erfgoedobject

Milanenkapel

bouwkundig element
ID
80859
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/80859

Juridische gevolgen

Beschrijving

De Milanenkapel is gelegen aan het zuidelijke uiteinde van de Kapel Milanendreef. Het kaarsrechte, circa zeshonderd meter lange tracé biedt een prominente zichtas op de bedevaartkapel, die aan de oostzijde is geflankeerd door een oude, gekandelaarde kapellinde. De site met Milanenkapel, kapelboom en dreef is gelegen ten westen van de historische en archeologische site van het vroegere kasteel van Zwevegem, met twee bewaarde hoeves, waaronder de Kasteelhoeve met imposant poortgebouw. De haagstructuur met smeedijzeren poortje aan de westzijde van de kapel verwijst nog naar de vroeger omhaagde kapelhof.

Historiek

De Milanenkapel is waarschijnlijk ontstaan tijdens de eerste helft van de 16de eeuw. Naast naamverklaringen gebaseerd op de (West-)Vlaamse toponymie, vertrekt een andere verklaring vanuit de legende van de verdwaalde Rome- en Jeruzalembedevaarders die een 'miraculeus' Mariabeeldje meebrachten uit Milaan. De vermelding van deze Noord-Italiaanse stad onderscheidt deze legende van de vele andere vindingslegendes uit Vlaanderen. De verering tot Onze-Lieve-Vrouw van Milaan is in Vlaanderen en Brussel, maar ook in de ons omringende landen, al bekend vanaf het einde van de 15de eeuw en het begin van de 16de eeuw.

De kapel is in 1691 voor het eerst in kaart gebracht als "Milanne Cap(el)le" op de "Carte des Camps d'Herine et d'Hauterive" door Beaurain, een landmeter verbonden aan de legers van Lodewijk XIV. De eerste realistische afbeelding van de kapel is weergegeven op een kaart in het Landboek van de Heerlijkheid van Soets uit 1752 als "Melaene Capelle": een barok zeshoekig gebouw met peervormige leien spits. De kapel is daarop gelegen aan een kruispunt van landelijke wegen, met de "Casteel dreve" in oostelijke richting. Op het Weens exemplaar van de Kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) is de kapel vrij duidelijk weergegeven met aanduiding van "C(hape)lle S(ain)te Milane". De kapel was gelegen in een bos(rand)omgeving en langs de omgevende wegen zijn opgaande bomen gekarteerd.

De familie Bethune erfde in 1840 de gronden van de voormalige heerlijkheid van Zwevegem. Te midden deze gronden "nabij een met bomen beschaduwd kruispunt" lag de oude, vervallen Milanenkapel. Voor de traditioneel katholieke familie Bethune vormde het herstel, het herbouwen en het inrichten van de kapel een uiting van religiositeit en devotie tot Maria. In 1846-1847 liet Felix Bethune de kapel volledig herbouwen naar plannen van zijn zoon Jean-Baptiste. De jonge Bethune stond niet alleen in voor de architectuur, maar ook voor de interieurinrichting. De Milanenkapel van 1846-1847 vormt de eerste, sterk Engels beïnvloede architectuurrealisatie van Jean-Baptiste Bethune (1821-1894). De kapel heeft dan ook een cruciale betekenis voor de neogotiek in Vlaanderen.

De neogotische kapel

Inscripties in de zuilen van het portaal van de neogotische Milanenkapel geven het jaartal "18"/"47" aan. De éénbeukige bedevaartkapel is opgebouwd uit lokaal voorhanden en sobere bouwmaterialen: rode baksteen in kruisverband werd gecombineerd met witte zandsteen, voor de sierelementen en omlijstingen. Deze zandsteen kan mogelijk geïdentificeerd worden als Balegemse steen. De plint is opgebouwd uit één à twee rijen van rechthoekige blokken Artesische zandsteen, mogelijk gerecupereerd van de oude kapel. Op de zandstenen omlijstingen van portaal en diverse vensters (exterieur) zijn sporen van beschildering bewaard. Deze polychrome sporen wijzen erop dat niet alleen het interieur een rijke polychromie kende, maar dat ook het exterieur kleurrijker was dan vandaag.

De daken met licht geknikte dakoverstek en het uitkragende, veelhoekige torentje zijn bedekt met leien. Ook de aandaken met ezelsrug, die het zadeldak van het schip afboorden, en de steunberen zijn afgewerkt met leien. De aanzetten van de aandaken zijn uitgewerkt met witstenen wimbergen met ingeschreven drielob. Aansluitend bij de aandaken en de steunberen, zijn ook de achtergevel van het schip (het gevelveld boven het koordak) en de westgevel van de sacristie (vanaf de eerste afzaat van de steunberen) met leien bezet. De oude, mogelijk oorspronkelijke leien op deze muurvlakken zijn onder meer gekenmerkt door de sierlijke afboording met driehoekig of afgerond patroon ter hoogte van afzaten, dakranden of vensterdorpels. Het torentje, en de toppen van het koor en de sacristie zijn bekroond met smeedijzeren kruisen.

Het uitgekiende volumespel van de éénbeukige kapel is geprojecteerd op een drieledige plattegrond van schip, koor en sacristie. Bij het schip van twee traveeën onder zadeldak sluit ten zuiden het smallere en lagere koor van één travee met driezijdige sluiting aan. De lagere, quasi vierkante sacristie onder leien tentdak sluit ten westen bij de kapel aan. Door de plaatsing van de sacristie op de overgang tussen het schip en het koor is één hoek van het vierkant afgeschuind (zichtbaar in de dakstructuur en aan de binnenzijde). Door de inplanting op een snijpunt, en het speelse karakter van de lancetvenstertjes en het tentdak heeft de sacristie de allures van een vrijstaand gebouwtje.

Bij benadering vanuit de dreef wordt het oog van de wandelaar getrokken op de hoge puntgevel met aandaken en klokkentorentje (portaalzijde), en op de spitse lancetvensters van de kapel. Dit type vensters verwijst naar de "Early English"-architectuur, de vroeggotische stijl die de romaanse of Normandische stijl opvolgde in Engeland en ongeveer liep van het einde van de 12de eeuw tot het midden van de 13de eeuw. Het lancetvenster is herkenbaar door zijn spitse, smalle en hoge vorm, en het ontbreken van traceringen. Ook de zuilen van het portaal en de vensters van het schip refereren aan deze fase van de Engelse architectuur, onder meer door de uitwerking van de zuilvoeten met ringen. De vensters van het schip zijn ook aan de binnenzijde voorzien van zuilen met dergelijke ringen, en bijkomend de vensters van het koor.

Het centrale spitsboogportaal is gevat in een geprofileerde omlijsting van witte zandsteen, rustend op zuiltjes met knoppenkapiteel. De verzorgde houten vleugeldeur is uitgewerkt met briefpaneelmotief. Smeedijzeren spijkers met sierlijke vierkante kop geven in kruisvormige motieven vijf horizontale banden aan. De deurnaald is voorzien van een spitsboogmotief. Andere verzorgde elementen vormen het smeedijzeren medaillon met Maria-monogram (kijkgat) en de dito klink. Boven het portaal kraagt een natuurstenen baldakijn met Onze-Lieve-Vrouwebeeld uit. De verweerde spitsbogige bekroning met wapenschild vormt een restant van de spits toelopende, natuurstenen baldakijnbekroning. Het portaal en het baldakijn worden geflankeerd door lancetvensters, in een omlijsting van dito steen. In het gevelveld is met baksteenkoppen en -strekken een verdiepte kruisnis uitgewerkt.

De zijgevels van het schip worden geritmeerd door telkens twee steunberen met afzaten en gekoppelde lancetvensters. De met leien beklede steunberen verschillen in hoogte: een hoge steunbeer aan de portaalzijde en een lage aan de sacristie- en koorzijde. De vensters zijn gevat in een omlijsting van witte zandsteen. De tweelichten zijn uitgewerkt met (deel)zuiltjes met ring rondom de zuilvoet en knoppenkapiteel, en gevat in dito stenen spitsbogen. Conform het architecturale concept van de kapel, zijn de zwikken tussen de gekoppelde lancetvensters ingevuld in baksteen. De klossen van de oorspronkelijke dakoverstek zijn bewaard aan de onderzijde van de recente goten.

Het koor wordt geritmeerd door versneden steunberen en lancetvensters in een omlijsting van witte zandsteen. De drie buitengevels van de vierkante sacristie zijn telkens ingevuld door een lager lancetvenster in een bakstenen omlijsting met afgeschuinde dagkanten. De vensters van de noord- en de zuidgevel zijn voorzien van een afzaat in Franse natuursteen. De westgevel en de schuin geplaatste steunberen zijn bekleed met leien.

Het verzorgd uitgewerkte interieur wordt bepaald door de ziende kapconstructie, de bepleisterde en beschilderde muren met deels bewaarde oorspronkelijke polychromie en de glasramen. De lancetboog is ook bepalend voor het interieur, uiteraard door de vensters, maar ook in de vorm van de hoge gordelboog die de overgang tussen het schip (gebedsruimte) en het lagere en smallere koor markeert. Deze gordelboog heeft net als de kapconstructie een ritmerend karakter en versterkt de focus op het koor.

De kapconstructie is een Engelse steekbalkenkap, een dakvorm die typisch is voor de gotische architectuur in Engeland. Kenmerkend voor deze kapconstructie is dat ze niet aan het oog onttrokken wordt door een gewelf en dus 'ziend' is, en dat de spanten rusten op steekbalken of korbeelstellen. Een korbeelstel bestaat uit een muurstijl, aanzettend vanaf de borstwering tussen de vensters, een sleutelstuk en een korbeel als verbinding. De uiteinden van de sleutelstukken zijn uitgewerkt met houten wapenschilden, beschilderd met Mariale kroon- en leliemotieven. De spanten - rustend op de korbeelstellen - bestaan uit schaargebinten met gebogen korbelen en een nokstijl met gebogen schoren. Boven het koor bestaat de kap bijkomend uit twee gehalveerde spanten.

De diverse constructieve elementen en de bebording van de kapconstructie zijn voorzien van sjabloonschilderingen, met bloem- en stermotieven. De muurplaat is opgevat als een omlopende fries, met polychrome beschildering van de tekst van het "Regina coeli". Dit Mariale antifoon zou teruggaan tot de 13de eeuw. Sleutelelementen vormen Maria als koningin van de hemel en de blijdschap omwille van het dragen van Jezus in haar schoot en omwille van de verrijzenis van Christus. Thematisch is deze tekst dan ook verbonden met andere interieurelementen zoals de gemaroufleerde schildering van de kroning van Maria (koor), de kroon opgehangen boven het koor, de wapenschilden met kroontje, het triomfkruis boven de koorscheiding tussen schip en koor enzovoort.

De lancetvensters - gekoppeld in het schip, enkelvoudig in het koor - zijn ook aan de binnenzijde omlijst met beschilderde zuilen. Deze zuilen zijn voorzien van ringen, ter hoogte van de voet, en van knoppenkapitelen met bladmotief. De twee vensters aan de portaalzijde zijn uitgewerkt met schuine dagkanten.

De veertien glasramen stellen de patroonheiligen van de familie Bethune voor en werden tussen 1856 en 1869 ontworpen en uitgevoerd door het glazeniersatelier van Jean-Baptiste in Brugge en later in Gent. De hiëratisch opgevatte heiligenfiguren zijn geplaatst in een architecturaal uitgewerkte nis. Kenmerkend voor de hooggotiek is de wimberg met hogels en kruisbloem, waarboven bekronende pinakels oplopen in een spitsboogvenstertje met mini-wimberg. Aan de hand van kleurstelling en detaillering kunnen verschillende groepen afgebakend worden. Zo wijst de rand met bladmotief bij de vier glasramen in het koor op een gelijktijdig ontwerp of plaatsing. De voorstelling van een gebouw met spitsboogvensters wijst erop dat ook de twee glasramen van de portaalzijde gelijktijdig zijn.

Op de gekoppelde glasramen in het schip zijn onder meer Johannes de Doper en Sint-Emiliana afgebeeld (noordwestzijde). Deze patroonheiligen van Jean-Baptiste Bethune en zijn vrouw Emilie van Outryve d'Ydewalle zijn vergezeld van de familiale wapenschilden. Op de andere glasramen zijn onder meer Carolus Borromeus, aartsbisschop van Milaan, paus Leo de Grote, Sint-Felix van Cantalice (verwijzing naar Felix Bethune) en Theresia van Avila afgebeeld. Op het centrale glasraam in het koor is de gekroonde Onze-Lieve-Vrouw afgebeeld, patroonheilige van Maria Bethune, dochter van Jean-Baptiste.

Het schip is van het koor gescheiden door een eikenhouten koorafsluiting, met spitsboogtraceringen. Het geheel is bekroond door een driehoekig fronton, waarboven het neogotische triomfkruis aansluit. Kenmerkend voor het kruis zijn de polychromie en vergulding, de hogels, en de kruisarmen die eindigen op vierpassen met leliemotief. Het eigenlijke Christusbeeld is ouder, en de plaatsing ervan wordt al besproken in een brief van 1846. Vermoedelijk betreft het een 16de-eeuws kruisbeeld, confer de typische haarval van het Christushoofd. Mogelijk dateert de polychromie van het beeld wel uit de neogotische periode. Boven het koor is een messing-kroon opgehangen door middel van een ingenieus takelwerk met ijzeren wiel en zwengel. Van mei tot oktober worden aan deze kroon witte wimpels opgehangen.

Het polychrome karakter van het oorspronkelijke kapelinterieur is vooral bewaard in het koor. De borstwering aan weerszijden van de koorvensters is voorzien van tien kleine, gemaroufleerde medaillons, ingevuld met vierpassen waarin wapenschild met gestileerde lelie. Een groot medaillon – boven de spitsboogdeur naar de sacristie, in de rechte koortravee - stelt de kroning van Maria door Christus voor.

Ook het altaar in het koor is rijk gepolychromeerd met Mariale symbolen zoals lelies en monogrammen "MR" en "M", gevat in drie- en vierpassen. Het houten antependium van de altaartafel is uitgewerkt met een centraal medaillon met vierpas en Mariamonogram met kroontje, waaruit diagonaal gestileerde lelieplanten uitstralen. Het tabernakel (boven de altaartafel) is telkens geflankeerd door twee lagere spitsboognissen. De deurtjes van het tabernakel zijn beschilderd met een kelk met hostie, gevat in een vierpas, een wijnrank en gestileerde bloem- en bladmotieven. Een kopie van het 'miraculeuze' beeldje is in het tabernakel geplaatst.

De bevloering in het koor en in de sacristie bestaat uit gebakken tegels met kroonmotief. Deze ingelegde loodglazuurtegels zijn naar alle waarschijnlijkheid, naar eigen ontwerp van Bethune, uitgevoerd door één van de toen actieve West-Vlaamse (haard)tegelproducenten.

De spitsboogdeur naar de sacristie is verzorgd uitgewerkt met briefpaneel. Smeedijzeren spijkers met sierlijke vierkante kop markeren horizontale banden en de deurrand. De quasi vierkante ruimte van de sacristie heeft een afgeschuinde hoek. Ook de sacristie is voorzien van een ziende kapconstructie met houten bebording. De muren zijn gecementeerd en voorzien van imitatiebeschildering met grote en kleinere stenen.

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, Primitief kadaster Zwevegem, afdeling 1, sectie C, 1ste blad, perceel 215.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, Mutatieschetsen en bijhorende staten Zwevegem, afdeling I, 1849/59, 1955/89.
  • Rijksarchief Kortrijk, KA Zwevegem, nummer 91, Caerte figurative van D' heerlich'hede van Soets, 1752.
  • Archief Stichting de Bethune, Artistieke opdrachten, 06 23 0/44/0.
  • Archief Stichting de Bethune, Persoonsarchieven, 06 Jean-Baptiste de Bethune.
  • Archief Stichting de Bethune, Plannenarchief, 06290-184-II.
  • BATAILLE J. 2007: De Kapel Milanen te Zwevegem, Curiosa: maandblad van de vrijetijdsbesteding interclub vzw curiosa Harelbeke, Kortrijk, Wervik, Zwevegem, 45.443, 9-12.
  • ENGLISH M. 1927: Oorsprong van de devotie tot O.L. Vrouw van Milanen in West-Vlaanderen, Annales de la Société d'Emulation de Bruges: revue trimestrielle pour l'étude de l'histoire et des antiquités de la Flandre, 5-28.
  • HELBIG J. 1906: Le Baron Bethune. Fondateur des Ecoles Saint-Luc. Etude biographique, Lille-Brugge.
  • TANGHE G.F. 1866: De Milanekapel van Onze-Lieve-Vrouw te Sweveghem, benevens een bloemtuiltje aen de koningin des hemels opgedragen, Brugge.
  • VAN DEN BORRE S. 2014: Kapel Milanen, de 'schoonste kapel' in Zwevegem, De Leiegouw 56.2, 391-392.

Bron: beschermingsdossier 4.001/34042/103.1
Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Gekandelaarde linde bij de Milanenkapel

  • Is gerelateerd aan
    Historische kasteelsite met twee behouden hoeves

  • Is gerelateerd aan
    Kapel Milanendreef

  • Is deel van
    Bellegemstraat


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Milanenkapel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/80859 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.