erfgoedobject

Watson 3 Oostende

varend element
ID
99066
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/99066

Juridische gevolgen

Beschrijving

Geschiedenis van het vaartuig: De Belgische reddingsdienst werd in 1840 opgericht in uitvoering van een Koninklijk Besluit van 30 oktober 1838. Het besluit regelde het oprichten van reddingsstations door de staat in Oostende, Nieuwpoort, Blankenberge en Heist of Knokke.

Aanvankelijk waren de reddingsboten geroeid en/of gezeild en werden ze vanop het strand te water gelaten. In 1926 werden de eerste door een motor aangedreven reddingsboten ingelegd: de Minister Anseele (Oostende) en de Minister Baels (Zeebrugge). Het waren twee reddingsboten van het Watson-type die toen reeds een reputatie hadden vanwege hun hoge zeewaardigheid, zelfoprichtend vermogen en onzinkbaarheid door de luchtdichte compartimenten.

De eerste zelfoprichtende reddingssloep werd gebouwd in South Shields, aan de Engelse Oostkust op het einde van de achttiende eeuw. Er werd gewerkt met houten luchtkamers en een verzwaarde kiel. In 1887 werd de architect George Watson consulent van de Royal National Lifeboat Institution (gesticht in 1824) en introduceerde hij een nieuwe, stabielere boot van 42 voet (12,85 meter). De reddingsboten van het Watson-type maakten een hele evolutie doorgemaakt waarbij constant verbeteringen werden aangebracht aan de algemene operationele kwaliteiten. Aanvankelijk werd de boot gezeild, maar vanaf 1890 en 1904 wordt gewerkt aan reddingsboten die respectievelijk door een stoommachine en een ontploffingsmotor worden aangedreven. Vanaf 1932 wordt het gebruik van de dieselmotor de standaard.

Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog reorganiseerde de Belgische overheid de reddingsdiensten en bestelde zij drie exemplaren van een verbeterd Watson-type. De bestelling werd in 1946 in Engeland geplaatst bij de werf Samuel White op het eiland Wight. De reddingsboot Watson 3 Oostende werd op 12 juli 1948 te water gelaten en in Oostende gestationeerd. Niet lang nadien werden de Watson 2 in Nieuwpoort en de Watson 1 in Zeebrugge ingezet.

De Watson 3 Oostende werd als eerste uit de vaart genomen. In 1980 werd de boot overgebracht naar het Nationaal Visserijmuseum van Oostduinkerke (nu NAVIGO). De Watson 1 Zeebrugge werd eind 1985-begin 1986 uit de vaart genomen nadat de boot was beschadigd bij het neerkomen van één van de 3,5 ton zware davits op de boot. De Watson 1 Zeebrugge kwam na enige omzwervingen terecht in de collectie van het Jan Lels museum in Hoek van Holland. De Watson 2 Nieuwpoort werd door de bruikleenovereenkomst van 16 juni 1987 door het toenmalige Ministerie van Verkeerswezen voor onbepaalde duur in bruikleen gegeven aan de stad Antwerpen. De boot maakt sinds toen deel uit van de collectie van het Nationaal Scheepvaartmuseum (vandaag het Museum aan de Stroom).

Na de plaatsing op het droge in het Visserijmuseum NAVIGO ging de toestand van de Watson 3 Oostende snel achteruit. In 2002 werd de boot in tijdelijke bruikleen gegeven aan de vzw Archonaut in Brugge voor onderhoud, herstel en restauratie. De vzw Archonaut herstelde houten vaartuigen en gaf opleidingen in restauratietechnieken aan houten boten. Werkzoekenden kregen de kans om ervaring op te doen in houtbewerking door houten vaartuigen op te tuigen en vaarwaardig te maken. De Watson 3 Oostende werd op 7 november 2003 overgebracht naar Brugge, waar het onder een afdak wacht op restauratie. Begin 2012 droeg Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken Hilde Crevits het eigendomsrecht van de reddingsboot Watson 3 over aan de vzw Archonaut uit Brugge. In oktober 2019 werd de Watson 3 overgedragen aan de vzw Restart en verhuisde het vaartuig naar Oostende.

De Watson 3 Oostende werd op 28 maart 2011 beschermd als varend erfgoed. De historische waarde van het schip vloeit voort uit de rol die de boot speelde als reddingsboot aan de kust. De industrieelarcheologische waarde is afkomstig van het type reddingsboot, uitgerust met twee dieselmotoren. Het schip beschikt ook over een wetenschappelijke waarde dit voortkomt uit het weloverwogen gebruik van hout als bouwmateriaal, de onzinkbaarheid, het zelfoprichtend vermogen, de organisatie aan boord en het plaatsen van de schroeven in een tunnel ter verbetering van de voortstuwing. De Watson 3 Oostende werd eveneens beschermd vanuit de sociaal-culturele waarde van de reddingsboot. De reddingsdiensten staan in verband met de toename van aan de zee verbonden activiteiten zoals de visserij, het vervoer van mensen en goederen en de kustrecreatie.

Eigenaars: De Watson 3 Oostende was eigendom van het Ministerie van Verkeerswezen. Met de staatshervorming werd de boot op 23 februari 1994 overgedragen aan het Vlaamse Gewest. De Watson 3 Oostende werd op 1 oktober 1980 voor onbepaalde duur in bruikleen gegeven aan de gemeente Koksijde. De boot werd opgesteld op het binnenplein van het Nationaal visserijmuseum van Oostduinkerke. Met een akte van tijdelijke bruikleen gaf de gemeente Koksijde op haar beurt de Watson 3 Oostende in bruikleen aan de vzw Archonaut in Brugge. Op 24 januari 2012 droeg Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken Hilde Crevits het eigendomsrecht van de reddingsboot Watson 3 Oostende over aan de vzw Archonaut uit Brugge. In oktober 2019 werd de Watson 3 overgedragen aan de Oostendse vzw Restart.

Bouwjaar: 1948.

Werf: Samuel White’s yard in Cowes (Isle of Wight), naar een ontwerp van George Watson.

Functie: Reddingsboot.

Vaargebied: de Noordzeekust.

Beschrijving romp, constructie en opbouw: De Watson 3 Oostende werd gebouwd naar een ontwerp van George Watson, in overeenstemming met de voorschriften en vereisten van de R.N.L.I. (Royal National Lifeboat Institution). De romp bestaat uit twee opeenvolgende diagonale beplankingen uit mahoniehout, met dicht op elkaar aansluitende voegen. De beplanking is met afgetapte schroeven bevestigd op de eikenhouten spanten en wegers. Enkel de allerbeste houtsoorten werden gebruikt zoals Oost-Indische teak, Honduras-mahonie, Engelse eik en Canadese olm. In functie van het zelfoprichtend vermogen werden de Watsons in hout, dus licht, gebouwd waardoor de ongeveer drie ton wegende gietijzeren balk onderaan de kiel een maximaal effect kon uitoefenen. Voor de vaarstabiliteit werden aan beide zijden van de romp kimkielen aangebracht. Zijdelings en deels onder de gangboorden werden luchtdichte compartimenten voorzien waardoor de Watsons in principe onzinkbaar waren. De machinekamerschotten waren het belangrijkste deel van de reddingsboot dat in staal werd uitgevoerd. De rompvorm gaat terug op de klassieke sloepvorm met rondspant en spitse achtersteven (de zogenaamde Double Ender). Achteraan en aan beide zijden van de kiel is de romp tunnelvormig uitgevoerd waardoor de twee schroeven een maximale stuwing kunnen geven.

Het dek, de kuip, de roef en de opbouw zijn tevens in hout uitgevoerd met metalen roefspanten voor een sterkere weerstand tegen op het dek brekende golven. De boten werden uitgerust met twee stevig aan de romp verbonden metalen hijsogen om ze met twee davits in speciaal hiervoor gebouwde boothuizen te kunnen ophijsen.

Tonnage: 25 ton waterverplaatsing.

Motoren: De Watson 3 Oostende werd aangedreven door twee Ferry Diesels VE4 die elk een vermogen opleverden van 40 pk bij 600 toeren. Iedere motor dreef een eigen schroef aan. De motoren werden gekoeld met een voor die bouwperiode nieuwe waterkoeling die de bedrijfszekerheid sterk verbeterde. Opmerkelijk is dat de dieselmotoren en bijhorende uitrusting er op waren voorzien om nog tijdelijk te kunnen blijven werken bij het het onderlopen van het machinecompartiment.

Uitrusting: Het schip was vindingrijk uitgerust met een aan de motoren aan te koppelen kaapstander (lier), een reserve helmstok bij defect van de stuurwielinstallatie, sterke sleepbolders op het achterdek, pompinstallaties en een Stuart-dieselgenerator van 2 pk voor de elektriciteitsopwekking. De reddingsboot was voorts uitgerust met een lijnwerptoestel, radio, loud-hailer en golf-kalmeerolie. Er was een neerklapbare mast aanwezig met de navigatielichten.

Interieur: Voor de stuurstand in de kuip, onder de open roof, bevinden zich de bedieningspanelen voor de twee motoren. Het motorcompartiment wordt bereikt via een waterdicht vergrendelbaar luik in de scheidingswand met de overdekte kuip. Onder het voordek bevindt zich een passagiersruimte met twee zijdelingse banken. De ruimte waar de geredde opvarenden of drenkelingen beschut konden plaatsnemen is bereikbaar via de dekopbouw.

 


Auteurs: Van Dijck, Maarten
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Watson 3 Oostende [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/99066 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.