Gebeurtenis

Inventarisatie bouwkundig erfgoed Alveringem

geografische inventarisatie
ID
569
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/569

Beschrijving

De inventaris bouwkundig erfgoed van Alveringem werd gepubliceerd in boekdeel 8n van de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. 8n bevat alle gemeenten van het arrondissement Veurne: Alveringem, Veurne, Nieuwpoort, De Panne en Koksijde. Een team van de Rijksdienst voor de Monumenten- en Landschapszorg stelde de inventaris samen. De optekeningsperiode ter plaatse liep van zomer 1977 tot winter 1980, met een aantal controle- en aanvullende bezoeken in 1981. In 1982 volgde de publicatie. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Alveringem en deelgemeenten Oeren, Sint-Rijkers, Izenberge, Leisele, Hoogstade, Gijverinkhove, Beveren en Stavele leverde 389 inventarisfiches op.

Context en doelstelling

De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in het arrondissement Veurne situeert zich in de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. Dat project wordt sinds 1965-1966 door de centrale overheid uitgevoerd onder de noemer “Bouwen door de Eeuwen Heen in Vlaanderen”. Dat is tevens de naam van de boekenreeks waarin men tot 2005 alle inventarisresultaten publiceerde.

De Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg in Vlaanderen stond vanaf 1972 in voor de inventarisatie. Boekdeel 8n is te kaderen vlak na een heel belangrijk moment in de geschiedenis van de monumentenzorg in Vlaanderen. Het Europese Monumentenjaar 1975 en het nieuwe Monumentendecreet van 1976 zorgden voor een zeer positieve evolutie voor de inventarisatie van bouwkundig erfgoed. Men stelde in deze jaren een nieuw team van een twintigtal kunsthistorici samen, die zich verspreid over Vlaanderen exclusief wijdden aan de inventaris bouwkundig erfgoed.

Voor boekdeel 8n hield men vast aan de doelstelling die bij het begin van het project Bouwen door de Eeuwen Heen was vooropgesteld. De doelstelling was drievoudig:

  • het opmaken van een werkinstrument voor bescherming in de vorm van een lijst met een bondige beschrijving van gebouwen en ensembles die moesten bewaard blijven als waardevol cultuurbezit;
  • een beknopte gids opstellen voor het architecturale patrimonium van onze gemeenten;
  • een voorlopig ontwerp maken van een wetenschappelijke inventaris.

In het woord vooraf en in de verantwoording van 8n zien we een nieuwe evolutie in de monumentenzorg beschreven. De bevoegde minister onderschreef in het woord vooraf van 8n expliciet de sensibiliserende functie van het inventarisproject: “Een van de doelstellingen en opties van de inventarisatie en de publikatie (sic) is altijd geweest deze toenadering van de mens tot zijn gebouwde omgeving te bevorderen, en dit zowel als gewoon inwoner of bevoorrecht bezoeker en toerist.” Een andere manier om bouwkundig erfgoed naar het brede publiek te brengen, was de toenadering tot het beleidsdomein toerisme die men in die periode zocht. In boekdeel 8n werd de concrete samenwerking met de diverse diensten voor toerisme eveneens in het woord vooraf van de minister vermeld.

Methodologie

De methodologie, de aanpak van de inventarisatie in het arrondissement Veurne, sluit naadloos aan bij de methodologie die bepaald werd bij het begin van het project Bouwen door de Eeuwen Heen. Veldwerk was de basis voor de opname van het erfgoed in de inventaris: de kritische visuele vaststelling en ontleding van het gebouw ter plaatse fungeerden als uitgangspunt. Wegens het dringende karakter van de operatie, en de wens om zo snel mogelijk een volledig overzicht te bieden van het waardevolle bouwkundig erfgoed in Vlaanderen, koos men er bewust voor het bijkomende bronnenonderzoek te beperken. Men sloot een grondige, volledige raadpleging van literatuur uit en beperkte zich tot een vluchtig bibliografisch onderzoek om de beschrijvingen aan te vullen, en de belangrijkste gebouwen in hun context te situeren en hun vroegere functie en evolutie te belichten. In principe werden geen onuitgegeven archiefstukken geraadpleegd. Voor het boekdeel 8n zien we hierop echter uitzonderingen. Men consulteerde de gemeentelijke archieven van Veurne, Nieuwpoort, De Panne, Koksijde en Oostduinkerke "in de mate van het mogelijke", maar merkt daar meteen bij op dat de archieven van de Westkust erg fragmentair bewaard zijn. In Alveringem werden geen gemeentelijke archieven geconsulteerd.

De inventarisploegen konden bij de samenstelling van de inventarissen in het arrondissement Veurne terugvallen op inventarisfiches van de deelnemers aan de actie M 75: tijdens het Monumentenjaar in 1975 werkten plaatselijke comités met heemkundigen, gemeentelijke diensten en vrijwilligers mee aan de registratie van het bouwkundig erfgoed van hun gemeente. De talrijke, soms rijk geïllustreerde steekkaarten, brachten heel wat informatie aan. De lijsten waren qua omvang, inhoud en kwaliteit zeer uiteenlopend en meestal objectgericht. Interessant is dat het lokale, bescheiden erfgoed, gaande van herberg, wegkapel, oorlogs- en grafmonumenten tot wegwijzers en grenspalen, door M 75 bewust werd voorgedragen en op die manier onder de aandacht kwam van het inventaristeam.

Ook de opmaak van een grondige algemene inleiding op de inventaris van het arrondissement was sinds 5n een vaste traditie, die voor het boekdeel van het arrondissement Veurne werd verder gezet. Op basis van de resultaten van de inventaris bouwkundig erfgoed, schreef het onderzoeksteam een vrij diepgaande, inhoudelijke analyse van het aanwezige bouwkundige erfgoed in het arrondissement, voorafgegaan door een algemene, administratieve situering, een landschapstypering, een economische schets en een historische achtergrond. Opvallend is dat al bij de landschapstypering aandacht wordt besteed aan de streekeigen materialen die men terug vond bij de inventarisatie van het historische religieuze (“moefen”) en agrarische (vakwerkbouw, olm en eik) erfgoed. Ook het economische hoofdstuk wordt direct gekoppeld aan het geregistreerde pre-industriële en industriële erfgoed in de streek. Behalve de windmolens, zijn de rosmolens typerend voor deze regio.

In aparte hoofdstukken behandelde men de verschillende erfgoedtypes in de streek, waarbij de religieuze architectuur besproken wordt in verschillende hoofdstukken voor kerken, kapellen en religieuze instellingen. In het hoofdstuk burgerlijke architectuur maakt men onderscheid tussen drie grote groepen, de stedelijke, de landelijke en de kustarchitectuur, waarbij men ook de bunkers rekent.

Waarden en criteria voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed

De inventaris bouwkundig erfgoed vormt de voorbereiding voor de opmaak van beschermingsvoorstellen. Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat ogenblik geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. Boekdeel 8n paste de nieuwe waarden en criteria uit het Monumentendecreet van 3 maart 1976 toe op de selectie van het bouwkundig erfgoed in het arrondissement Veurne. Volgens de Monumentenwet van 1931 kon men erfgoed beschermen als monument omwille van de historische, artistieke en wetenschappelijke waarde. In het nieuwe decreet werden de waarden verruimd met de volkskundige, industrieel-archeologische en andere sociaal-culturele waarde. Bescherming van ensembles, van bouwkundige gehelen, inclusief eenvoudige architectuur, werd mogelijk via het concept van stads- en dorpsgezichten. Het Monumentendecreet liet daarenboven de chronologische limiet voor het waarderen van erfgoed varen. Deze verruimde typologische en chronologische waarden en criteria uit het Monumentendecreet zijn duidelijk afleesbaar in de resultaten van het inventarisproject in dit arrondissement.

De mogelijkheid die sinds het decreet van 1976 bestond om stads- en dorpsgezichten te beschermen, zorgde vooreerst voor een grote aandacht voor de erfgoedwaardige, bescheiden, vaak 19de-eeuwse basisbebouwing in steden en dorpen. Een tweede typologische verruiming betreft het industrieel-archeologisch erfgoed. In de inleiding van het boekdeel 8n is een apart hoofdstuk gewijd aan deze typologie. Overeenkomstig de ruimere kijk op bouwkundig erfgoed, legden de onderzoekers in de inleiding van elk boekdeel de nadruk op de nieuwe erfgoedtypes die ze gaandeweg ontdekten en wilden waarderen. We citeren minister K. Poma, die het woord vooraf schreef bij het arrondissement Veurne: “Elk van de geïnventariseerde gebieden heeft hierbij zijn eigen karakteristieken en accenten, wat routinewerk uitsluit en geleidelijk de enorme en miskende rijkdom van ons land onthult.” In het arrondissement Veurne, doken nog nieuwe aspecten op, namelijk de wederopbouwarchitectuur, de toeristische gebouwen binnen de kustarchitectuur en de recente vormen van militaire architectuur uit de Tweede Wereldoorlog. “Immers”, zo stelt het woord vooraf, “wanneer gepeild wordt naar de globaliteit van het cultuurbezit, waarvan de architectuur de meest nadrukkelijke exponent is, kunnen incidenten als oorlog en exploderend toerisme bepalende factoren worden voor de gebouwde omgeving.”

Deze typologische verbreding naar recente, typisch 20ste-eeuwse erfgoedtypes, sluit nauw aan bij de voornaamste invloed van het Monumentendecreet op de inventaris van het bouwkundig erfgoed, namelijk het wegvallen van de chronologische limiet. Daar waar dat voor boekdelen 5n en 6n nog met zeer veel schroom werd behandeld, trad recente architectuur vanaf boekdeel 7n resoluut op de voorgrond. Zelfs de naoorlogse architectuur werd naar waarde geschat in het arrondissement Veurne, met focus op een aantal toonaangevende lokale architecten zoals P. Callebout, P. Felix en A. Houtsaeger.

Een onroerend goed kan geselecteerd worden voor opname als het aan verschillende waarden en criteria tegemoetkomt, maar het kan ook in aanmerking komen voor opname als het in hoge mate aan slechts één criterium tegemoetkomt. Essentieel in deze methodologie is dat deze waarden en criteria niet afzonderlijk worden beschouwd. De totale beoordeling vormt het uitgangspunt voor de evaluatie. Voor de opname in de inventaris wordt rekening gehouden met de geografische of de thematische context. Bij deze beoordeling wordt steeds een relevantie voor Vlaanderen voor ogen gehouden.

Inventaris bouwkundig erfgoed in Alveringem

De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Alveringem en deelgemeenten Oeren, Sint-Rijkers, Izenberge, Leisele, Hoogstade, Gijverinkhove, Beveren en Stavele leverde 389 inventarisfiches op. De inventaris weerspiegelt het uitgesproken landelijke karakter van deze gemeente. In elke deelgemeente vinden we de parochiekerk terug, omringd met representatieve dorpsarchitectuur zoals pastorie, dorpswoningen, herbergen enz. De hoeves, vaak met grote historische waarde, vormen het grootste aandeel van geïnventariseerd erfgoed. Ook andere erfgoedtypes die getuigen van een gaaf bewaard historisch landelijk karakter zijn vertegenwoordigd in de inventaris, bijvoorbeeld kapellen, molens, rosmolens.

De inventaris bouwkundig erfgoed geeft relatief weinig uiting aan de ruimere selectiecriteria die men vanaf eind jaren 1970 hanteerde bij de inventarisatie van bouwkundig erfgoed. Met uitzondering van de voorbeelden van de doorsneewoonhuizen uit 19de en 20ste eeuw, zijn er weinig vernieuwende erfgoedtypes geregistreerd. Zo is de 20ste-eeuwe architectuur amper vertegenwoordigd in deze inventaris. We merken dat de aandacht voor de nieuwe typologieën binnen dit arrondissement zich focust op de kustgemeenten, waar deze erfgoedtypes vanzelfsprekend talrijker aanwezig zijn.

Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Is deel van

Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen


Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten

Izenbergestraat (Alveringem)
Georiënteerd bedehuis midden kleine tuin, aan de straatzijde afgezet met bakstenen muurtje. Herstellingswerken in 1948-1970. Eenbeukig kerkje met schip van drie traveeën en driezijdige koorsluiting, onder licht gebogen zadeldak (leien), gemarkeerd door centrale, octogonale dakruiter met ingesnoerde naaldspits (leien), gebouwd circa 1653 en voltooid in 1663.


Burgmolenstraat 23 (Alveringem)
Nog deels omwalde hoeve met losse bestanddelen, nagenoeg U-vormig gegroepeerd, bereikbaar via een met knotwilgen afgezoomde oprit. Boerenhuis op terp, voorafgegaan door bloemen- en moestuin; oostelijk ervan gelegen vaalt, afgezet met twijgen. Ten noorden, boerenhuis van één travee links opkamer + drie traveeën en één bouwlaag onder gebogen, mank zadeldak (Vlaamse pannen) met overstekende rand en klimmende, beluikte dakkapel. In kern opklimmend tot de 18de eeuw. Ten zuiden van erf staand dwarsschuurtje.


Burgmolenstraat 29 (Alveringem)
Hoeve met losse bestanddelen gegroepeerd rondom onverhard erf met vaalt, gelegen nabij straat, alwaar afgezoomd met doornhaag. Boerenhuis aanleunend bij langgestrekte type. Breed bakstenen pad leidend naar oudere stalling ten zuidwesten van erf. Moestuin achter, siertuin voor de woning. Ten noordwesten van erf, boerenhuis van zeven traveeën en één bouwlaag onder zadeldak met kort overstekende rand, daterend van 1872. Ten zuidwesten van erf staand stalgebouwtje.


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Alveringem [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/569 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.