Gebeurtenis

Inventarisatie bouwkundig erfgoed Aalst

geografische inventarisatie
ID
526
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/526

Beschrijving

De inventaris bouwkundig erfgoed van de stad Aalst werd gepubliceerd in boekdeel 5n van de reeks Bouwen door de Eeuwen heen in Vlaanderen. 5n bevat alle gemeenten van het arrondissement Aalst: Aalst, Denderleeuw, Erpe-Mere, Geraardsbergen, Haaltert, Herzele, Lede, Ninove, Sint-Lievens-Houtem en Zottegem. Een inventaristeam van de Rijksdienst voor de Monumenten- en Landschapszorg stelde de inventaris samen. De optekeningsperiode ter plaatse liep van zomer 1975 tot zomer 1977, met een aantal controlebezoeken in het najaar en de winter. In 1978 volgde de publicatie. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in de stad Aalst en deelgemeenten leverde 511 inventarisfiches op.

Context en doelstelling

De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Aalst situeert zich in de beginperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. Dat project wordt sinds 1965-1966 door de centrale overheid uitgevoerd onder de noemer “Bouwen door de Eeuwen Heen in Vlaanderen”. Dat is tevens de naam van de boekenreeks waarin men tot 2005 alle inventarisresultaten publiceerde.

Na de inventarisatie van Vlaams-Brabant (boekdelen 1 en 2n), en de binnensteden van Antwerpen (3na) en Gent (4na), werd in 1978 het vijfde deel in de reeks (5n) gewijd aan het arrondissement Aalst. De Rijksdienst voor de Monumenten- en Landschapszorg in Vlaanderen stond vanaf 1972 in voor de inventarisatie. Boekdeel 5n is te situeren vlak na een heel belangrijk moment in de geschiedenis van de monumentenzorg in Vlaanderen. Het Europese Monumentenjaar 1975 en het nieuwe Monumentendecreet van 1976 zorgen voor een zeer positieve evolutie op vlak van inventarisatie. Men stelde in deze jaren een nieuw team van een twintigtal kunsthistorici samen, die zich verspreid over Vlaanderen exclusief wijdden aan de inventaris.

Het inventaristeam hield vast aan de doelstelling die bij het begin van het project Bouwen door de Eeuwen heen was vooropgesteld.

De doelstelling was drievoudig:

  • het opmaken van een werkinstrument voor bescherming in de vorm van een lijst met een bondige beschrijving van gebouwen en ensembles die moesten bewaard blijven als waardevol cultuurbezit;
  • een beknopte gids opstellen voor het architecturale patrimonium van onze gemeenten;
  • een voorlopig ontwerp maken van een wetenschappelijke inventaris.

Methodologie

De methodologie, de aanpak van de inventarisatie in het arrondissement Aalst, sluit naadloos aan bij de methodologie die bepaald werd bij het begin van het project Bouwen door de Eeuwen heen.

Veldwerk was de basis voor de opname van het erfgoed in de inventaris: de kritische visuele vaststelling en ontleding van het gebouw ter plaatse fungeren als uitgangspunt. Wegens het dringende karakter van de operatie, en de wens om zo snel mogelijk een volledig overzicht te bieden van het waardevolle bouwkundig erfgoed, koos men er bewust voor het bijkomende bronnenonderzoek te beperken. Men sloot een grondige, volledige raadpleging van literatuur uit en beperkte zich tot een vluchtig bibliografisch onderzoek om de beschrijvingen aan te vullen, en de belangrijkste gebouwen in hun context te situeren en hun vroegere functie en evolutie te belichten. In principe werden geen onuitgegeven archiefstukken geraadpleegd. De inventarisploegen konden bij de samenstelling van de inventarissen in het arrondissement Aalst terugvallen op inventarisfiches van de deelnemers aan de actie M 75: tijdens het Monumentenjaar in 1975 werkten plaatselijke comités met heemkundigen, gemeentelijke diensten en vrijwilligers mee aan de registratie van het bouwkundig erfgoed van hun gemeente. De talrijke, soms rijk geïllustreerde steekkaarten, brachten heel wat informatie aan. De lijsten waren qua omvang, inhoud en kwaliteit zeer uiteenlopend en meestal objectgericht. Interessant is dat het lokale, bescheiden erfgoed, gaande van herberg, wegkapel, oorlogs- en grafmonumenten tot wegwijzers en grenspalen, door M 75 bewust werd voorgedragen en op die manier onder de aandacht kwam van het inventaristeam.

Men stelde het arrondissement voorop als afgebakend studiegebied voor het onderzoek en voor de uitgave van de inventaris. Na afwerking van de inventarisatie van het volledige arrondissement Aalst, kwam men echter tot de conclusie dat één boekdeel niet genoeg plaats bood voor het volledige arrondissement. Men splitste 5n daarom op in twee delen, een werkwijze die vanaf dan standaard werd. Boekdelen 5n1 en 5n2, samen en als één geheel gepubliceerd in 1978, bevatten alle gemeenten van het arrondissement Aalst. De gemeenten werden in alfabetische volgorde gezet, waarbij in het eerste deel de gemeenten van A tot G gepubliceerd zijn, en in 5n2 de inventarissen van de gemeenten van H tot Z.

Een erg belangrijke nieuwigheid die men bij boekdeel 5n introduceerde, is de algemene inleiding op de inventaris van het arrondissement. Op basis van de resultaten van de inventaris bouwkundig erfgoed, schreven de onderzoekers een vrij diepgaande, inhoudelijke analyse van het aanwezige bouwkundige erfgoed in het arrondissement, voorafgegaan door een algemene, administratieve situering, een landschapstypering, een economische schets en een historische achtergrond. In aparte hoofdstukken behandelde men de religieuze architectuur en de burgerlijke architectuur in de streek, en haalde men daarbij telkens de belangrijkste voorbeelden aan. Deze inleiding vormt samen met het Woord Vooraf van de bevoegde minister, en de Verantwoording, een uitstekende omschrijving van de toegepaste methodologie en van de gehanteerde selectiecriteria. Dergelijke inleidingen, die het volledige boekdeel omvatten, vormden vanaf dan een standaard onderdeel van de publicaties. Net zoals in de boekdelen die men op dat moment afwerkte voor Gent en Antwerpen, schreef men voor 5n vrij systematisch typeringen uit van de straatbeelden.

Waarden en criteria voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed

Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat ogenblik geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. Boekdeel 5n is het eerste deel in de reeks Bouwen door de Eeuwen heen dat de nieuwe waarden en criteria uit het Monumentendecreet van 3 maart 1976 toepaste op grotere schaal, in een volledig arrondissement. Volgens de Monumentenwet van 1931 kon men erfgoed beschermen als monument omwille van de historische, artistieke en wetenschappelijke waarde. In het nieuwe decreet werden de waarden verruimd met de volkskundige, industrieel-archeologische en andere sociaal-culturele waarden. Bescherming van ensembles, van bouwkundige gehelen, inclusief eenvoudige architectuur, werd mogelijk via het concept van stads- en dorpsgezichten. Het Monumentendecreet liet daarenboven de chronologische limiet voor het waarderen van erfgoed varen. Deze verruimde typologische en chronologisch waarden en criteria uit het monumentendecreet zijn duidelijk afleesbaar in de resultaten van het inventarisproject in dit arrondissement.

Vooral de typologische verruiming is van groot belang voor de inventaris van het arrondissement Aalst, en dat op verschillende vlakken. De mogelijkheid die er sinds het decreet van 1976 bestond om stads- en dorpsgezichten te beschermen, zorgde vooreerst voor een grote aandacht voor de erfgoedwaardige, bescheiden basisbebouwing in steden en dorpen. Minister De Backer-Van Ocken haalde dit meteen aan in haar Woord Vooraf bij dit boekdeel: “Een ruime variëteit binnen een zekere, sobere homogeniteit is geleidelijk duidelijk geworden tijdens de inventarisatie: geen massa’s grote monumenten maar een aanzienlijk aantal degelijke doorsnee-gebouwen die dan weer typerend en essentieel zijn voor de basisbebouwing van onze dorpen en steden. Deze architectura minor is de laatste jaren opgenomen in de verruimde conceptie van monumentenzorg en stads- en dorpsherwaardering.” Merk op dat hier voor het eerst de term “architectura minor” verschijnt, woorden die in de verdere geschiedenis van de monumentenzorg niet meer zullen verdwijnen. Daarbij ging men bescheiden typologieën niet enkel in de bebouwde centra inventariseren, maar ook in het zeer grote gebied met landelijke architectuur binnen dit arrondissement. De steekkaarten met lokaal erfgoed die de vrijwilligers van het project M 75 tijdens het Monumentenjaar 1975 verzamelden, waren een grote hulp voor het capteren van dit erfgoed.

Een tweede typologische verruiming betreft het industrieel-archeologisch erfgoed, dat zeker voor de inventaris van de stad Aalst bepalend is. In de inleiding van het boekdeel is een uitgebreid hoofdstuk gewijd aan deze typologie. De onderzoekers onderstreepten echter dat hun inventaris geen correct overzicht kan geven van het aanwezige industrieel-archeologische erfgoed wegens “een schrijnend gebrek aan studies en beschikbare achtergrondgegevens betreffende de industriële periode”. Men gaf aan dat het ontbreken van tijd voor archiefonderzoek hier een wezenlijk pijnpunt is. Men bekeek, aansluitend bij de industriële sites, de aanwezige arbeidershuisvesting: “De proletariaatshuisvesting, uit alle perioden, en gaande van "beluiken" (of: ingangen, poortjes, fortjes,...) tot de sociale en pseudosociale woonwijken uit de eerste helft van de 20ste eeuw, is kwantitatief zo sterk vertegenwoordigd, dat het een belangrijke kwalitatieve component wordt in het bebouwde patrimonium.”

In de verantwoording van 5n staat dat de chronologische limiet voor opname in de inventaris op 1940 werd gelegd, en dat ook optekening van recentere gebouwen mogelijk was, mits het “kwaliteitsvolle en representatieve gebouwen” betreft. De onderzoekers konden dus al het waardevolle 19de- en 20ste-eeuws bouwkundig erfgoed opnemen in de inventaris. Desondanks zijn er, zeker wat betreft de stedelijke, burgerlijke architectuur, een aantal opmerkelijke hiaten in de inventaris bouwkundig erfgoed van het arrondissement. Neogotische en art-deco-architectuur zijn bijvoorbeeld in de stad Aalst wel opgenomen in de inventaris, maar sterk ondervertegenwoordigd. Ook de typische ensembles van burger- en herenhuizen in de stationswijken zijn niet voldoende geselecteerd in de inventaris van dit arrondissement.

Een onroerend goed kan geselecteerd worden voor opname als het aan verschillende waarden en criteria tegemoetkomt, maar het kan ook in aanmerking komen voor opname als het in hoge mate aan slechts één criterium tegemoetkomt. Essentieel in deze methodologie is dat deze waarden en criteria niet afzonderlijk worden beschouwd. De totale beoordeling vormt het uitgangspunt voor de evaluatie. Voor de opname in de inventaris wordt rekening gehouden met de geografische of de thematische context. Bij deze beoordeling wordt steeds een relevantie voor Vlaanderen voor ogen gehouden.

Inventaris bouwkundig erfgoed stad Aalst

Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 1975-1977 in de stad Aalst en deelgemeenten Baardegem, Erembodegem, Gijzegem, Herdersem, Hofstade, Meldert, Moorsel, Nieuwerkerken in totaal 511 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris. Het zwaartepunt ligt in de stad Aalst, met 311 inventarisfiches. De fiches in de deelgemeenten zijn vrij gelijkmatig verdeeld, met telkens tussen de 18 tot 37 erfgoedobjecten.

De stad Aalst kan getypeerd worden als een middelgrote stad, met een belangrijke historische industriële activiteit. Na Gent is Aalst het belangrijkste industriële en commerciële centrum van Oost-Vlaanderen. In de inventaris vormen de panden met een evidente historische waarde een evidentie. We vinden er alle toen gekende pre-19de-eeuwse panden terug, zowel de religieuze gebouwen, de grote openbare gebouwen, de kastelen, en de historische stadswoningen. Daarnaast zijn in de stad Aalst ook getuigen van de traditionele architectuur geselecteerd, zoals enkele hoeves, een molen, een paar herbergen. Het overgrote deel van de erfgoedobjecten bestaat uit vrij eenvoudige 19de-eeuwse burgerhuizen met neoclassicistische lijstgevels. Daarmee speelde men in op het Monumentendecreet van 1976, dat aandacht vroeg voor de basisarchitectuur in de stedelijke omgeving. De nieuw in het decreet ingeschreven industrieel-archeologische waarde, gaf de onderzoekers de mogelijkheid om de aandacht te vestigen op de alomtegenwoordige industriële erfgoed in de stad; dit werd echter sterk ondergeregistreerd. De onderzoekers gaven in de inleiding zelf aan over onvoldoende bronnen te beschikken om dit op een goede manier te kunnen verwezenlijken. Op dezelfde manier kreeg ook de arbeidershuisvesting, met onder meer de beluiken, wel degelijk de nodige aandacht van het inventaristeam, maar de registratie gebeurde niet systematisch en onvolledig. Hetzelfde geldt voor neogotische gebouwen, 19de-eeuwse openbare gebouwen en interbellumarchitectuur, die toen nog niet voldoende systematisch werden opgenomen in de selectie. Naoorlogse architectuur is slechts met twee gebouwen uit de jaren 1952 aanwezig, de sociale woonwijk Oud Begijnhof, en de heropgebouwde Werfkapel.

Van de deelgemeenten hebben sommige dorpen hun landelijk karakter gedeeltelijk behouden; andere kregen een residentiële functie voor de forenzenbevolking of vergroeiden morfologisch met de stad.

Baardegem, in de inventaris omschreven als een mooie landelijke gemeente met Brabantse historische achtergrond, telt 18 erfgoedobjecten. De gemeente vertoont een slingerend stratentracé met centraal de kerk op het kerkplein, enkele oude éénlaagse huisjes, grote hoeven, verbouwde hoevetjes en eenvoudige nieuwe bouw. De inventaris registreerde de belangrijkste getuigen van dit eenvoudige dorpskarakter, aangevuld met het stationsgebouw dat tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gebouwd.

Erembodgem is van een landbouwdorp geëvolueerd naar een sterk groeiende randstadgemeente met zeer hoge bevolkingsdichtheid en intens spoorforensisme, met een industrialisatie eind 19de eeuw en begin 20ste eeuw.  De 18 inventarisfiches getuigen van het vroegere dorpskarakter, met de 20ste-eeuwse parochiekerken (interbellum en jaren 1950), de pastorie en het gemeentehuis, enkele hoeves en kapellen, en een aantal 19de-eeuwse burgerhuizen. Ook hier maakt het stationsgebouw deel uit van de selectie. Opvallende aanwezige is “Huize Ysengrimus”, het woonhuis van de belangrijke Aalsterse auteur Louis Paul Boon, ontworpen in 1952 door architect Albert Bontridder.

Gijzegem, met in totaal 18 erfgoedobjecten in de inventaris, is een woongemeente voor pendelaars. De dorpskern, gekenmerkt door de parochiekerk met de pastorie, en een eind-19de-eeuws complex met materniteit, school en klooster, wordt omringd door villawijken. In het landelijk gebied werden het kasteeldomein, enkele hoeves en het plattelandsstation geïnventariseerd.

Herdersem is een landbouwgemeente die is geëvolueerd tot woongemeente voor pendelaars. Deze evolutie kenmerkt de bebouwing: enkele boerderijen en een aanzienlijk aantal boerenhuisjes uit de 19de eeuw in een eenvoudige plattelandsstijl bleven bewaard tussen recentere bebouwing. Deze landelijke architectuur neemt het grootste aandeel in van de 27 erfgoedobjecten in Herdersem. Verder zijn er de parochiekerk en de pastorie, de sacristie en het kerkhof van de oude, gesloopte parochiekerk, een aantal kapellen, een aantal 19de-eeuwse burgerhuizen, een maalderij en een sashuis. Er werd geen 20ste-eeuws erfgoed geselecteerd.

De inventaris van Hofstade telt 25 erfgoedobjecten. Dankzij de vruchtbare bodem was Hofstade voorheen een typisch landbouwdorp met enkele zeer belangrijke omwalde hoeven. Het dorp ontwikkelde tot een woongemeente voor pendelaars en kende een ontwikkeling van fabrieksnijverheid aan de Dender. De inventaris getuigt van het vroegere landelijke dorpskarakter. In het dorpscentrum, gelegen naast de oude Dender, zijn een neogotisch getinte school, de kerk, het gemeentehuis en de gemeenteschool geselecteerd, en een aantal voorbeelden van kleinschalige breedhuisjes, arbeiderswoningen en burgerhuizen (voornamelijk uit de 19de eeuw). Verder vullen een aantal kapellen, een brouwerij, een stationsgebouw en spoorwegwachtershuisje en aantal hoeves de selectie aan.

In de inventaris van Meldert nam men 28 erfgoedobjecten op. Meldert is een landbouwgemeente met kleinschalige homogene bebouwing met hoevetjes en boererarbeidershuisjes. Dit landelijke dorpskarakter is weerspiegeld in de inventaris, met vooral hoeves, de kerk en de pastorie, een molenhuis, een brouwerij en een kapel.

Benevens enige fabrieksnijverheid en hoofdzakelijk kleine landbouwbedrijven biedt Moorsel woonfunctie aan pendelaars. In Moorsel nam men 37 panden en constructies op in de inventaris bouwkundig erfgoed. De gemeente heeft een landelijk uitzicht behouden. Typerend is het grote aantal kleinschalige boerenhuisjes uit de 19de eeuw en het eerste kwart van de 20ste eeuw, niet zelden gelegen in een schilderachtige omgeving. Verder getuigt de inventaris van het vroegere dorpskarakter, met kerk, pastorie, gemeentehuis, dorpswoningen, een aantal burgerhuizen, een brouwerij, en het Waterkasteel met bijhorende kasteelhoeve.

In Nieuwerkerken ten slotte zijn 26 panden en constructies geïnventariseerd. In deze vrij sterk bevolkte randgemeente van Aalst trof men in de jaren 1970 al de teloorgang aan van het landelijk karakter door de autosnelweg, verkavelingen en losse villabebouwing langs bestaande wegen, waardoor bijna het hele grondgebied volgebouwd is. In de dorpskern selecteerde men de 18de-eeuwse parochiekerk en de pastorie, en een aantal 19de-eeuwse lage dorpswoningen en burgerhuizen van twee bouwlagen; evenals een begin-20ste-eeuwse villa. Buiten het dorp waren nog enkele hoeves bewaard, en een paar 19de-eeuwse eenlaagse boerenhuisjes. Men selecteerde het neotraditioneel kasteel, de steenbakkerij en de Sint-Jozefskerk uit de jaren 1952 als enige voorbeeld van recente architectuur.

Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Is deel van

Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen


Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten

Albert Liénartstraat 1-2, 3 (Aalst)
Eclectisch herenhuis met neobarokke inslag, gedateerd MDCCCLXXIV in het entablement van de hoektravee.


Albert Liénartstraat 8-30 (Aalst)
Homogene rij burgerhuizen uit het vierde kwart van de 19de eeuw, met drie tot vijf traveeën en drie tot vier bouwlagen onder zadeldaken.


Biekorfstraat 2-8 (Aalst)
Op de hoek van de Lindenstraat, éénlaagse arbeiderswoningen van het enkelhuistype met twee à drie traveeën onder één doorlopend zadeldak.


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Aalst [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/526 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.