tot doel huisvesting en onderhoud te verzekeren voor twaalf beursstudenten in de kunsten, theologie of rechten afkomstig uit Antwerpen of Aalst, met een voorkeur voor familieleden. Het college werd ondergebracht in een hiertoe aangekochte, ruime stadswoning met tuin en wijngaard, gelegen langs de Naamsestraat, op de hoek met het Raamstraatje. Deze werd in de periode 1569-1571 vergroot en geïntegreerd in een gesloten kwadraatstructuur met aansluitende kapel waarvan het huidige traditionele aspect met renaissance-middenrisaliet teruggrijpt tot een "homogeniserende" verbouwingscampagne van circa 1668 (zie inscriptie op boogfronton). In de 16de-17de eeuw werd het Van Dalecollege algemeen beschouwd als één van de mooiste universiteitsgebouwen waar de landvoogden regelmatig vertoefden bij een bezoek aan de stad. Het college kreeg zijn definitieve vorm rond 1733, toen het in Lodewijk XV-stijl werd uitgebreid met een presidentswoning en twee dienstvleugels die een tweede binnenkoer creëerden. Gelijklopend werd ook het interieur naar de toen heersende mode volledig vernieuwd met stucwerk, marmeren schouwen, doekbehang... Na de opheffing van de universiteit in 1797 werd het college aan de stad toegewezen die het ter beschikking stelde van de "Schuilplaats en Werkplaats van Liefdadigheid", afhangend van de administratie van Openbare Onderstand. Deze instelling die sinds 1868 geleidelijk evolueerde naar een ouderlingengesticht werd na de Tweede Wereldoorlog gesloten waarna de gebouwen in gebruik werden genomen als meisjeslyceum. In 1971 kwam het college opnieuw in het bezit van de universiteit die het na een ingrijpende restauratie midden jaren 1980 herbestemde tot de Dienst voor studentenvoorzieningen. Bij die gelegenheid werden recentere, onbelangrijke toevoegingen gesloopt en vervangen door enkele bescheiden dienstgebouwtjes ter hoogte van de toegang langs de Naamsestraat.

Met zijn rond twee binnenkoeren gegroepeerde, kwaliteitsvolle, stilistisch heterogene bebouwing uit de periode 16de- 2de kwart 18de eeuw en zijn rijke, overwegend Lodewijk XV-stoffering behoort het Van Dalecollege vanuit architectuurhistorisch en artistiek oogpunt tot één van de meest waardevolle en markantste Leuvense colleges.

Uitzonderlijk bleef ook de ommuurde collegetuin, begrensd door de voormalige stadswal (zuiden), de Schapenstraat (westen) en het Raamstraatje (noorden), binnen zijn oorspronkelijke, 16de-eeuwse omschrijving bewaard. Dit wordt bevestigd door de oudste voorstelling, een waterverftekening uit 1577, kort na de oprichting van het college gemaakt in het kader van een actie van de omwonenden om de gevaarlijke buskruitmolen in de Wolvenpoort te laten sluiten en door een (minder accurate) gravure van J.-B. Gramaye uit 1606. Ook de Wijkboeken uit het einde van de 17de en het begin van de 18de eeuw onderschrijven deze stelling: "..., ende hove, wyt comende van achter met eenen vrijen uytganck tot inde Schaepenstraete teghene de Wolffspoorte ... ter ie de Heversche binneporte mette vesten ter ije de Wolffsporte van onder ter iije eenen nyet doorgaenden ganck oock van onder ter iiije de scaepenstraet van onder ter ve ende de proeffstraete van voor ter vie sijden". Op de tekening van 1577 is de vanaf de Naamsestraat sterk naar beneden hellende tuin terrasgewijs opgedeeld in drie onderscheiden gedeelten. De meest vlakke zone, direct aansluitend op de gebouwen, vormt een soort plein, vermoedelijk bestemd ter ontspanning van de studenten, en was van de rest van de tuin afgesloten door een perceelsbrede muur met rondboogdoorgang. Goed beschut door deze scheidingsmuur en door de belendende stadswal bevond zich een wijngaard terwijl de rest van het perceel, helemaal onderaan de helling, in beslag werd genomen door een boomgaard. Wijngaarden waren zeker geen uitzondering in de Leuvense binnenstad als men weet dat de wijnproductie in de 14de-15de eeuw één van de rijkste inkomstbronnen was. De hoge stadswallen boden bovendien een ideale bescherming bij minder gunstige weersomstandigheden. In 1577 toonde het tracé van de stadswal tussen de Sint-Kwintenspoort (Naamsestraat) en de Wolvenpoort (Schapenstraat) die het college aan westzijde begrensde al de eerste sporen van verval.

In 1630 kreeg het Van Dalecollege de toestemming om de muur over een lengte van 50 voet (circa 14 meter) af te breken mits hem terug op te bouwen en verder te onderhouden. Kort daarop in 1642 mochten kantelen worden afgebroken om de nodige herstellingen te kunnen uitvoeren. In 1683 stortte het muurgedeelte ter hoogte van de Wolvenpoort in. Zware instortingen die respectievelijk in 1832 en 1839 plaatsvonden betekenden het einde van dit gedeelte van de eerste Leuvense ringmuur als dusdanig. Beide stadspoorten waren reeds eerder verdwenen. In 1754 was de Sint-Kwintenspoort gesloopt en vervangen door de huidige Kalvariekapel (Koninklijk besluit 25.03.1938). In 1779 verdween ook de Wolvenpoort aan de Schapenstraat. De twee bas-reliëfs met wolvenfiguren die de poort sierden werden door de toenmalige collegepresident gerecupereerd en ingemetseld in de tuinmuur langs de Schapenstraat. Deze muur die het college aan westzijde afsloot is op de tekening van 1577 voorgesteld met een trapsgewijs verloop en voorzien van een rondboogpoort. Ingevolge zware regenval stortte hij in 1979 in waarna hij volledig werd heropgemetst en opnieuw van een toegang voorzien. Bij die gelegenheid kon worden vastgesteld dat het niveau van de tuin onderaan de helling met een 5-tal meter was opgehoogd.

Aan noordzijde volgt de tuinmuur voor een deel het tracé van het Raamstraatje, een steegje dat voor de verbinding zorgde van de Naamsestraat met de Ramberg. De namen "Raemberg" en "Ramestrate" verwijzen beide naar het "Raamhof", ter hoogte van het huidige Damiaanplein – de oude Veemarkt - , waar het laken op houten ramen te drogen werd gelegd. Het reeds in de 14de eeuw vermelde Raamstraatje ("...in viculo Raemstreetken...", 1385) was één van de talrijke steegjes die als brandgang, verkortingsweg of als begrenzingsweg tussen twee eigendommen - zoals hier het geval - het oude Leuven doorkruisten. Vanaf de 15de eeuw zouden vele steegjes verdwijnen: ze werden geïncorporeerd in aangrenzende bezittingen of werden om veiligheids- of hygiënische redenen afgesloten. De sluiting van het Raamstraatje ("...Een klein Straetken oft Doorgang, alleenlyk den gebueren dienstelyk om te gaen tot de Veemerkt...") gaat terug tot 1624 toen de aangelanden van de stadsmagistraat toestemming kregen om het steegje af te sluiten maar het in geval van heirkracht (brand, alarm...) weer moesten openstellen. Nu nog is het aan beide uiteinden met een hekken afgesloten.

Beschrijving

Op een van de twee, bij de restauratie in de jaren 1980 heraangelegde binnenkoeren bevindt zich, ter hoogte van de kapel een merkwaardige, hardstenen, pijlervormige waterpomp van circa 1733, versierd met spiegelboogvormige velden met régencemotieven en een bekronend vaasornament.

Links van het op de rooilijn ingeplante collegecomplex verleent een tussen recentere bijgebouwtjes gevat metalen hekken toegang tot een gekasseide koer en de achterliggende, bijna één hectare grote en voor het publiek toegankelijke collegetuin. De sterk afhellende, onderaan versmallende en terrasvormig aangelegde tuin met nog deels bewaarde dwarsmuur ter hoogte van de presidentswoning wordt aan de drie afgesloten door een grotendeels bakstenen ommuring, plaatselijk voorzien van steunberen. Afgezien van een taxusboom bestaat de beplanting overwegend uit klimop als grondbedekker en enkele bomengroepjes.

De huidige, ter hoogte van de Naamsestraat verdiepinghoge scheidingsmuur (zuiden) die zich meer westwaarts trapsgewijze verlaagt volgt nog steeds het tracé van de primitieve stadswal maar werd overwegend in baksteen heropgetrokken. Enkel het aanzetgedeelte ter hoogte van de Naamsestraat toont een parement van Gobertange wat zo al niet wijst op een deels bewaarde ringmuur dan toch op gebruik en herstel met recuperatiemateriaal.

In de hoge bakstenen muur langs de Schapenstraat (westen) zorgt een rondboogpoortje met hekken voor een bijkomende ontsluiting. Een achterliggende trappartij overbrugt het aanzienlijke hoogteverschil. Bovenaan in de muur ingemetseld bevinden zich de twee bas reliëfs met wolvenfiguren afkomstig van de gesloopte Wolvenpoort. Tussen beide figuren werd een hardstenen gedenkplaat aangebracht volgens Van Even met tekst van de universiteitsbibliothecaris Van de Velde: "LUPORUM. PAR. QUOD. PORTAE. LUPINAE. HUIC. OLIM. LOCO. CONTIGUAE. ANTEQUAM. SENATUS. JUSSU. ABHINC. BIENNIO. DESTRUETUR. IMMINEBAT. IN. HUNC. PARIETEM. OB. MEMORIAM. TRANSLATUM. FUIT. AN. DOM. MDCCLXXXI. COLLEGIUM. DALENSE."

De derde muur (noorden) die de tuin omsluit bevat ter hoogte van het Raamstraatje een met een hekken afgesloten doorgang. Het Raamstraatje zelf is aan beide uiteinden met een hekken afgesloten en is momenteel enkel publiek toegankelijk vanuit het naast gelegen Rambergparkje, de vroegere tuin van een herenwoning aan de Naamsestraat. Het circa twee meter brede, gekasseide en tussen bakstenen muren gevatte steegje loopt vanaf de Naamsestraat in rechte lijn langsheen het collegecomplex om vervolgens, halverwege de steile helling, bijna in een rechte hoek af te buigen richting Ramberg.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Vlaams-Brabant, Archief Monumenten en Landschappen: beschermingsdossier (26.11.1942 en 30.12.1949).
  • BUYLE M., Drempels... of de problematiek van de interieurrestauratie, in Monumenten en Landschappen, jaargang 4, 1985, extra nummer, p. 32- 38.
  • COPPENS C., Het Van Dalecollege: kleine proeve tot situering van een gebouw in z’n betekenisverloop, (onuitgegeven verhandeling) Leuven, s.d.
  • DEWINTER J., Van Dalecollege Leuven, Leuven, 1987.
  • HEIRMAN M., De Leuvense colleges, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Brussel, 1985.
  • HEYMAN C., Het bouwkundig erfgoed van de Katholieke Universiteit te Leuven in Onze Alma Mater, jg. 26, nr. 4, Leuven, 1972.
  • LAMBERTS E., ROEGIERS J.,(o.l.v.), De universiteit te Leuven 1425-1985, Leuven, 1988.
  • LAMEERE J.B., Aantekeningen van merkweerdige geschiedenissen voorgevallen binnen Loven (en omliggende) 1784- 1835, Leuven, 1986.
  • MAESSCHALCK A., VIAENE J., Het college Van Dale te Leuven (historische nota), Leuven, 1979.
  • MANNAERTS M., De bouwkunst in Leuven ten tijde van de renaissance (1550-1620), Leuven, s.d.
  • MANNAERTS M., Oude Leuvense straten en huizen. De Naamsestraat, in Mededelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving, 14 (3-4), Leuven, 1974.
  • Het Van Dalecollege Leuven, in brochure Open Monumentendag 1999.
  • REUSENS E., Documents relatifs à l’histoire de l’Université de Louvain, Leuven, 1881 – 1903.
  • TRIAU O., Leuvense universiteitscolleges, Leuven, 1987.
  • UYTTERHOEVEN R., Leuven weleer 3. Langs de Oude Universiteit naar het Begijnhof: Grote- en Oude Markt en de Naamsestraat, Leuven, 1987.
  • VAN EVEN E., Louvain dans le passé et dans le présent, Leuven, 1895.
  • 550 jaar universiteit te Leuven 1425-1975 (tentoonstellingscataloog), Leuven 31 januari - 25 april 1976.

Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Van Dalecollege [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128338 (geraadpleegd op ).