Paviljoen voor beeldhouwkunst

Tekst van Middelheimpaviljoen (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200502)

"Nu wenste de burgemeester dat er een paviljoen zou worden gebouwd om sommige beelden die niet aan weer en wind konden weerstaan onderdak te verlenen. Hij wilde dat werk overlaten aan de stedelijke technische diensten, maar ik kwam tijdig tussen met het voorstel dat ik het paviljoen zou tekenen zonder een ereloon te vragen, om te beletten dat men er weer een banaal geval zou neerplanten. Zo gezegd, zo gedaan. Ik bekwam carte blanche binnen een redelijke financiële grens. Ik bouwde het paviljoen zonder ook maar iets aan de diensten van stedebouw te vragen. De stad Antwerpen gaf zelf de bouwvergunning, zoals in oude tijden gebruikelijk. Ik had mijn buik vol van esthetische controle van obscure kantoorbedienden. Ik meen dat het resultaat een van de best gelukte items uit mijn oeuvre is. De plaats was goed gekozen. Er stonden twee geweldige pijnbomen waarvoor ik beleefd uit de weg ging, wat een gebogen planvorm als gevolg had. Verder is de totaalvorm het resultaat van het streven naar een gelijkmatige verlichting door middel van gebogen dakvlakken die het zonnelicht opvangen en naar binnen toe verspreiden. Er zijn ook verticale ramen aan de noordzijde die voor bepaalde beelden de juiste belichting moeten verschaffen en kleine nissen voor kleinere sculpturen. Voor de toegangsdeur maakt een gebogen wand een uitnodigend gebaar om binnen te komen. De buitenmuren zijn zoveel mogelijk de expressie van de erbinnen heersende krachten. De functionele constructievormen zijn ook doorgedreven in het schrijnwerk." (uit: Het schoonste land ter wereld)

Door zijn aanbod om gratis dit paviljoen te ontwerpen, trachtte Renaat Braem te voorkomen dat de overheidsdiensten een banaal bouwsel zouden oprichten in het beeldenpark. Dit gebouw is bedoeld als een dissident gebaar ten opzichte van de routineuze rechtlijnige architectuur van de jaren vijftig, langs de weg van een subjectieve verruiming van het begrip 'functie'. Zo heeft de gebogen wand aan de inkom de functie als uitnodigend gebaar, en is de gebogen planvorm afgeleid uit het respect voor twee hoge pijnbomen. Zoals de door hem bewonderde Gaudi wil Braem ontwerpen "op de wijze van de natuur". De buitenmuren drukken de van binnen heersende krachten uit. De betonnen meeuwen die opstijgen van de dakrand zijn de beëindiging van gebogen dakvlakken die het licht gelijkmatig binnenleiden in het interieur. Voor sommige beelden zijn kleine nissen gemaakt, andere krijgen en specifieke belichting langs de hoge ramen aan de noordzijde.

Aan het concept van dit tentoonstellingspaviljoen ging een drukke ontwerpfase met tal van varianten vooraf, gericht op het streven naar een dienend gebouw met monumentaal karakter. Deze realisatie lag Renaat Braem dan ook nauw aan het hart. De volkomen integratie in het parklandschap die hem voor ogen stond werd niet naar wens gerealiseerd. Een kleine vijver met een fontein van Olivier Strebelle vormt zowat het enige spoor van de rond het paviljoen geplande aanleg. Later ontwierp Braem nog een uitbreiding die het paviljoen in oppervlakte zou verdubbelen.

Het paviljoen is een licht buigende, langgerekte en volledig witgeschilderde constructie, met vrij gesloten zijwanden en opengewerkte frontgevels. Kleine uitbouwen aan beide zijden, een gebogen inkomwand, gewelfde luifels en vleugelvormige bovenlichten bepalen het expressieve silhouet. Het paviljoen is geïntegreerd in het circuit van wandelpaden van het Middelheimpark, waardoor de bezoeker zijn parcours doorheen het gebouw kan voortzetten. Voor de constructie werd gebruik gemaakt van beton en baksteen, het raamwerk is uitgevoerd in afzelia met aluminium glaslatten. Het interieur vormt één doorlopende diffuus belichte ruimte, met een licht niveauverschil in de rode tegelvloer en decoratief toegepast metselwerk ter hoogte van de balie nabij de inkom. De zuidelijke uitbouw herbergt een vestiaire en sanitair.

Het paviljoen is weliswaar intact bewaard, doch jammer genoeg werd het achterste deel van de ruimte afgesloten met een scheidingswand, wat niet alleen de inwendige verhoudingen verstoort, maar volkomen breekt met het concept van het gebouw, dat met zijn opengewerkte fronten juist bedoeld was om doorheen te lopen. Het visuele contact met het omringende landschap werd hierdoor meer dan gehalveerd, en bovendien kreeg het paviljoen zo onbedoeld een ‘achterkant’ die er wat verwaarloosd bijligt. In het interieur bevindt zich nog een door Renaat Braem ontworpen houten zitbank.

Renaat Braem wordt geboren in Antwerpen op 29 augustus 1910. Hij studeert architectuur in zijn geboortestad, eerst aan de Academie voor Schone Kunsten (1926-1931), later aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten (1931-1935), waar hij een uitzonderlijke gave voor tekenen ontwikkelt. In 1928 sluit hij vriendschap met de jonge communistische architect Julien Schillemans (1906-1943) en kiest voor een politiek engagement dat hij voor altijd trouw blijft. Hij begint met het schrijven van tal van polemische artikels die de relatie tussen architectuur en ideologie als grondslag hebben, een activiteit die hij zijn ganse carrière lang voortzet. Vermoedelijk onder invloed van Schillemans – auteur van een project voor een wereldstad van 35 miljoen inwoners (circa 1930) – presenteert Braem in 1934 als eindejaarswerk een project voor een lijnstad van 100 km lang doorheen België, dat een theoretisch referentiekader zal blijven voor veel van zijn latere stedenbouwkundige projecten. Het jaar daarop werkt hij samen met Huib Hoste aan een project voor een radicale heraanleg van het centrum van Antwerpen (1935). Op het einde van zijn studies behaalt hij de Godecharleprijs en de Rubensprijs die hem in staat stellen stage te lopen op het atelier van Le Corbusier (1936-1937). In 1937 wordt hij op voorspraak van Le Corbusier lid van CIAM. Tijdens de eerste jaren van zijn loopbaan als zelfstandig architect realiseert hij in samenwerking met Marc Segers een aantal bescheiden modernistische woningen in de Antwerpse agglomeratie, waarvan de woning Janssens in 1938 wordt bekroond met de Van de Venprijs.

Kort na de oorlog krijgt hij één van zijn belangrijkste opdrachten: het ontwerp van een groots opgezet sociaal wooncomplex in de Antwerpse wijk Kiel (in samenwerking met Maes en Maeremans, 1949-1958). Deze "Vlaamse Cité radieuse" wordt voorgesteld op het CIAM-congres van Aix-en-Provence in 1953, en krijgt internationale weerklank. Later volgen onder meer de Modelwijk op de Heizel (in samenwerking met Coolens, l’Equerre, Structures, Panis en Van Doosselaere, 1956-1963), de wijk Sint-Maartensdal in Leuven (in samenwerking met De Mol en Moerkerke, 1957-1967) en de Arenawijk in Deurne (1960-1971). Renaat Braem realiseert de hoogbouw van het Administratief Centrum in Antwerpen (in samenwerking met De Roover en Wijnants, 1951-1967), het ringvormig kantoorgebouw van Glaverbel (in samenwerking met Jacqmain, Mulpas en Guilissen, 1963-1967) en het ellipsoïde Rectoraatsgebouw van de VUB (1971-1978), beide in Brussel.

Tussen deze grootschalige opdrachten door ontwerpt Renaat Braem een ruim aantal privé-woningen en enkele kleinere openbare gebouwen. Waar zijn realisaties aanvankelijk aanleunen bij een internationaal georiënteerd modernisme te duiden met de Angelsaksische term 'contemporary', onder meer vertegenwoordigd door zijn eigen woning in Deurne (1955-1958), evolueert hij gaandeweg naar een organische, biomorfe architectuur, waarvan de woning Van Humbeeck in Buggenhout (1967-1970) zowat het hoogtepunt betekent.

Het hoeft geen betoog het belang te onderstrepen van Renaat Braem in de ontwikkeling van de naoorlogse architectuur in België, waarin hij in woord en daad decennialang een dominante positie bekleedde. De latere fase van zijn loopbaan gaf een hoogstpersoonlijke vormentaal te zien die een diepe verbondenheid met de natuur te kennen gaf, waarin hij slechts door een enkeling werd gevolgd.


Bron: Beschermingsdossier DA002328
Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Middelheimpaviljoen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/125449 (geraadpleegd op ).