Het proefsleuvenonderzoek wees uit dat zowat de ganse oppervlakte van het projectgebied vlakdekkend diende opgegraven te worden. De opgraving werd opgestart met 3 parallelle werkputten. Bij de aanleg van de eerste werkput bleek al snel dat het merendeel van de aangetroffen sporen uit het proefsleuvenonderzoek een natuurlijke oorsprong kende. Op het projectgebied zijn op verschillende plaatsen wortelpodzolen ontwikkeld, waardoor het vlak er erg vlekkerig uitziet. Er werden verder nog een klein aantal recente paalkuilen aangetroffen en een recente perceelsgreppel aan de westelijke grens van het projectgebied. Aangezien bij het openleggen van grotere werkputten bleek dat er geen site op het terrein aanwezig was, werd de opgraving in samenspraak met het agentschap OE voortijdig opgeschort. Op dat moment was ca. 2580 m² opgegraven, wat overeenkomt met zo’n 24% van het totale projectgebied. Er werden geen vondsten aangetroffen en er werden geen relevante archeologische sporen geregistreerd, dus ook geen stalen genomen. De 3 bodemprofielen toonden een Ap-C bodemopbouw, maar met lokaal vorming van wortelpodzolen. Dit bemoeilijkte de leesbaarheid van het archeologisch vlak. Ook de aanwezigheid van diepe ploeg- en bandensporen bemoeilijkten de zichtbaarheid.
Bron: DE RAYMAEKER A. & VAN ROY J. 2020: Eindrapport: de archeologische opgraving aan de Heimeulenweg te Zoersel, Tienen. Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Studiebureau Archeologie
Heimeulenweg (Zoersel) Hoewel tijdens het proefsleuvenonderzoek meerdere sporen als daterend uit de metaaltijden werden geïnterpreteerd, bleken deze sporen tijdens de vlakdekkende opgraving natuurlijke sporen te zijn.