erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Martinus

bouwkundig element
ID
80558
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/80558

Juridische gevolgen

Beschrijving

Zuidnoord-georiënteerd bedehuis, heden omgeven door betonklinkers, een ligustrumhaag en een natuurstenen muurtje met hardstenen afwerking. Men weet niet of de veldstenen van de latere kerk, die in twee fasen werd opgetrokken, van het oorspronkelijke romaanse bedehuis afkomstig zijn. In 1223 wordt de kerk vooreerst vermeld. Begin 15de eeuw werd aan het nieuwe gebouw begonnen.

Historiek

Volgens een inscriptie op een steen ingemetst in de noordelijke muur van het koor bovenaan aan de binnenzijde was 1437 het beginjaar van de oprichting van het gotische koor: INT IAER ONS HEREN/ MCCCCXXXVII/ WAERT DESEN COER/ GHEFONDEERT. Zowel in de kapel van Laak als in de Sint-Martinuskerk werd in 1400 een Onze-Lieve-Vrouw-beneficie vermeld. Er waren verder nog twee altaren met beneficies: het vooreerst in 1451 vermelde altaar van het Heilig Kruis, later verenigd met dat der Heilige Blasius, Quirinus en Sebastianus, en het vooreerst in 1497 vermelde altaar der Heilige Anna, later samengevoegd met dat der Heilige Gertrudis en Catharina. De bakstenen toren werd circa 1500 opgericht en behoort tot de tweede bouwperiode. Of het bijbehorende schip onder de eerste of de tweede bouwcampagne ressorteerde, kan niet nader worden bepaald. Begin 17de eeuw werd het altaar ontheiligd en vertoefde het kerkgebouw in een zeer slechte toestand. Dit bleef zowat de hele eeuw door duren. In 1628 werden alle altaren van Houthalen en Laak verenigd ten voordele van de pastoor, op voorwaarde dat hij voor een kapelaan zou zorgen.

In 17de en 18de eeuw verkeerde de kerk in een erbarmelijke staat, waarvoor de verklaring zeker te zoeken is in de armoedige situatie van de gemeente in die eeuwen, alsook in de plunderingen en vernielingen door voorbijtrekkende troepen. Diverse jaren na 1726 werd er definitief werk gemaakt van de nodige herstellingen. Blijkens een chronogram: CAROLUS ABBAS ME DECORAT, aangebracht in de stucversiering boven het koor door abt Charles Dartevelle (1737-56), werd hieraan in 1755 de laatste hand gelegd. In 1751, reparaties aan kerkmuur en trappen, in 1771 aan kerkhof, toren en kerkpoort. In 1787, grondige restauratie onder meer herstel van toren en heropbouw van zijbeuken. Dit laat-18de-eeuws uitzicht van het driebeukige schip is ons bekend door een paar oude foto’s. De voormalige kerk had toen een thans nog bewaarde voorstaande toren, een schip van vier van hoofdzakelijk korfboogvormige muuropeningen met natuurstenen hoekblokken en lekdrempels voorziene traveeën onder overstekend leien zadeldak, die voor de bouw van de nieuwe kerk werden afgebroken, alsook een eveneens tot nu toe behouden inspringende koortravee met een van spitsboogvensters voorziene driezijdige sluiting. De middenbeuk werd van de zijbeuken gescheiden door zware, gedrukte Dorische zuilen - vermoedelijk op achtzijdige sokkels - die rondbogen droegen. Boven deze zuilen bevond zich een doorlopende geprofileerde lijst waarop wellicht een met stuc afgewerkt houten tongewelf aanzette. De twee zijbeuken werden wellicht afgedekt met een vlakke zoldering en eindigden met een vlakke oostmuur. De middenbeuk sloot aan bij het 15de-eeuwse koor.

In 1876, herstellingswerken aan de bedaking van de oude kerk. In 1912 en volgende jaren, restauratiewerken naar ontwerp van architect H. Martens (Stevoort). In 1923 werd de toren gerestaureerd naar ontwerp van architect J. Deré (1889-1968), (Hasselt). In 1925 rezen er plannen voor vergroting van de kerk naar ontwerp van dezelfde architect, maar om financiële redenen werden deze plannen toen opgeborgen. Dit ontwerp sloot perfect aan bij de bestaande gotische toren en koor. Naast de middenbeuk waren er nog twee zijbeuken, die veel lager waren, terwijl het transept even hoog was als de middenbeuk.

Van 1927 dateren dan weer de door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen afgewezen plannen voor vergroting naar ontwerp van architect V. Lenertz (Leuven). Van 1928 dagtekent het oude kerkhof gelegen nabij de kerk. In 1935 werd de volledige kerk beschermd als monument. Het zou uiteindelijk de parochiekerk worden van Onze-Lieve-Vrouw Middelares in Turnhout, gelegen langs de de Merodelei, die inspirerend zou werken voor het opmaken van de plannen. Dit kerkgebouw in regionale baksteenstijl met neogotische en art-deco-inslag en neo-Byzantijns interieur werd in 1929-31 opgetrokken naar ontwerp van architect J. Taymans in samenwerking met de Nederlandse schilder-glazenier Lou Asperslagh. Ook hier waren de constructieve elementen van gewapend beton, zoals bij de nieuwe kerk van Houthalen. De reden waarom J. Deré zo snel een tweede ontwerp klaar had is tweeërlei. Enerzijds had hij reeds in 1925 een eerste plan opgevat, waardoor hij de toestand in situ voldoende kende. Anderzijds werkte hij gelijktijdig aan de volledig nieuwe parochiekerk Sint-Jan-de-Doper te Schulen (Herk-de-Stad), die sterke gelijkenissen vertoont met de Houthalense kerk, op de afmetingen na. In 1938-39, na afbraak van het classicistische driebeukige eind 18de-eeuws schip, bouw van de nieuwe kerk naar ontwerp van architect J. Deré (Hasselt, plannen van 1937), tussen de laatgotische toren en het gotische koor. Op 24 september 1939, inwijding van de kerk door de Luikse bisschop Monseigneur Kerkhofs. In 1939 noteerde men de afstand aan het Provinciaal Museum te Hasselt van een deel van de meubelen der oude kerk, daar ze geen plaats meer konden vinden in de nieuwe kerk. In 1941, ontwerpen voor biechtstoelen, altaar en communiebank door J. Deré Hasselt). Eén van de bestaande zijaltaren zou worden ondergebracht in de doopkapel die onder de toren zou worden ingericht. Het andere zou worden gebruikt als rustaltaar bij processies. Pas in 1944 volgde de goedkeuring door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van de ontwerpen van vier nieuwe biechtstoelen in overwegend harde materialen. In 1943-44, herstellingswerken aan koor en toren, waarvoor eindafrekening in 1949, onder meer herstelling van de leien bedaking van het koor, de kroonlijsten en de steunberen.

In het begin van de jaren 1950 raakte het oude ommuurde en van ijzeren hekken voorzien kerkhof volzet. Daarom werd op 26 juni 1958 een nieuw en uitgestrekt kerkhof ingehuldigd, ongeveer halverwege de Grote Baan en de wijk Tenhout, langs de Kerkhofstraat.

De nieuwe Sint-Martinuskerk was evenwel nog niet voldoende gewapend om ook de grondverzakkingen ten gevolge van de mijnactiviteit te kunnen doorstaan. Daarom moesten de gewelven in 1953 een versteviging krijgen van 5 cm gewapend beton. In 1966-67, herstellingswerken aan toren en dak van koor. In 1978-79, restauratiewerken aan het koor, naar ontwerp van architect-urbanist L. Van de Vondel (Hasselt), onder meer isolatie tegen vocht, bepleisteringen, bevloerings- en schilderwerken. In 1979, restauratie van de beelden van Sint-Anna-ten-Drieën en Heilige Barbara uit begin 16de eeuw, alsook van het 17de-eeuwse altaarstuk met de aanbidding van de herders. In 1994, herstellingswerken aan het sierbeton van lekdrempels, vensteromlijstingen en kroonlijsten. In 1995 werd in de kerk van architect J. Deré (Hasselt) een nieuwe vloer gelegd. Op de Ferrariskaart (1771-77) is het ommuurde oude kerkhof rond de oude kerk aangeduid. In de Atlas van de Buurtwegen (1845) is het bedehuis enkel ten zuiden ommuurd.

Algemene opvatting en vormgeving van de kerk van 1938-39 passen in de kerkarchitectuur van het interbellum. Daarbij worden traditionele elementen, onder meer de spitsboog, in een vernieuwde context geplaatst. Naast de dominerende natuur- en baksteenbouw wordt beroep gedaan op het moderne beton voor structurele onderdelen als kroonlijsten en gewelfribben. Er dient opgemerkt dat de nieuwe kerk met een grote overspanning van gewapend beton een van de eerste werken van die aard is in de streek.

Beschrijving

De plattegrond beschrijft nu een aangebouwd inspringend portaal, een éénbeukig nieuw schip van drie traveeën, vooraan ten westen geflankeerd door de laatgotische toren en vooraan ten oosten door het gotische koor van één travee met driezijdige sluiting van de oude kerk, een nieuw uitstekend transept, twee dito driebeukige noordelijke traveeën en een smaller koor met vlakke sluiting; ten noordwesten aangebouwde sacristie en ten noordoosten aangebouwde bergruimte.

Zowel de gedifferentieerde volumewerking als de diverse bouwmaterialen wijzen op de verschillende bouwfasen. De gehele kerk, zowel de oude als de nieuwe bestanddelen, hebben vensters met ijzeren roedeverdeling, met uitzondering van de vensters van de nieuwe kerk die natuurstenen maaswerk of dito stijlen en tussendorpels hebben.

Gotisch koor van mergelsteen (1437); sokkel van sluiting van maaskeien. Zadeldak (leien) met kwartholle daklijst en bekronend smeedijzeren kruis. Versneden steunberen, overhoeks ten oosten Waterlijst. Ten zuiden, getoogde deur met hardstenen trap. Sluiting met spitsboogvensters in kwartronde en kwartholle omlijstingen.

Laatgotische vierkante verankerde bakstenen toren van drie geledingen (circa 1500). Gebruik van hardsteen voor afzaat van sokkel, omlopende waterlijsten, deels van mergel, en afwerking van de versneden overhoekse steunberen. De eerste geleding ten zuiden vertoont sporen van een verdwenen zadeldak, namelijk het voormalige afdak van een aldaar in 1941 verdwenen Calvariegroep. Eerste geleding ten westen met oculus in dubbele kwartholle omlijsting, geflankeerd door twee T-vormige hardstenen versierselen, alsook met Sint-Andrieskruis van gesinterde baksteen. Tweede geleding met aan elke zijde telkens twee spitsbogige spaarvelden in kwartholle omlijstingen, ten zuiden voorzien van een zonnewijzer (waar eertijds het uurwerk was aangebracht en een getoogd venstertje in een analoge omlijsting, ten westen van een centrale rechthoekige lichtgleuf. Derde geleding met aan elke zijde twee spitsbogige galmgaten en uurwerken ten zuiden en ten westen. Kwartholle spitsboogfries, geprofileerde daklijst en ingesnoerde naaldspits (leien) met ten oosten dakkapelletje onder zadeldak, bolbekroning, smeedijzeren kruis en windhaan. Ten zuiden aanleunende, tot halverwege de derde geleding oprijzende, polygonale traptoren met rechthoekige mergelstenen lichtgleuven, steigergaten, op de eerste geleding een kruis van gesinterde baksteen en een dito kelk, op de tweede geleding een hardstenen Grieks kruis en een dito monster(?)kop.

Nieuwe kerk van drie soorten natuursteen: kwartsiet, psammiet en kalksteen, alsook van gele baksteen. Gebruik van hardsteen voor trappen, geprofileerde afzaat van sokkel en deel van onderbouw van portaal. Gebruik van genoemde drie soorten natuursteen voor maaswerk, kapitelen, afwerking van de ritmerende, afgeschuinde, deels overhoekse, deels op elkaar gestelde steunberen en druiplijsten. Beroep op het moderne beton voor overkragende geprofileerde kroonlijsten, doorlopende afgeschuinde lekdrempels en bepaalde omlijstingen. Deels verspringende en gecombineerde zadeldaken (mechanische pannen). Traditionele aflijnende dubbele overhoekse muizentand en vlechtingen in de toppen van de puntgevels.

Aangebouwd portaal met van gestileerde bladwerkkapitelen en getrapte archivolten voorziene spitsbooggalerij op de begane grond, analoge nis rechts met witbeschilderd, waarschijnlijk gipsen Onze-Lieve-Vrouwebeeld op hardstenen sokkel, groot analoog venster in de puntgeveltop met bekronend natuurstenen (?) kruis en spitsbogig tweelicht ten oosten.

In de galerij: cementtegelvloer, spitsbogige vleugeldeur met bewaard houtwerk in een geprofileerde hardstenen omlijsting met versierde sluitsteen en druiplijst, hardstenen gedenksteen links met inscriptie: HULDE AAN DE/ BURGERLIJKE SLACHTOFFERS/ 1940-1945/ [namen], uiterst links twee gedenkstenen met inscipties: J. EYSERMANS/ AANNEMER/ MOL [en] J. DERÉ/ BOUWMEESTER/ HASSELT en overkluizing door middel van twee kruisribgewelven met kappen van gele baksteen en betonnen ribben.

Zijbeuken van de twee traveeën ten noorden van het transept opgevat als opeenvolgende kapelgevels onder haakse zadeldaken. Alle gevels vertonen spitsboogvensters, met uitzondering van de zuid- en noordgevels van schip en koor. Daarentegen rechthoekige, deels betraliede en uit kruiskozijnen bestaande muuropeningen bij de oostelijke partij. Toppen van puntgevels veelal met driehoekige en quasi ruitvormige venstertjes. Koorsluiting met spitsbogig spaarveld met ingeschreven kruis. De zuidzijde van de transeptarmen vertonen telkens één aangebouwd portaaltje met korfboogvormige deur met bekronend spitsboogveld.

Interieur van gotisch koor met hardstenen vloer en overkluizing door middel van bepleisterd en witbeschilderd spits tongewelf met ribben, paneelwerk, vierpassen en centraal blind oeil-de-boeuf met jaartal 1755, waaronder inscriptie: CAROLVS ABBAS ME DECORAT, verwijzend naar de versiering van het gotisch koor in opdracht van Charles d’Artevelle, abt van Floreffe. In vloer van koor, hardstenen gedenksteen voor H. Huygen van Diepenbeek, pastoor te Houthalen in 1821, met gedateerd opschrift.

Interieur van begane grond van toren met doopkapel overkluisd door middel van een kruisribgewelf met bakstenen kappen en geprofileerde mergelstenen ribben, rustend op vier kraagstenen, twee met knoppen, twee voorzien van hoofden. Ten zuiden en ten noorden, twee spitsboognissen. Ten zuiden, korfboogdeur in kwartholle omlijsting. Interieur van kerk van 1938-39 met gedenksteen in de zuidelijke muur met inscriptie: OP 24 APRIL/ 1938/ WERD DEZE STEEN/ GEPLAATST en overkluizing door middel van spitse, bovenaan door een laag gewapend beton verstevigde bakstenen tongewelven in schip, transept, middenbeuk van de twee noordelijke traveeën en koor, alsook door middel van kruisribgewelven, analoog aan die van het portaal, in kruising en zijbeuken van de twee noordelijke traveeën, rustend op vier waarschijnlijk betonnen zuilen met uit voluten en gestileerd bladwerk bestaande kapitelen op vierkante basementen met acanthusversiering. Spitsbogige met gewapend beton verstevigde gordel-, muraal-, schei- en triomfbogen.

Mobilair

Voor de oude kerk: Schilderij op paneel met de voorstelling van de Aanbidding van de herders met in de hemel God de Vader met wereldbol en de duif als symbool van de H. Geest, tussen twee engelen (17de eeuw); houten beeld van Sint-Anna-ten-Drieën met fragmentarische polychromie en 19de-eeuwse overschildering (Antwerpen, 1500-10, veilig opgeborgen); in 1941-42 gerestaureerd eiken beeld met verwijderde polychromie, Jezus aan het kruis (Zuidelijke Nederlanden, Limburg (?), 1530), afkomstig van Calvarie van de gotische kerk, waarvan de beelden van Maria en Johannes bewaard worden in de kerk Saint-Martin te Luik, alhoewel niet zeker is dat ze tot dezelfde calvariegroep behoren; witgeschilderde beelden van Sint-Blasius (Limburg, circa 1520, sporen van oude polychromie), Sint-Barbara (Limburg (Nederland), omgeving van Jan van Steffesweert, circa 1500, sporen van oude polychromie, niet tentoongesteld), Sint-Ambrosius (Maasland, Luik, 1400-10, niet tentoongesteld), Sint-Rochus van Montpellier (Limburg, 1530-40), Sint-Sebastiaan (Limburg, 1530-40, Heilige Engelbewaarder (Zuidelijke Nederlanden, 18de eeuw), Sint-Pieter met de sleutels (datering?) en niet te identificeren mannelijke heilige (datering?); gipsen beelden van Sint-Pieter en tweemaal Sint-Martinus (het exemplaar in de doopkapel gemaakt in Brussel); neogotisch gepolychromeerd houten beeld van Heilige Jozef met Kind (19de eeuw).

Van rocailles en Lodewijk XVI-elementen voorzien, gemarmerd en verguld houten portiekaltaar in gotisch koor, met boven het gebroken fronton een thans verdwenen beeld van de Verrezen Christus in stralenkrans met kroon, bolbekroning en kruis, op lijst boven altaarstuk beeld van Lam met wimpel, op tabernakeldeur in reliëf kelk met hostie, altaartafel met rocailles en in medaillon pelikaan die zijn jongen voedt en op het tabernakel een gepolychromeerd kruisbeeld (tweede helft van de 18de eeuw, altaartafel met inscriptie verwijzend naar twee marmerschilderbeurten: A. THYS/ 1882-1883/ CONINX MARCEL EN JEAN/ 1984); gemarmerd houten portiekaltaar in kapel in toren, met halfrond fronton en op altaartafel in medaillon Tafel met de Toonbroden (eind 18de eeuw).

Gotisch tabernakel, muurnis in noordzijde van koorsluiting, gedragen door engeltje (15de eeuw), met deur in smeedijzer; eiken kuip van preekstoel met voorstelling van de vier evangelisten en Sint-Martinus (1687, polychromie verwijderd en houtsnijwerk gerestaureerd door beeldhouwer Vandeput); twee eiken knielbankjes met rozetversiering (18de of 19de eeuw); drie neogotische eiken priesterstoelen en één dito knielbank.

Gotisch Maaslands hardstenen, thans als doopvont gebruikt wijwatervat (1560), dat herinnert aan het overlijden van Goywart Vyfeyke(n) in 1560, zie gedateerd herdenkingsopschrift, met vier leeuwekoppen op hoeken en zijde met voorstelling in reliëf van gekruisigde Jezus.

Grote of tiendenklok, in 1485 ten laste van de abdij gegoten, toegewijd aan parochiepatroon Sint-Martinus, hergoten in augustus 1627 te Floreffe door Nicolaus, Egmond en Claude Brochard van Lotharingen en gezegend door pastoor Jan Michiel van Hetsroy (1625-34), wiens naam erop voorkomt; kleine Sint-Odiliaklok door Chaudoir (1752), met het wapen van Matthias Vranken, prior van het kruisherenklooster van Kolen (Kerniel), in Houthalen terechtgekomen na de opheffing van het klooster en de verkoop van bezittingen, klooster en kerk begin 19de eeuw.

Voor de nieuwe kerk: stenen beelden van Christus als Goede Herder en Onze-Lieve-Vrouw met Kind door V.D.H. Ateur (?), (derde kwart van de 20ste eeuw); kruisweg van gepolychromeerd koper door François Kieckens van Aalst (1942); marmeren hoofdaltaar en zijaltaren (jaren 1940), laatst genoemde door firma Em. Vandenhoute (Anderlecht-Brussel); vier onroerende biechtstoelen in dezelfde materialen als van het kerkgebouw met houten deurtjes door dezelfde firma: de eerste met voorstelling van Christus en Sint-Pieter met haan, de tweede met twee engelen, de derde met Christus als Goede Herder en Sint-Jan-de-Doper en de vierde met David met harp en vrouwelijke figuur met kruis (jaren 1940); orgel van 1941 door J. Stevens (Duffel), hersteld en omgebouwd in 1963 door E. Verschueren (Tongeren).

In 1938 geplaatste en in 1977 door Ivo Bakelants (Antwerpen) gerestaureerde figuratieve glasramen van Frans Crickx (Brussel), duidelijk onder invloed van de art-decostijl en de nieuwe monumentale glasschilderkunst van bijvoorbeeld Eugeen Yoors, met gebruik van grote stukken industrieel glas in diverse tinten en weinig of geen grisaille in de tekening: in het koor symbolen die verwijzen naar de Heilige Eucharistie (pelikaan en Lam Gods), de Hemelvaart van Christus, de Verrijzenis van Christus, de Nederdaling van de Heilige Geest en de Kruisdood van Christus, in de zuidelijke dwarsbeukarm de zegevierende kerk voorgesteld door Christus Koning met kruis, Heilig Hart en engelen waarvan er twee een replica van de Sint-Pietersbasiliek in Rome dragen, in de noordelijke dwarsbeukarm de verheerlijkte kerk, voorgesteld door Maria als Koningin van de Hemel en engelen die symbolen uit de litanie van Onze-Lieve-Vrouw dragen, in de zijbeukramen symbolische engelen die verwijzen naar de Tenhemelopneming van Maria, de Geboorte van Jezus, de profeten die de Geboorte van Jezus hebben voorspeld en de boom van Jesse, tenslotte boven het westportaal de patroonheilige Sint-Martinus te paard, die zijn mantel deelt; in 1950 geplaatst, rond glasraam in de doopkapel, eveneens van het atelier Crickx (Brussel), met voorstelling van een duif, symbool van de Heilige Geest, stromend water en op het water drijvende lelies.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Limburg, Cel Monumenten en Landschappen, dossier nummer 24.
  • Laat-gotische beeldsnijkunst uit Limburg en Grensland, (tentoonstellingscatalogus), Sint-Truiden, 1990, catalogus II, p. 24, nummer 33, inventarisnrs. 290-298, afbeeldingen.
  • BAKELANTS I., DE SCHUTTER J., THOMAS R. & KELLENS M. (red.), Glasramen in de Sint-Martinuskerk te Houthalen, brochure naar aanleiding an Open Monumentendag, Houthalen-Helchteren, 1996.
  • BROUWERS L. & BOGAERTS W., Kapelletjesroute van Houthalen-Helchteren, Houthalen-Helchteren, s.a. p. 17.
  • BUSSELS M., Houthalen in het verleden, in Gemeentekrediet van België, 19, 1965, p. 61-62, 64, afb. op p. 64.
  • CEULEMANS Ch. & GEUKENS B., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Limburg. Kanton Hasselt I, Brussel-St.-Truiden, 1977, p. 38-40.
  • COENEN J., Kempische kerken. Kantons Bree en Peer, Hasselt, 1936, p. 15-16.
  • DANIËLS P. & PAQUAY J. (red.), Oudheidkundige inventaris der kunstvoorwerpen in kerken en openbare gebouwen, 6. Kanton Peer, Hasselt, 1928, p. 14-15.
  • de BORCHGRAVE d’ALTENA J., Het kerkelijk meubilair in de Limburgsche kempen, in Verzamelde Opstellen uitgegeven door de Geschied- en Oudheidkundigen Studiekring te Hasselt, 12, 2, 1936, p. 172, afbeelding 14 op p. 173: in verband met beeld van Sint-Anna-ten-Drieën, p. 213, afbeelding 46 op p. 210: in verband met preekstoel en ander mobilair, p. 215: in verband met wijwatervat.
  • de BORCHGRAVE d’ALTENA J., Notes pour servir à l'étude d'art du Limbourg, in Bulletin de la Société d'Art et d'Histoire du Diocèse de Liège, 43, 1963, p. 76, 125-126, ill. 34.
  • DE DIJN C.G., red., Houthalen-Helchteren / Cultuurhistorisch verleden, in Kunst & Oudheden in Limburg, 22, St.-Truiden, 1979, p. 14-16, 24-26, 57-58 (diverse documenten), afbn. 10-12 op p. 68, catalogusnrs. 2-4, 6-7, 10-11, afbeeldingen 17-18 op p. 71.
  • DE DIJN C.G., red., Het orgelbezit in de provincie Limburg, in Kunst en oudheden in Limburg, 16, Sint-Truiden, 1976, p. 106.
  • DUSAR A., Beknopte beschrijving van de gerangschikte monumenten en landschappen op het grondgebied van de provincie Limburg, in De Tijdspiegel, 25, 1, 1970, p. 14.
  • DUSAR A., Limburgs kunstbezit. Van prehistorie tot classicisme, Hasselt, 1970, p. 139, 143, 171, 220, 226.
  • LAMBRECHTS L., Glasramengids, Brussel, 1986, p. 52-53.
  • MERTENS J., Geschiedenis van Houthalen. Studie van het dorp en de parochie tijdens het Oud Regime, Houthalen-Helchteren, 1983 (met verdere bibliografie), p. 51, 56-64, 68, 69, 71, 79, 93-98, afbeeldingen op p. 56, 58, 60, 63, 72, 82, 94, 117, 172, 185, 193, 239.
  • TIMMERS J.J.M., De kunst van het Maasland, dl. II, De Gotiek en de Renaissance, in Maaslandse Monografieën, 3, Assen, 1980, p. 73.

Bron: PAUWELS D. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton Peer, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Martinus [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/80558 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.