Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden 4 proefsleuven met een ZW-NO oriëntatie uitgegraven alsook 2 NW-ZO en 1 korte NO-ZW georiënteerde sleuven in het noordelijke deel van het projectgebied. De sleuven waren 2,5m breed. Er werd ook 1 kijkvenster aangelegd. Tijdens het proefsleuvenonderzoek is een oppervlakte van 2.294 m² onderzocht middels proefsleuven en 56 m² middels kijkvensters. Er werden 9 bodemprofielen opgeschoond. Hierbij zijn vijf verschillende bodemtypen gekarteerd. Het noordelijke deel wordt gekenmerkt door een matig droge zandgrond met duidelijke humus- en/of ijzer B-horizont (Sdg) en een matig droge zandbodem met duidelijke ijzer- en/of humus- B-horizont (Zcg). Het centrale deel wordt gekenmerkt door een matig natte zandgrond met duidelijke humus- en/of ijzer B-horizont waarbij de sedimenten lichter of zwaarder worden met de diepte (Zdgy). Het zuidelijke deel wordt gekenmerkt door een natte zandgrond met duidelijke humus- en/of ijzer- B-horizont waarbij de sedimenten lichter of zwaarder worden met de diepte (Zegy). De bodemopbouw betreft een A/C-profiel. Slechts enkele boringen vertoonden nog sporen van een bodemvorming met een B- of B/C-horizont. De plaggenbodem die in de boorprofielen herkend werd, werd bij het proefsleuvenonderzoek niet aangetroffen. Eerder is duidelijk geworden dat de bodem hier over het hele terrein is afgegraven tot op/in de C-horizont waarna er een pakket is aangebracht. Nergens op het terrein nog sprake van een intacte bodemopbouw.
Bron: HEIRBAUT E., BECKERS C. & MONDEN A. 2020: Archeologisch vervolgonderzoek aan de Vaalmoer te Meer Deel I., LAReS-rapport 357, Zandhoven. Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: LARes bvba
Vaalmoer 9 (Hoogstraten) Naar aanleiding van geplande bouw- en inrichtingswerken voor landbouwvoering werd het projectgebied onderworpen aan een archeologisch vooronderzoek bestaande uit een proefsleuvenonderzoek. Tijdens dit onderzoek kwamen geen relevante archeologische indicatoren tevoorschijn.