Gebeurtenis

Opgraving Italiëlei

archeologische opgravingen
ID
1076591
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1076591

Beschrijving

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werd onmiddellijk een vlakdekkende opgraving geadviseerd. Er vond geen vooronderzoek met ingreep in de bodem plaats. De vraagstelling van het onderzoek richtte zich op de 16de-eeuwse stadsmuur en de laatmiddeleeuwse stadsmuur. Er werd gekozen voor een werfbegeleiding gezien de specifieke technische uitvoeringswijze van de bodemingreep: een relatief kleine oppervlakte die tot zeker -7,36 m onder het maaiveld moest worden aangelegd.

Begin maart 2020 werd door de aannemer gemeld dat de kelders reeds waren uitgebroken en dat er restanten van de 16de-eeuwse stadsmuur waren bovengekomen. Deze kelders waren zonder archeologische begeleiding uitgebroken, waardoor het eerste aanlegniveau volledig vergraven was. Na de uitbraak was de bouwput bovendien opgevuld met een los zwart zand, waarin het onmogelijk was om veilig te werken. Er werd daarop een terreinbezoek uitgevoerd, waarbij gepoogd werd om de 16de-eeuwse stadsmuur te lokaliseren. Het was mogelijk om twee putten te graven tot het vloerniveau van de uitgebroken kelders, maar deze slibden onmiddellijk dicht met het losse opvulzand. Het enige wat op dat moment nog mogelijk was, was het registreren van de keldernegatieven tegen de muur van de aanpalende woning. Na deze registratie werd de muur afgedekt met plastic om deze te verankeren. Omdat er een palenwand zou geplaatst worden, was het noodzakelijk om zo snel mogelijk te achterhalen waar er delen van de stadsmuur in het projectgebied verwacht konden worden. Er werden daarom testputten met beschoeiing gegraven. Bij een eerste poging op 17 en 18 maart werden twee putten van 2 x 2 m breed gegraven langsheen de wanden van de werkput. Omdat dergelijke kleine putten een te kleine oppervlakte besloegen, werden op 11 en 12 mei grotere beschoeiingsbakken van 4 x 4 m gebruikt. Op deze manier was het mogelijk om zo goed als de volledige contour van de werkput langs de straatzijde te volgen en de archeologische resten net onder het afbraakniveau van de kelder te registeren. De beschoeiing werd door de opvulling de grond ingeduwd tot vlak boven het ongeroerd niveau. De losse grond binnen de beschoeiing werd vervolgens machinaal verwijderd tot op het archeologisch niveau, waarna manueel werd verder gewerkt. Elke put werd als aparte werkput beschouwd en ook als zodanig onderzocht en geregistreerd.
Nadat de palenwand geplaatst werd, kon de opvulgrond verwijderd worden. Nadien werd een eerste vlak aangelegd op ongeveer de helft van het projectgebied. De overige helft kon niet tot op dit niveau worden uitgegraven, vermits hier een talud voor de graafmachine moest blijven liggen. Na registratie werd een tweede vlak aangelegd tot op het niveau van de ankers van de palenwand. De muurresten werden afgebroken tot op het niveau van vlak 1. Ook dit niveau werd enkel op de helft van het terrein aangelegd, aangezien het talud nog niet kon worden verwijderd. Na registratie van vlak 2 werd er verder verdiept tot vlak 3. Vlak 3 was de onderkant van de bouwput, maar kwam tegelijkertijd net overeen met de overgang naar de natuurlijke bodem. Ook de archeologische resten gingen niet dieper dan dit niveau. De tweede helft van het projectgebied kon minder nauwkeurig verdiept worden, vermits hier gebruik gemaakt werd van een grote kraan met grijpbak. De kraan zelf bleef bovenaan de werkput staan om de grond vanop grote diepte naar boven te hijsen. Dit gebeurde wel onder archeologische begeleiding, waarbij de vondsten per laag werden ingezameld. Muur- of houtresten werden in deze zone niet aangetroffen. In de zone met archeologische resten werd gewerkt met een kleinere graafmachine die in de werkput kon blijven staan. 
Het voorgestelde profiel uit het PVM van de archeologienota werd dwars op de Italiëlei aangelegd over een lengte van ongeveer ¾ van het projectgebied. Het laatste gedeelte kon niet worden aangelegd, aangezien hier niet voldoende ruimte was om op veilige wijze te werken.

Tijdens het onderzoek werd nauw samengewerkt met de betrokken archeologen van de stad Antwerpen en twee veldtechnici kwamen tijdelijk het opgravingsteam versterken om de fundamenten en de houtresten vrij te leggen. Tijdens het onderzoek werden drie extra bulkstalen bigbags ingezameld van de onderste pakketten van de grachtvulling. Deze werden op vondsten gecontroleerd en de inhoud werd bestudeerd door de archeologische dienst van de stad.

Auteurs: Van Roy, Julie; Yperman, Wouter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Studiebureau Archeologie Tienen

Bronnen

Bron: Van Roy J. & Yperman W. 2022: Archeo-rapport 541: Eindverslag: De opgraving op de hoek van de Korte Winkelstraat en de Italiëlei te Antwerpen, Tienen.
Type: eindverslag (archeologieportaal)
Datum:


Bekijk gerelateerde waarnemingen

Antwerpen (Antwerpen)
De opgraving op de hoek van de Italiëlei en de Korte Winkelstraat leverde verschillende interessante sporen op uit meerdere periodes van de Antwerpse geschiedenis. Zowel sporen uit de late middeleeuwen als resten van de 16de-eeuwse stadsmuur kwamen aan het licht.


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Opgraving Italiëlei [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1076591 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.