De zone voor het archeologisch onderzoek werd onderverdeeld in drie werkputten die van noord naar zuid verliepen en een vierde die zich ten zuiden van de nog steeds watervoerende gracht bevond. In eerste instantie werd de meest westelijke werkput (WP1) aangelegd. Deze was ongeveer 10m breed. Vervolgens werd de meest oostelijke (WP2) opengelegd. Ook deze was ongeveer 10m breed. Naderhand werd voortgegaan met de middelste werkput (WP3) die de resterende 20m breedte overbrugde. Tenslotte werd ten zuiden van de huidige gracht nog een smalle werkput (WP4) aangelegd. Door de aanwezigheid van enerzijds de gracht waarover geen afgegraven grond kon worden gegooid en anderzijds een reeks vlaggenmasten in het zuidoosten van het terrein had deze werkput echter beperkte afmetingen (breedte van 2m).
De registratie werd uitgevoerd volgens de bepalingen uit het Programma van Maatregelen (ID5630) en de Code van de Goede Praktijk. Voor wat betreft de registratie van de aangetroffen sporen, kregen deze een individueel doorlopend spoornummer, werden deze manueel opgeschoond, digitaal gefotografeerd, ingemeten en beschreven in een hiervoor aangepast spoorformulier. De coupes op deze sporen werden gefotografeerd, ingetekend op schaal 1/20 en beschreven. Alle relevante bodemkundige en archeologische profielen (aangebracht om de 20m) werden opgeschoond, digitaal gefotografeerd, analoog ingetekend op schaal 1/20 en in detail beschreven. Alle aangetroffen artefacten die tijdens het onderzoek aan het licht kwamen, werden onmiddellijk ingezameld en ingepakt en voorzien van een identificatielabel met daarop de vereiste identificatiegegevens. Na het terreinwerk werden alle vondsten gewassen, voorzien van een inventarisnummer, beschreven en getekend.
Bron: De Rijck A. 2019: Archeologisch onderzoek van de noordelijke rand van de vicus te Harelbeke (provincie West-Vlaanderen), ABO archeologische rapporten 1035. Aartselaar: ABO. Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ABO NV
Stasegemsesteenweg (Harelbeke) Er werden voornamelijk greppels, kuilen, een tweetal waterkuilen en enkele niet in verband voorkomende paalkuilen aangetroffen. De sporen kunnen in het neolithicum, de Romeinse, middeleeuwse en (sub)recente periode geplaatst worden.