De resultaten van het bureauonderzoek wezen op een hoog archeologisch potentieel van het volledige projectgebied. Echter, enkel aan de westelijke zijde van de kerk naderden de geplande werken het bodemarchief tot op 6 cm, waardoor de kans op verstoring/vernietiging van het archeologisch potentieel bij aanlegwerken reëel was. De diepteligging van het aanwezige archeologische niveau was -zoals eerder aangehaald- bepaald door middel van een reeds uitgevoerde archeologische prospectie.
De opgraving (werfbegeleiding) bestond namelijk uit slechts één werkput met een grootte van 411 m² die, na het verwijderen van de verharding, in drie bewegingen (zones) werd afgegraven en die bijna het volledige projectgebied besloeg.