Voormalige griend in de eenkooi

Tekst van Kasteeldomein Marnix van Sint-Aldegonde (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/1901)

Een griend is een strook grond waarop wilg (rijshout, in het westen van Vlaanderen ook wijmen genoemd) geteeld wordt. Het hout ervan werd en wordt soms nog benut voor het maken van manden, het beschoeien van oevers, het opbinden van andere planten etc.

Hoewel de mandenmakerij en bijhorende wilgenteelt, evenals de wilgenteelt voor andere ambachtelijke doeleinden al geruime tijd nagenoeg is stilgevallen, komen er nog vele locaties voor waar een breed spectrum aan wilgensoorten en –variëteiten aangetroffen wordt. Voor de beschrijving en de selectie van typische voormalige grienden en voornoemde locaties als onderdeel van het aspect autochtone genenbronnen in Vlaanderen, meer bepaald van het genus Salix in de provincie Antwerpen, is beroep gedaan op de studie in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos “Oorspronkelijke inheemse bomen en struiken in de houtvesterijen Antwerpen en Turnhout. Onderzoek naar autochtone genenbronnen in Vlaanderen. Deelrapport: een overzicht van het genus Salix in de provincie Antwerpen: autochtone taxa en cultuurvariëteiten”.

Voor de selectie van representatieve voormalige grienden in de provincie Antwerpen lag het voor de hand dat er gekozen is voor een locatie in Klein-Brabant aan de Schelde, ergens in Bornem. Er is voor gekozen twee factoren te combineren, de soortenrijkdom enerzijds en de historische context anderzijds. Op basis hiervan zijn drie locaties gekozen :

  • de eendenkooi in het domein van Kasteel Marnix de Saint-Aldegonde
  • de schorre van de Schelde ter hoogte van de vroegere saskil van het historische Sas op de Oude schelde ter hoogte van de brug Bornem-Temse (schor van Bornem)
  • de schorren van de Schelde langsheen de Notelaer van het Groot Schoor tot het kanaal te Hingene-Wintam.

De voormalige griend in de schorre van de Schelde ter hoogte van de vroegere saskil van het historische Sas op de Oude schelde ter hoogte van de brug Bornem-Temse (locatienummer 742 en 756 in de inventarisatie inheemse bomen en struiken), ook schor van Bornem genoemd, bevat als vegetatietypen Salicetum cinereae (rivieroever) en Salicion albae (getijdenonderhevig zoetwaterschor), nagenoeg integraal bestaand uit een cultuurspectrum van mandenmakerswilgen, mogelijks met uitzondering van de zomerdijken die met Salix alba en Salix X rubens beplant werden, wat mogelijk autochtoon materiaal is. Momenteel heeft de voormalige griend het voorkomen van een wilgenvloedbos.

De voorgestelde voormalige griend bevindt zich in de historische eendenkooi van het kasteeldomein van Marnix de Sainte-Aldegonde. Het integrale behoud en beheer van die site in al zijn aspecten bewerkstelligt meteen de vrijwaring van het belangrijke Salicetum met tal van wilgen met autochtoon karakter en met historische betekenis inzake de wijmenteeltcultuur.

De Bornemse eendenkooi ligt langs de oude Schelde-arm die in de 13de eeuw, wellicht na regelmatige overstromingen, op natuurlijke wijze is afgesneden. Die Oude Schelde is (gedeeltelijk) afgedijkt vanaf 1283 en omstreeks 1320-1322 door dijken van de Schelde afgesneden. Alleen ter hoogte van het Oude Sas, nabij de huidige brug van Temse, was er via een duikelaar een verbinding mogelijk met de Nieuwe Schelde. De oudste vermelding van een aanzienlijke eendenvangst te Bornem, komt voor in de schatting van bezittingen toegewezen aan Robrecht van Kassel, een jongere zoon van de graaf van Vlaanderen. De jaarlijkse vangst van “honderd riviervogels” overtreft al ruim de aantallen die kan afgeleid worden uit de eeuwen later reeds vermelde kleinschalige "entvogelslag" of vergelijkbare vangstmethoden. Er was dus toen al te Bornem een grotere vanginstallatie die jaarlijks vast rendeerde. Dit kan enkel een soort eendenkooi geweest zijn. Deze kooi ligt nog steeds ongeveer 500 m ten westen van het kasteel van Bornem, langsheen de 6 km lange en 100 m brede Oude Schelde, in een groot kasteeldomein dat ruim duizend jaar in het bezit was van adellijke families. De huidige eigenaar is graaf John de Marnix de Sainte-Aldegonde. De inrichting van deze eendenvangstplek was vermoedelijk ingegeven door de afsnijding van deze rivierarm in de 13de eeuw, want van dan af werden pleisterende eenden er niet meer verstoord door de scheepvaart op de rivier. In het schattingsverslag van 1318 is trouwens ook voor het eerst het toponiem Oude Schelde (Viez Escaut) opgenomen. De eendenvangplaats of kooi is er uitgebreid in 1534 en merkbaar verbeterd in 1612. Op de gravure van het kasteel van Bornem uit 1644 zijn twee vangpijpen ten noorden en twee vangpijpen ten zuiden van de Oude Schelde ingetekend. In 1760 bestond deze eendenkooi uit zes vangpijpen, drie langs elke oever. Toen waren er 300 lokeenden. Het is de enige Vlaamse eendenkooi met vangpijpen uitkomend op een ruime waterpartij die buiten de kooi zelf door loopt. In 1877 verbleven er gemiddeld 200 tot 250 koppels staleenden en werd gevangen van 1 oktober tot 1 april. Er stonden toen knieschermen van ongeveer 1,25 meter hoog tussen de kortschermen. Bij het vangen begon de kooiman met een fluittoon om de tamme eenden te verwittigen dat een voederbeurt volgde. Om de eenden in de vangpijp te lokken gebruikte men twee kleine rosse langharige honden. Als de eerste hond een rondje had gelopen, volgde de tweede datzelfde circuit. Uit de bijbehorende tekeningen blijkt dat de beugels niet waren overspannen met netten maar met evenwijdig vastgehechte twijgen en dat er bij een vangpijp slechts vier vrij lange kortschermen stonden. Op het einde van de vangpijp was er een afneembaar vangfuiknet. In 1903 waren de drie noordelijke vangpijpen verdwenen en was daar enkel nog de aanzet van de meest oostwaartse pijp te zien. Langs de zuidelijke oever was toen een vierde vangpijp bijgekomen. De ligging van de 7 vangpijpen is nog af te leiden uit de huidige kadastrale plannen. De laatst aangelegde zuidelijke vangpijp heeft een kromming in oostelijke en de drie oudere buigen af in westelijke richting. Deze vier vangpijpen liggen verspreid over een oeverlengte van 400 meter en in 1989 stonden 7 tot 9 kortschermen naast elke vangpijp. De meeste schermen waren bevestigd aan knotessen en knotwilgen. Deze situatie bleef tot vandaag ongewijzigd. Kort na 1945 is de kooi storend “gemoderniseerd”: eternietplaten kwamen in de plaats van rietschermen en er werden brokken natuursteen gestort als oeverversteviging. Nadat in 1972 de vangst met eendenkooien wettelijk werd verboden, verhuurde de eigenaar de kooi aan de Belgische Staat. Deze huurovereenkomst is na de regionalisering overgenomen door het huidige Agentschap voor Natuur en Bos. Daardoor zijn een tiental jaren geleden al aanzienlijke aanpassingen doorgevoerd: de eternietplaten zijn nu terug vervangen door rietschermen of met klimop begroeide ijzergaasdraad. De overspanning van de half-cirkelvormige beugels, met harmonica-ijzergaasdraad en zwarte nylonnetten, bleef er degelijk bewaard en onderhouden. In de eendenkooi broeden blauwe reigers en aalscholvers, vooral in de hoge bomen op een eilandje tegenover de westelijke vangpijp.

De voormalige griend maakt hier deel uit van de specifieke dichte begroeiing en beplanting langsheen de eendenkooi. De verschillende bomen en struiken staan hier meer verspreid dan in de voormalige grienden op de Scheldeschorren.


Bron: Beschermingsdossier DA002503
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Marnix van Sint-Aldegonde [online], https://id.erfgoed.net/teksten/127456 (geraadpleegd op ).