Begijnhof

Tekst van Begijnhof van Hoogstraten (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/121660)

HISTORIEK

De eerste vermelding van een begijnhof in Hoogstraten vinden we in een oorkonde van 3/3/1380. Gezien de specificatie "nieuw begijnhof", mag men aannemen dat de begijnen zich kort voordien op de actuele locatie hadden gevestigd.

Op 8/7/1381 schonk Jan III van Kuik, heer van Hoogstraten aan de begijnen "de volle eigendom van de woonstede welke ze tot dan toe van de voorzaten van genoemde heer erfrechtelijk hadden bezeten tegen een jaarlijkse cijns"; bedoelde woonstede was de infirmerie waar de begijnen oorspronkelijk met andere vrouwen samenwoonden. Ook liet hij toe een kapel te bouwen en een kerkhof aan te leggen. Op 16/10/1382 kregen de begijnen, toen dertien in getal, de gelegenheid afzonderlijk te gaan wonen in een convent, dankzij de gift van hun medezuster Catharina van Kuik. Aldus groeide de infirmerie met haar omgeving geleidelijk uit tot een echt begijnhof. In 1415 is er sprake van de vergroting van het hof. In 1432 was de onafhankelijkheid van de begijnenparochie ten opzicht van de hoofdparochie een feit. Vrijstelling van beden en belastingen werd herhaaldelijk doch niet steeds met succes afgedongen.

Tot aan het uitbreken van de Tachtigjarige oorlog (1567) kende het begijnhof een gestadige groei. De nadelige gevolgen van de oorlog lieten ook het begijnhof niet onberoerd, zodat er in 1604 nog slechts twee begijnen binnen de muren van het hof verbleven. Na de instelling van het Twaalfjarig bestand (1609) keerde de rust weer. In 1619 waren er tweeëntachtig begijnen, tegen het einde van de 17de eeuw was hun aantal tot honderdzestig gestegen. Het aantal gebouwen diende in evenredigheid toe te nemen, namelijk van veertien huizen in 1553 tot tweeënzestig (inclusief kerk, convent, infirmerie en poorthuis) tussen 1626 en 1724. Deze uitbreiding was mogelijk door de toevoeging omstreeks 1635 van de voormalige gersthof aan de zuidzijde van het bestaande begijnhof; op dit "nieuwe erf" werd, wellicht in 1660, ook een nieuwe blijk aangelegd. In 1670 werd een deel van de gronden van de pastorie aangehecht. De kerk werd opgetrokken tussen 1640 en 1687. Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw was er een geleidelijke terugval. In 1768 verleende de bisschop van Antwerpen de toelating de leegstaande huizen aan wereldlijke personen te verhuren; men telde toen nog negenentachtig begijnen.

Na de Franse revolutie raakte het begijnhof in verval. In 1796 werden alle goederen aangeslagen. Het hof met de huizen werd in 1800 overgedragen aan het Bestuur der burgerlijke godshuizen, de kerk gedegradeerd tot hooimagazijn. Op 2/10/1823 werd de kerk (terug) als bijkerk, afhankelijk van de parochiekerk van Hoogstraten erkend, in 1836 als hulpkerk. In 1826 werden nog achtentwintig begijnen geregistreerd en negenenvijftig huizen. In 1832 werden acht vervallen woningen, gelegen voor de kerk ten noorden van de centrale ingang gesloopt. In 1899 werd besloten tot afbraak van een tiental bouwvallige huizen ten zuiden van de centrale ingang, in 1670-1680 op grond van de pastorie gebouwd als aanzet van het nieuwe erf; deze huizen stonden in haakvorm ten oosten van de pastorie tot aan het kapelleke van Onze-Lieve-Vrouw van Smarten. Met het afbraakmateriaal werd een materialen- of kalkhuis gebouwd, later gebruikt als magazijn of schuur, heden atelier van beeldhouwer J. Martens. Op 28/10/1899 diende architect E. Pelgrims een plan in voor de bouw op dezelfde plaats van dertien nieuwe huizen, dat nooit werd gerealiseerd.

Na de Tweede Wereldoorlog beijverden J.L. Stynen en J. Schellekens zich om herstel en behoud van het Hoogstratense begijnhof. Op 13/4/1953 werd de kerk als monument beschermd, op 27/5/1971 het hele begijnhof en de pastorie met bijgebouwen als landschap en monument. Het laatste begijntje overleed in 1972. In 1979 werd door het OCMW een eerste restauratiedossier opgestart, echter zonder resultaat. Op 26/9/1984 werd de wijk "Begijnhof" erkend als herwaarderingsgebied. Op 16/5/1988 besliste de gemeenteraad het begijnhof over te kopen. Verschillende erfpachtvoorstellen en restauratieprojecten gingen een voor een de mist in terwijl de toestand van het begijnhof zienderogen verslechterde. Het Convent, dat zich op 27/2/1992 kandidaat stelde voor de restauratie, bracht de ultieme oplossing. De doelstellingen kregen vaste vorm in de statuten van een v.z.w. en in een voorstel van erfpacht. Elk van de vierendertig leden van het Convent verbond zich ertoe één woning te restaureren; samen stonden ze borg voor de restauratie van de gemeenschappelijke delen zoals de muur, de pompen en kapellen, de groenvoorziening en de restauratie van de woningen nummers 9, 10 en 11 die als museum ter beschikking zouden worden gesteld van het stadsbestuur om er onder meer de Alfred Ostcollectie onder te brengen. Een "Bijzonder Fonds" werd opgericht om de gemeenschappelijke delen te financieren. Elk lid betaalde een eenmalig "instaprecht" en stond een deel van de door de overheid verleende subsidie af aan dit fonds. De toewijzing aan het Convent gebeurde op 29/6/1992.

De woningen kwamen volgens de erfpachtschikkingen enkel in aanmerking voor bewoning. Er werd gekozen voor een zachte restauratie met behoud van eigen karakter en waardevolle elementen voor elke woning, zonder het monument in die toestand te bevriezen. Zorgvuldig herstel van authentieke interieurelementen (zoals plafonds en vloeren, schouwen en haarden, deuren en ramen, muurkasten en gootstenen, nog aanwezige bornputten en zo meer) werd op een weloverwogen wijze met de inbreng van meer eigentijdse elementen gecombineerd. De algehele restauratie werd gecoördineerd door architect H. Adriaensens. In 1997 kreeg het Convent de Vlaamse Monumentenprijs en in 1998 de Henry Ford European Conservation Award. Op 2/12/1998 werd het begijnhof van Hoogstraten samen met twaalf andere Vlaamse begijnhoven, ingeschreven op de lijst van het werelderfgoed. De plechtige inhuldiging van het volledig gerestaureerde en heringerichte begijnhof greep plaats op 2/5/1999.

Algemene situering

Het begijnhof van Hoogstraten, ten westen begrensd door de Vrijheid, ten noorden door 's Bosch- en Gustaaf Segersstraat, is van het pleintype bestaande uit twee met huizen omzoomde pleinen (zogenaamd het "oude" en het "nieuwe erf"), volledig omringd door een bakstenen muur met hoofdingang ter hoogte van de Vrijheid. Een aansluitend terrein aan de oostzijde werd ingericht als parking. De huizen zijn te situeren aan weerszijden van het oude erf (nummers 1 tot 16 en 17 tot 27) en het nieuwe erf (nummers 28-29 en nummers 30 tot 36). De schuur (nummer 38) ligt ten westen van het binnenstraatje dat langs de zijgevels van de nummers 27, 28 en 36 en de circa 1900 gesloopte westelijke huizenrij loopt. De huisjes onmiddellijk links van de ingang zijn annexen van de pastorie. De kerk, ingeplant op het oude erf, bevindt zich tegenover de hoofdingang.

De oppervlakte van het oude begijnhof besloeg ongeveer de helft van het huidige; ten westen werd het begrensd door de vroegere Achterstraat, de verbinding tussen de nog bestaande Peper- en Leemstraat parallel met de Vrijheid; een spoor daarvan vinden we terug in de servitudeweg, die in het verlengde van de Peperstraat doorloopt tot in de hof van de pastorie. Ten zuiden liep de begijnhofmuur achter de turfhuisjes van de nummers 17 tot 27. De oorspronkelijke ingang bevond zich aan 's Boschstraat, tussen de huidige nummers 8 en 9. De uitbreiding met het "nieuwe erf" dateert van circa 1635. In 1670 werd een deel van de gronden van de pastorie aangehecht.

In 1550 (of 1530?) werd door toedoen van Elisabeth van Culemborg de noordelijke muur herbouwd en mogelijk ook uitgebreid. In 1533 is er voor de eerste maal sprake van de nieuwe poort aan de Vrijheid. In 1635 wordt de noordelijke muur drie voet (circa 1 meter) naar buiten gebracht en in westelijke richting verlengd; duidelijke sporen van de eerste, heden heropende poort, werden in dit gedeelte van de muur teruggevonden. De oude zuidelijke muur loopt achter de turfhuisjes van de nummers 17 tot 27. De westelijke muur achter de pastorie dateert van 1676, zie jaarcijfers van gesinterde baksteen in de tuinmuur. De huidige afsluitingsmuur ter hoogte van de Vrijheid is van 1922; hij werd iets achteruit gebracht op dezelfde lijn als de huizen op de hoek met 's Boschstraat, doch uitgevoerd op dezelfde breedte als de bestaande muur en voorzien van een eenvoudige ijzeren poort; de poortpijlers zijn bekroond met gietijzeren siervazen. Behalve de hoofdingang aan de Vrijheid en de toegang aan 's Boschstraat, zijn er twee doorgangen naar de parking in de oostelijke muur. De bakstenen muur aan de Vrijheid is met spaarvelden en gele baksteen verlevendigd, de overige begijnhofmuren zijn gekaleid en met steunberen of lisenen versterkt.

Oostelijke muur achteraan het oude erf met Sint-Jozefkapelletje uit begin 18de eeuw, opgevat als beschilderd barok portiekaltaar met buikige Dorische zuilen onder driehoekig fronton; beglaasde rondboognis met witgeschilderd terracottabeeldje. Flankerende knotlinden.

Zuidelijke muur van het nieuwe erf met kapelletje ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Smarten, eveneens uit begin 18de eeuw en geflankeerd door twee oude lindebomen; puntgevel met afdak waartegen polychroom beschilderd, barok portiekaltaar (entablement met Ionische zuiltjes onder driehoekig fronton), voorzien van een omlijste, beglaasde rondboognis met gepolychromeerd houten Onze-Lieve-Vrouwebeeld uit de 19de eeuw, aangebracht ter vervanging van het in mei 1996 gestolen originele.

Met leilinden afgezoomde dreef tussen hoofdingang en kerk. Als "blijken" ingerichte pleinen afgezoomd met beuken- en buxushagen; op het plein achter het koor van de kerk staan acht zeer oude taxusbomen; enkele treuressen flankeren het schip. Op het nieuwe erf zijn jonge hoogstamfruitbomen en kweeperen aangeplant. De wegen zijn licht verhard met ternairzand, de smalle stoepen langsheen de huizen uitgevoerd in baksteen. Oud erf met gemetselde waterput met houten putmik en putzwing en monumentale, arduinen 17de-eeuwse pomp (1662?) naast de sacristie; een hermetselde pomp leunt aan tegen de oostmuur. Nieuw erf met 17de-eeuwse arduinen pomp vóór de nrs. 28-29 en Lourdesgrot met inscriptie: "Gift van de Z.E. Moeder Overste G. Wallebroek 19-8-1937."

Dank zij nauwgezet archivalisch, bouwhistorisch en bouwfysisch onderzoek konden de belangrijkste bouwfasen van de begijnhofhuizen worden vastgesteld. Vanaf het Oudhuis (ter hoogte van het huidige Convent) werden naar het westen en het oosten toe allengs huizen bijgebouwd. Van de 14de-eeuwse of 15de-eeuwse bouwactiviteiten is nog zeer weinig terug te vinden. Vier zware branden teisterden het begijnhof (in 1506, 1559 en tweemaal in 1563), waarbij zowel talrijke huizen als het hofboek (in 1506) en vele oude geschriften verloren gingen. Van de heden bestaande huizen dateert een achttal grotendeels uit de 16de eeuw, de meeste huizen kwamen in het tweede kwart en de tweede helft van de 17de eeuw tot stand, een viertal dateert uit het eerste en het derde kwart van de 18de eeuw. De eerste huizen waren vakwerkbouwen gedekt met stro. Nummer 7 is een versteend model van dit type. Zowel tussen de nummers 19 en 20, 25 en 26 als in het Convent (nummer 9) zijn sporen van oorspronkelijke vakwerkbouw teruggevonden. In de 17de eeuw kreeg het begijnhof grosso modo het uitzicht zoals we het nu kennen. De bestaande huizen werden versteend, de nieuwe opgetrokken in baksteen, met in de gevels verankerde balklagen; de veelal manke zadeldaken (nok parallel aan de binnenstraten) werden met Vlaamse pannen, aanvankelijk ook leien, gedekt. Later werden ze bepleisterd of gekaleid en witgeschilderd om de talrijke verbouwingssporen weg te werken en werden de plinten gepikt. Overwegend later aangepaste rechthoekige muuropeningen. Het met zorg gerestaureerde of naar oud patroon gereconstrueerd houtwerk vertoont doorgaans witgeschilderde ramen, grijsgeschilderde lateien en/of omlijstingen, donkergroene deuren, raamomkastingen en luiken. De onderdorpels zijn meestal van arduin, de bovendorpels in de regel van hout. Evenals op andere begijnhoven draagt elk huis de naam van een heilige. Elk huis beschikt over een achterliggende tuin en een turfhuisje.

Een groot deel van de woningen van het oude erf kende, wat indeling en uitbouw betreft, een zelfde evolutie. De huidige binnenmuur parallel aan de voorgevel was de oorspronkelijke achtergevel. Aanvankelijk telden de huizen slechts twee kleine kamers en een zolder, bereikbaar via een ladder. Later werd het achterdakvlak verhoogd en verlengd waardoor een keuken, een kelder met daarboven een opkamer en een trap naar de zolder konden worden toegevoegd.

Van elk huis of huizengroep worden bijkomend in volgens items de bouwdatum en de belangrijkste karakteristieken opgesomd, waarvoor wij ons baseerden op de studie onder leiding van H. Adriaensens.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Antwerpen, Cel Monumenten en Landschappen, archief, dossiers 0241 en 0242.
  • Historische nota betreffende Het Begijnhof van Hoogstraten opgemaakt ter gelegenheid van de restauratie anno 1993 o.l.v. H. Adriaensens, Onuitgegeven document, Hoogstraten, 1993.
  • Het begijnhof van Hoogstraten een boeiend restauratieproject, Brochure uitgegeven door v.z.w. Het Convent.
  • HORSTEN Fr., Van blufpoker tot Monumentenprijs, in Jaarboek van Koninklijk Hoogstraatse Oudheidkundige Kring, jaarboek 2000.
  • JANSEN J., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Antwerpen. Kanton Turnhout II, Brussel, 1977, p. 37-40.
  • LAMBRECHTS R., Het begijnhof van Hoogstraten (1380-1600), in Jaarboek van Koninklijk Hoogstraatse Oudheidkundige Kring, XVII, 1959.
  • LAUWERYS J., Het begijnhof van Hoogstraten II, in Jaarboek van Koninklijk Hoogstraatse Oudheidkundige Kring, XLIII, 1975.
  • LAUWERYS J., Ikonografie van het begijnhof, in Jaarboek van Koninklijk Hoogstraatse Oudheidkundige Kring, XL, 1972, p. 347-378.

Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Hoogstraten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Begijnhof van Hoogstraten [online], https://id.erfgoed.net/teksten/121660 (geraadpleegd op ).