Tuinwijk Beringen-Mijn

Tekst van Steenkoolmijn van Beringen: Mijncités (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/122159)

Met de bouw der eerste arbeiderswoningen werd begonnen in 1908, aan een bestaande straat, de huidige Stationstraat. Tweede bouwcampagne in 1910; voor de Eerste Wereldoorlog werden eveneens enkele ingenieurswoningen en de directeurswoning gebouwd aan de Koolmijnlaan.

Na 1919, verdere uitbouw van de wijk, deels op het bestaand stratenpatroon, deels aan nieuw aangelegde straten. De woningen gebouwd tussen 1920 en 1923 werden verspreid ingeplant tussen de reeds bestaande woningen. Van 1926 dateert het schoolcomplex, en van 1927 het melkpaviljoentje, bevoorraad door de hoeve van de mijn, gebouwd in 1908. Bij de bouwcampagne van 1927-1929 werd overgeschakeld naar een neotraditionele stijl voor de woningen, die tot dan toe geïnspireerd waren op Engelse voorbeelden. Uit deze periode dateren de woningen rondom het Kioskplein, naar ideeën van de architecten P. Lohest en A. Blomme, die een aantal voorstudies maakten. Na de aanleg van het Kioskplein (1927) werd ten westen van dit plein begonnen met de aanleg van een tweede tuinwijk (1929-1930). In 1942 werd de kapel, gebouwd in 1926, vervangen door de Sint-Theodarduskerk. In 1963 werd nog een reeks woningen aan de tweede tuinwijk toegevoegd.

De infrastructuur van de mijn bevat buiten de hogervermelde voorzieningen nog een ziekenhuis en enkele dokterswoningen (in 1958 ontworpen door I. Blomme), een mijnschool, een tennisveld met paviljoentje, een voetbalstadion en een watersportpavilioen.

Het eerste deel der beschrijving omvat het deel van de tuinwijk gelegen op het grondgebied Koersel, met als centrum het Kioskplein (het meest recente gedeelte dus), dan volgen de woningen van het hoger kaderpersoneel, aan de Koolmijnlaan, en tenslotte het oudste gedeelte, gelegen op het grondgebied Beverlo (enkele straten in Koersel), met de Sint-Theodarduskerk. De gevolgde (voorlopige) typologie is om praktische redenen zuiver morfologisch en werd opgesteld aan de hand van het materiaal, verzameld bij het veldonderzoek. Hierdoor wijkt zij af van de chronologische typologie van het archief van de mijn.

  • HENRQUET M. 1924: La Campine Industrielle, Brussel.
  • PINXTEN K. 1937: Het Kempisch steenkolenbekken: een economische studie, Brussel-Antwerpen-Leuven-Gent.
  • S.N. 1951: Les charbonnages de Beringen, Technisch Tijdschrift van de Unie der Ingenieurs uit de Speciale Scholen van de Katholieke Universiteit te Leuven LXXXV.2, 51 -55.
  • S.N. 1956: Foraky 1906-1956, Brussel.
  • S.N. 1958: Beeringen 1907-1957, Brussel.
  • S.N. 1959: De Belgische steenkoolnijverheid, Brussel.
  • VANDEBERGH L. 1979: De architectuur van de Limburgse steenkoolmijnen, onuitgegeven eindverhandeling P.H.I.A. Hasselt.
  • VAN DOORSLAER A. 1976: Het Kempisch steenkoolbekken: 1901-1940. Bijdrage tot haar geschiedenis en haar problematiek, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Rijksuniversiteit Gent.

Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n1 (A-Ha), Brussel - Gent.
Auteurs:  Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Steenkoolmijn van Beringen: Mijncités [online], https://id.erfgoed.net/teksten/122159 (geraadpleegd op ).