Begijnhof

Tekst van Begijnhof (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/122152)

Historiek

De begijnenbeweging, ontstaan in de 12de eeuw, verspreidde zich weldra over heel Europa, met officiële toelating tot oprichting van hoven, in 1216. In 1311 werd het begijnenwezen algemeen veroordeeld; voor de Nederlanden echter viel het onderzoek gunstig uit en hielden de hoven stand. Meestal ontwikkelden ze zich buiten de stadsmuren als kleine, economisch en religieus onafhankelijke entiteiten, met vast patroon: kerk met kerkhof, conventen (een soort van gemeenschapshuizen voor jonge of behoeftige begijntjes), infirmerie, groothuis voor de grootmeesteres, pastorie, Heilige Geesthuis voor de armenzorg en dries of bleekhof; het geheel werd omheind en voorzien van één of meerdere ingangspoorten.

Zoals vele begijnhoven in het hertogdom Brabant, werd ook het Turnhoutse begijnhof mogelijk in de 13de eeuw gesticht. De oudst bewaarde vermelding dateert echter pas van 1340. Zowel de ligging als de later aantoonbare banden tussen begijnhof en kasteel doen vermoeden dat de hertogen van Brabant een rol hebben gespeeld bij het ontstaan. In 1372 zou Maria van Brabant, hertogin van Gelre en meesteres van Turnhout, een aantal vrijheden verlenen, in 1399 door haar zuster Johanna, hertogin van Brabant, bevestigd en uitgebreid. Tijdens de 15de eeuw werd het begijnhof herhaaldelijk met gunsten overladen en werden een aantal beslissingen getroffen voor de goede organisatie binnen het hof; in 1399 was er al sprake van een infirmerie; in 1415 werd het hoofdaltaar in de oude kerk gewijd, de stichting van verschillende kapelanieën volgde kort daarop (1418, 1419, 1478). In 1480 waren er achttien huizen op het begijnhof, in 1526 achtentwintig.

De 16de eeuw verliep minder voorspoedig: op 12/7/1562 brandde het begijnhof gedeeltelijk af, waarbij onder meer de infirmerie, toen aan de zuidkant gelegen, de Bospoort en het aangrenzende deel van de Warande teloorgingen; op 23/8/1566 werd de kerk door beeldenstormers geplunderd en onteerd. De heropbloei in de 17de eeuw werd gekenmerkt door verschillende vergrotingen in westelijke richting en in 1624 werd de toen nog bestaande kerk vergroot. In 1642 reikte het hof tot juist voorbij de noordelijke poort; het jaar daarop kregen de begijnen honderd twintig roeden land van Filips IV en in 1656 werd hun bij testament door Cornelis Lantschots een hoeve geschonken op het gehucht Lokeren "tot opbouwinghe ofte vergrootinghe vanden kercke vant zelve beggeynhof". Men koos voor de bouw van een nieuwe kerk, waarvan de eerstesteenlegging op 25/6/1662 plaatsvond; de nieuwe bidplaats werd in 1666 in gebruik genomen. Inmiddels was ook de nieuwe pastorie opgetrokken en waren verschillende huizen aan noord- en zuidzijde bijgebouwd. In 1693 werd door begijnhofpastoor Joannes Mermans een belangrijke fundatie gesticht, die grote voordelen verschafte aan minder begoede begijntjes, afkomstig van Mol, Balen, Dessel en omgeving en later één van Turnhout; dat jaar waren er ongeveer driehonderd zestig begijnen in Turnhout. Privé-scholen met Frans, vrouwelijk handwerk en kantklossen op het programma werden vanaf de 17de eeuw in het begijnhof opgericht. In de 18de euw waren er vier of vijf van deze scholen actief. In 1794 telde Turnhout nog honderd vierenzestig begijnen.

Tijdens de Franse Revolutie waren alle godsdienstige bijeenkomsten verboden, de begijnhofpoorten werden afgehaakt en de kerk omgevormd tot Tempel van de Rede (1797). Vanaf 8/9/1814 mochten de begijntjes opnieuw het religieus habijt dragen. Hun bezittingen werden echter overgedragen aan de Commissie der Burgerlijke Godshuizen, die sedertdien instond voor bestuur en onderhoud van het hof. In de loop van de 19de eeuw kreeg het religieuze leven er nieuwe impulsen; een Lourdesgrot, die vele bedevaarders zou aantrekken, werd opgericht in 1876 en in 1885-1887 werd de Kapel van het H. Aanschijn gebouwd "om de ontheiliging van de zondag in Turnhout tegen te gaan". In de 20ste eeuw ging het begijnenwezen totaal achteruit om ten slotte stilaan uit te doven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het begijnhof het toneel van hevige gevechten; in 1944 werden er zelfs loopgrachten gegraven achter de kerk; in die dagen was het begijnhof ook korte tijd een toevluchtsoord voor de clarissen en de zusters van de Beekstraat. Omstreeks 1950 vatten de Vrienden van het Begijnhof het plan op een museum op te richten, opengesteld op 27/9/1953. Heden valt het beheer van begijnhof en begijnhofmuseum onder toezicht van het O.C.M.W. Momenteel leeft er nog één begijntje.

Op 5/12/1962 werd het begijnhof beschermd als landschap en vierentwintig huizen, het poortgebouw en de calvarie als monument; de begijnhofkerk werd reeds op 30/05/1936 beschermd, het museum op 14/10/1975.

Algemene situering

Het begijnhof van Turnhout bevindt zich aan de rand van de oude stad. Aan de noord- en westzijde werd het begrensd door de Meerloop die achter de noordelijke huizenrij van het begijnhof doorliep, zie de naar de verdwenen waterloop afhellende tuinen op deze plaats.

Pleinbegijnhof met trapezoïdaal grondplan, kenmerkende centrale open ruimte met gekasseid voorplein en bestrating, met beuken-, klimop- en taxushagen omzoomde pleinen, gras- en bloemperken, linde- en beukenbomen, drie pompen, één bidplaats, een kerk en een aaneensluitende bebouwing van woonhuizen rondom; de nummers 3 tot 10 en 79 tot 83 hebben een omhaagde voortuin, de overige huizen palen aan de straat. Smeedijzeren straatlantaarns, aanvankelijk met gas (1873).

Hoofdingang ten oosten met monumentaal poortgebouw ter hoogte van de Oude Vaartstraat, zij-ingang ten noorden ter hoogte van het Sint-Beggaplein. Vrij homogene bebouwing met bakstenen huizen van twee bouwlagen, onder pannen zadeldak met wit aangestreken vorsten (nok parallel aan de straat), doorgaans met bijhorende achtergebouwtjes. Het merendeel der huizen klimt op tot de 16de en de 17de eeuw, opgetrokken in een lokale (arme), traditionele regionale stijl met bakstenen lijst- en zijtopgevels met vlechtingen op grijsgeschilderde plint; pleister- en schilderwerk suggereren zandstenen plinten, speklagen en omlijstingen; het gebruik van kozijnramen wijst op Hollandse beïnvloeding. In de 19de en de 20ste eeuw werden een aantal aanpassingen doorgevoerd: dakbedekkingen werden vernieuwd, eenvoudige houten kroonlijsten op klosjes of modillons aangebracht, voorgevels herbouwd en van gelijkvormige rechthoekige muuropeningen met houten latei, nieuwe luiken en ruitvormig verdeelde bovenlichten voor de deuren voorzien; slechts een klein aantal huizen dateert volledig uit de 19de of de 20ste eeuw

Tussen nummer 56 en nummer 58. Boomgaard met schapenweide. De vroegere begijnenhoeve met bijhorende gronden, bereikbaar via de noordelijke zij-ingang, werd in de jaren 1950 door de Maatschappij voor Huisvesting gesloopt en vervangen door bejaardenwoningen (zie Sint-Beggaplein). Het pesthuis van het begijnhof lag noordwaarts van de huidige Begijnendreef.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Antwerpen, Cel Monumenten en Landschappen, archief, doss. A/0249, A/0250/1-7.
  • Archief Afdeling Monumenten en Landschappen - Brussel, Plannenfonds Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, provincie Antwerpen, Turnhout, begijnhof.
  • DE KOK H., Gids voor glasramen in Turnhoutse kerken, s.l., 1993, p. 51-70.
  • DE KOT H., Kennismaking met het Turnhoutse begijnhof, s.l., s.d.
  • JANSEN J., Het kunstpatrimonium van het begijnhof te Turnhout, Brussel, 1988.
  • VAN MIERT A.J., Het Begijnhof van Turnhout, Turnhout, 1923.

Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 1997: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Turnhout, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Begijnhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/122152 (geraadpleegd op ).