erfgoedobject

Stadhuis van Damme

bouwkundig element
ID
78719
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/78719

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als beschermd monument Stadhuis van Damme
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Stadhuis van Damme
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Stadskern Damme
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

Stadhuis in tertiaire (Brabantse) gotiek, opgetrokken op in 1464-1467 op de plaats van de toendertijd bouwvallige grotere halle van 1241, dit naar ontwerp van de Brusselse bouwmeester Godevaert de Bosschere en zijn zoon Willem.

Historiek

In 1241 krijgt de toenmalige stadsmagistratuur toelating van gravin Johanna van Constantinopel en graaf Thomas de Savoie om een halle en schepenhuis te bouwen vlakbij de dam of dwarsdijk, aangelegd kort vóór 1180, ter hoogte van de afsnijding van de kreek. De halle, met uitzondering van de zijgevels opgetrokken in hout, doet onder meer dienst als stapel- en verkoopplaats van ingevoerde koopwaren, voornamelijk van wijnen. Door de verzandingcrisis van het Zwin en het verdergaande verval van de stadseconomie in de loop van de 15de eeuw wordt de -intussen bouwvallige- halle te groot.

In 1461 besluit het stadsbestuur het oude schepenhuis met halle af te breken. Vier ontwerpen voor een nieuw stadhuis worden voorgelegd door de Brusselse metselaar-steenhandelaar Godevaert de Bosschere en Jan van Herne, timmerman uit Sluis. Het goedkoopste ontwerp wordt weerhouden en na aanbesteding in 1463 uiteindelijk toegewezen aan Willem de Bosschere (zoon van Godevaert) en gezel Jacob Quaetwant voor het metselwerk en Andries Centurion voor het timmerwerk. De bouw van het nieuwe stadhuis start in 1464 en is in 1467 grotendeels voltooid. De kosten worden gefinancierd door onder meer extra tolheffingen (onder meer op kaakharing en wijn), de verkoop van sloopmateriaal van de oude halle en leningen. Het nieuwe stadhuis is een derde kleiner dan het oude schepenhuis en wordt gedeeltelijk gebouwd op de bestaande funderingen van laatst genoemde; ook de onderbouw van de zuidoostelijke zijmuur in Doornikse steen blijft bewaard. Het benedendeel is bestemd als halle met stapel- en verkoopplaats (winkeltjes) voor de kleinhandel; het bovendeel wordt ingericht tot schepenhuis, bestemd voor de diensten van de stadsmagistratuur.

In 1642-1643 wordt het klokkentorentje volledig hermaakt naar ontwerp van de Brugse meester-timmerman Clement de Prince. Het huidig uitzicht van het stadhuis van Damme wordt in belangrijke mate bepaald door enkele 19de-eeuwse restauraties. In 1859-1860 eerste restauratiewerken door provinciearchitect Pieter Buyck (Brugge, 1805-1877), echter onvoltooid omwille van geldgebrek. Het stenen trappenbordes wordt vernieuwd en het dakgebinte, dat aan verzakking onderhevig is, wordt aangepast. In 1890 opmaak van een nieuw restauratieplan door architect René Buyck (Brugge, 1850-1923), zoon van Pieter, uitgevoerd in 1895-1896. Onder meer werken aan voorgevel (vensterzone, borstwering, waterspuwers, torenspitsen, bordes) waarbij Euvillesteen wordt aangewend als vervangingsmateriaal; de te behouden oorspronkelijke Balegemse steen wordt opnieuw behouwen. Grote delen van de achter- en zijgevels worden herbouwd in gele baksteen. De zes nissen in de voorgevel worden in 1895-1896 ingevuld met beelden van de Brugse beeldhouwer Gustaaf Pickery (1862-1921).

In 1940-1945 en 1955 gebeuren algemene herstellingswerken. In 1978-1982 (zie jaartalsteen aan trap) grootscheepse restauratie onder leiding van architecten Luc (Kortrijk, 1903-Brugge, 1979) en zoon Piet Viérin (Brugge, °1935), uitgevoerd door de firma Vlaminck uit Lokeren. Hierbij worden zowel de nog aanwezige oorspronkelijke delen, veelal nog in goede staat, als de verweerde 19de-eeuwse vervangingen aangepakt. Ter vervanging van de verweerde Euvillesteen wordt Massangis gebruikt (monelen, baldakijnen van beeldnissen, trapleuning en borstwering van bordes, balustrade voorgevel). De 19de-eeuwse steunberen tegen de achtergevel worden weer verwijderd. Ook het interieur wordt grondig gerestaureerd en heringericht: kelders, oorspronkelijk met aarden vloer, krijgen bevloering van gebakken tegels; deels herleggen en vervangen van overige vloeren; nieuwe pleistering op muren; restauratie van schilderij op schouwboezem in schepenkamer; herstellen van moerbalken, enzomeer. De 15de-eeuwse bedaking, waarvan het voorste dakvlak in de 19de eeuw gewijzigd werd, wordt hersteld en van nieuwe leien voorzien. Het 17de-eeuwse klokkentorentje wordt volledig gerestaureerd en de klokken van de in 1961 geschonken beiaard worden erin geplaatst. Verdere onderhoudswerken in het laatste decennium zijn onder meer herstelling van houtconstructies (1998-1999), buitenschilderwerken (2000), plaatsen van nieuwe borstwering aan klokkentoren, herstellingen aan bedaking, steen- en metselwerk (2003), enzomeer. Het stadhuis van Damme heeft tot op vandaag een voornamelijk representatieve functie, zie locatie voor vergaderingen van het schepencollege en dergelijke. Tevens polyvalent gebruik van de hallenzalen en de vertrekken op de eerste verdieping (tentoonstellingen, banketten, concerten, ...). De vijf winkeltjes op de begane grond zijn in gebruik als onder meer technische ruimte (verwarming), boekenwinkel, ingang naar dienstruimten (sanitair en keuken) en geldautomaat.

Beschrijving

Vrijstaand gebouw gelegen aan de oostzijde van de Markt met zuidzijgevel langsheen de Jacob Van Maerlantstraat. Gekasseide tuin aan noord- en oostzijde toegankelijk via ijzeren hek tussen vierkante natuurstenen pijlers en muurtjes. Aan oostzijde, abstract natuurstenen beeldhouwwerk "Verticale vormen" van de beeldhouwer Jef Innegraeve (Brugge, °1936) op rechthoekige gemetste sokkel.

Plattegrond van onregelmatige rechthoek met aan westzijde (markt) vooruitspringend trappenbordes en aan oostzijde rechthoekige traptoren. Bouwmaterialen: gebruik van diverse Brabantse kalksteensoorten, onder meer Gobertange (begane grond), Balegemse en Ledische kalkzandsteen (bovenverdieping). Zij- en achtergevels in baksteen; zuidzijgevel deels in Doornikse steen, vermoedelijk van de oudere 13de-eeuwse halle. Muurankers. Leien zadeldak.

Exterieur. Vrijstaand volume van zeven traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak, voorzien van zeszijdige hoektorentjes en centraal klokkentorentje. Pleingevel: lijstgevel gemarkeerd door verticaliserende elementen, eigen aan de gotiek, onder meer beeldnissen en pinakels, harmonieus getemperd door horizontale belijning van onder meer bordes, doorlopende onderdorpel op eerste verdieping, kruismonelen en borstwering. Vrij gesloten begane grond, waarin vijf winkeltjes telkens voorzien van lage deur en gedeeld zijvenstertje (beluikt); smeedijzeren hang- en sluitwerk. Recentere toegang tot hallenkelders via centraal winkeltje onder het trappenbordes (1978-1982).

Toegang tot bovenverdieping via fraai uitgewerkt vooruitspringend trappenbordes, volledig herbouwd in 1859-1860; dubbele monumentale trap met opengewerkte spitsboogbalustrade; trappijlers waarop leeuwenbeelden met wapenschilden van de Brugse beeldhouwer Gustaaf Pickery. Vlak overwelfd portiek, opengewerkt door rondboog (marktzijde) en twee spitsbogen (noord- en zuidzijde), telkens onder lijst in ezelsrugboogvorm bekroond door kruisbloem; bovenaan spitsboogfries met blind maaswerk (driepas). Grote korfboogingang met geprofileerde omlijsting. Tweede bouwlaag opengewerkt door rechthoekige kruisvensters met doorlopend geprofileerde omlijsting, waarvan het bovengedeelte gevuld is met twee spitsbogen waarin driepassen; gereconstrueerd in 1895-1896 naar oorspronkelijk model zie de nog bewaarde vensters in zuidzijgevel. Glas-in-loodinvulling met onder meer wapenschilden. Tweeledige korfboogpoort voorzien van deurtje in linkervleugel gereconstrueerd naar oorspronkelijk model in 1895-1896, met oorspronkelijk ijzerbeslag van meester Pieter Allaert uit Brugge (1465).

In penanten beeldnissen op gebeeldhouwde consoles en onder baldakijnen en spits met hogels. Beelden (1895-1896) van de hand van Gustaaf Pickery, met voorstelling van de graven van Vlaanderen die een belangrijke rol hebben gespeeld in de Damse geschiedenis; van links naar rechts Filips van Elzas, Johanna en Margareta van Constantinopel, Filips van Thiette, Karel de Stoute en zijn echtgenote Margareta van York. Op consoles van linkerbeelden reliëf alluderend op de Damse wijnhandel en -stapel. Bekronende sierlijk geajoureerde spitsboogborstwering voorzien van pinakels en waterspuwers, eveneens gerestaureerd eind 19de eeuw. Uitkragende hoektorentjes op geprofileerd voetstuk en afgedekt door natuurstenen spitsen, versierd met hogels en bekroond door een kruisbloem (oorspronkelijk door een vergulde loden lelie). Zijtrapgevels met gewijzigd aantal treden (elf) tijdens restauratie van 1895-1896. Bijna blinde noordzijgevel; zuidzijgevel met bewaarde kruisvensters in tweede bouwlaag en dakverdieping; tweelichten in top. Beide met segmentbogige toegangspoorten tot de kelders; kleine dito muuropeningen voorzien van dievenijzers. achtergevel centraal doorbroken door tot boven de kroonlijst doorgetrokken vierzijdige uitbouw waarin spiltrap, uitgewerkt als trapgeveltje (vier treden, topstuk). Oorspronkelijke kruisvensters in de 18de eeuw vervangen door huidig korfbogig model met houten verdeling; natuurstenen onderdorpels. Vensters van schepenkamer in 1895-1896 verlaagd tot op gelijke hoogte van deze van de vierschaar. Hoektorentjes aan achterzijde op afgerond getrapt voetstuk voorzien van houten spitsen met leien bedaking, bekroond door vergulde loden bol. Toegang tot traptoren onder natuurstenen latei op consoles waarboven ontlastingsboog; nieuwe segmentbogige deuropening toegevoegd bij restauratie van 1978-1982. Leien zadeldak oorspronkelijk doorbroken door 27 dakkapellen, waarvan thans nog slechts drie bewaard, onder zadeldakje met windbord en topstuk. Centraal zeszijdig rank opengewerkt klokkentorentje (1642-1643, gerestaureerd in 1978-1982) onder leien spits voorzien van omlopende houten borstwering met bolbekroning. In het torentje hingen oorspronkelijk vijf klokken, waaronder naar verluidt twee van de oudste klokken van Vlaanderen, de "Zegeklok" (1398), gegoten door de gebroeders de Leenknecht uit Harelbeke, en de "klok der Neringen" (1392). Huidige beiaard in 1961 geschonken aan de stad Damme op initiatief van een plaatselijk comité, met name notaris Edouard Van Caillie en Victor Petitat uit Brugge en kunstsmid Frans Van Hinsberg uit Damme; pas na restauratie van de toren opgehangen. Bestaande uit 25 kleine klokken, gegoten in de klokkengieterij Petit & Fritsen te Aarle-Rixtel (Nederland). Op de voorzijde van het torentje uurwerkplaat waarboven zonnewijzer. Uurwerk van 1459 vervaardigd door Brixus Vleesch (Ieper), bestemd voor de toren van de oude halle; in 1465 aangepast voor het nieuwe stadhuis; in 1960 door de Damse kunstsmid Frans Van Hinsberg gerestaureerd en voorzien van opschrift. Voorheen op de hoeken versierd met de symbolen van de evangelisten. Is naar verluidt het oudste nog werkend stadsuurwerk in België.

Bekronende koperen windwijzer met de hond uit het stadswapen, daterend van 1806 in plaats van oorspronkelijke15de-eeuwse vergulde bekroning van een engel met lelie en banier. Op zuidwestelijke hoek zijn twee justitie- of strafstenen opgehangen, overblijfselen van de middeleeuwse rechtpleging, voor het eerst vermeld in 1475-1476. Eén ervan werd beschadigd tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1481 wordt een schandpaal geplaatst naast het stadhuis, thans verdwenen.

Interieur. Benedenverdieping aan pleinzijde ingericht in vijf overwelfde winkelruimtes. Aan achterzijde, twee tweebeukige witgekalkte kelders van respectievelijk drie en vijf traveeën, thans met elkaar in verbinding en overwelfd door kruisribgewelven; per travee liggen in elkaars verlengde de zogenaamd "'engien-vaulte" en de "groote vaulte", oorspronkelijk dienst doend als halle (stapel- en verkoopplaats). Oorspronkelijke aarden vloer tijdens de Tweede Wereldoorlog vervangen door cementtegelvloer; na restauratie in 1978-1982 nieuwe vloer van rode gebakken tegels. Opstanden bestaande uit zuilen, gordelbogen en gewelfribben voorzien van figuratieve gewelfsleutels in Balegemse of Ledische kalkzandsteen; witgekalkte gewelfvelden en binnenmuren. Aan oostzijde toegang tot natuurstenen spiltrap; afdekking door kap opgebouwd met klein schaargebint.

Bovenverdieping. Centrale toegang leidt naar voorportaal (oorspronkelijk van de vierschaar) van waaruit toegang tot de vertrekkamer (noord), de zogenaamde "vierschaar" of de oude rechtszaal (oost) en drie kleinere opeenvolgende kamertjes (dienstvertrekken) (zuid); in noordoostelijke hoek ligt de schepenkamer, toegankelijk vanuit de vertrekkamer en de vierschaar.

De vertrekkamer, oorspronkelijk in gebruik voor administratieve aangelegenheden (onder meer klerkenkantoor), eertijds door houten wanden ingedeeld, later verwijderd. Toegankelijk via deur met briefpaneelvorm. Bewaarde balkenroostering. Gepleisterde en rood geschilderde muren. Natuurstenen vensterzitbanken. Gotische schouw in Balegemse steen. Vloer in rode gebakken tegels. Toegang naar schepenkamer via korfboogvormige deuropening met deur voorzien van smeedijzeren beslag.

De vierschaar waarin de schepenen voorheen zitting hielden om recht te spreken, is voorheen opgedeeld. Sinds 1949 ingericht als oudheidskamer, thans voornamelijk als locatie voor onder meer ontvangsten en vergaderingen. Balkenzoldering waarvan vier moerbalken eertijds voorzien van fraaie gebeeldhouwde balksleutels, gemaakt in 1464-1465 door Wouter van Inghen uit Sluis, waarvan thans nog drie bewaard. Elke balksleutel opgedeeld in vier vakken met telkens reliëfvoorstellingen: respectievelijk onderaan Jacob van Maerlant aan zijn katheder (volgens sommigen Sint-Jan-Evangelist), koning David en een gekroonde Onze-Lieve-Vrouw met Kind op schoot tussen 2 musicerende engelen; daarboven telkens respectievelijk decoratieve tracering, profeten of kerkleraars in gotische nissen en frivolere (volks-)taferelen. Gepleisterde en witgeschilderde wanden. Natuurstenen vensterzitbanken. Gotische schouw in Balegemse steen. Oorspronkelijke wit-zwarte natuurstenen tegelvloer, in het begin van de 19de eeuw vernieuwd; bij restauratie in 1982 vervangen door nieuwe tegelvloer met behoud van enkele rijen oude tegels. Recht- en korfbogige deuropeningen naar schepenkamer, beiden gevat in natuurstenen omlijsting; deuren met smeedijzeren nagels. Evenwijdig met de muur van de schepenkamer oorspronkelijk een houten wand (gang), verwijderd in 1807. In de loop van de 17de eeuw wordt aan westzijde een langsmuur opgetrokken. De nieuwe ruimte aan de voorzijde wordt later nog in drie dienstvertrekken gedeeld; moer- en kinderbalken worden vervangen door kleinere balken met geprofileerde balksleutels.

In de voormalige vierschaar staat een 16de-eeuwse natuurstenen grenspaal opgesteld, oorspronkelijk geplaatst langsheen de Romboutswervedijk. In 1550-1551 wordt Jacob Wittebroot, een Brugs steenhouwer, betaald voor het kappen van de wapens van Damme en het Brugse Vrije op enkele grenspaalstenen, waarmee de zogenaamd "Damse paallanden" afgebakend worden. Markeren de scheiding tussen het grondgebied van de stad Damme en het gebied dat deel uitmaakt van het Brugse Vrije, zie wapenschilden aan beide zijden. Er waren er elf in totaal, allen weergegeven op de kaart van Pieter Pourbus (1561-1571) en geplaatst langs de toegangswegen, zowel water- als landwegen, naar het stadsgebied van Damme. Thans zijn naar dit model op het Damse grondgebied nog enkele 20ste-eeuwse kopiëen opgesteld (zie Oude Sluissedijk en Rabattestraat). Zuil in witte zandsteen (verweerd), circa 110 cm hoog x 25 cm diameter; in reliëf wapenschild van Damme aan de ene zijde en van het Brugse Vrije aan de andere zijde, recent opnieuw gepolychromeerd.

De (oude) schepenkamer voorzien van wit-zwarte natuurstenen vloer in ruitvormig patroon. Balkenroostering met vier gesculpteerde balksleutels, eveneens het werk van Wouter van Inghen, met voorstelling van de wapenschilden van Damme, Vlaanderen, Bourgondië en van de Raad van Vlaanderen. Gepleisterde en witgeschilderde wanden; geschilderde houten lambrisering. Natuurstenen vensterzitbanken. Gotische schouw in Balegemse steen (1464), met onder meer schouwlijst met fries van wijngaardranken en spreuk "PARCERE SUBJECTIS ET DEBELLARE SUPERBOS"; bovenaan opschrift "AMANS.FAVENS", wellicht aangebracht door de Brugse schilder Antonius Claeissens. Schildering (1609) op schouwboezem onder meer met wapenschild van de sinds 1594 verenigde steden Damme, Hoeke en Monnikenrede, gerestaureerd in 1978-1982. Vuurmond waarin twee haardijzers met voorstelling van bebaarde mannenhoofden, aangekocht in 1465 door de magistraat van Damme. Onder meer gotisch meubilair en 17de-eeuws schilderij in de trant van Lodewijk de Deyster. Eikenhouten dakkap bestaande uit acht getelmerkte gebinten, opgebouwd uit drie schaargebinten; aangepast in de 19de eeuw omwille van verzakking. Op een vlieringzolder is het beiaardmechanisme geïnstalleerd.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, Archiefnr. W/00251.
  • Koninklijk Instituut van het Kunstpatrimonium, Fototheek ACL, nrs. A26033, A26035, A26120, A26121, A68215, A68216, A101427, A101428, A101430, A101432, B141628, B144289, B17715, B17728, B190956, B190957.
  • BALLEGEER J.; BRAEMS J., De Zwinstreek in oude prentkaarten, deel 2, Zaltbommel, 1977, afb. 5.
  • CROIS, R., Op zoek naar de oude stadspalen van Damme, in Rond de Poldertorens, jg. 11, 1969, p. 20-26.
  • DEHULSTER G., Damme Oostkerke Hoeke Lapscheure Moerkerke Vivenkapelle Sijsele. Geïllustreerde gids, Brugge, 1985, p. 21-24.
  • DEVLIEGHER L., Damme in Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 5, Tielt, 1971, p. 33-55.
  • DEVLIEGHER L., De bouwrekeningen van het stadhuis te Damme 1461-1470, in Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 102, 1965.
  • DEVLIEGHER L., De restauratie van het stadhuis te Damme, in Monumenten en Landschappen, jg. 2, nr. 3, 1983, p. 41-46.
  • DEVLIEGHER L.; GOOSSENS M., Vensters in West-Vlaanderen, in Oudheden in West- en Frans-Vlaanderen, Tielt, 1980, afb. 31.
  • DEVLIEGHER L., Het stadhuis te Damme, Damme, 1982.
  • HOSTE H., Damme, Antwerpen, 1956, p. 170-175.
  • JANSE H.; DEVLIEGHER L., Middeleeuwse bekappingen in het vroegere Graafschap Vlaanderen, Brugge, 1963, p. 358.
  • RAU J., Het Damme van toen en omgeving, Brugge, 1981, p. 15.
  • VANDENBERGHE R., Damme, geïllustreerde gids, Brugge, 1978, p. 33-46.

Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Damme, Deel I: Stad Damme, Deelgemeenten Hoeke, Lapscheure en Moerkerke, Deel II: Deelgemeenten Oostkerke, Sijsele en Vivenkapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL17, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

De kap van het stadhuis van Damme uit de jaren 1460 is één van de oudste kappen met gordingen in de streek van Brugge. De constructie bestaat uit acht getelmerkte gespannen van telkens drie gestapelde schaargebinten. Op de dekbalken van de schaargebinten rusten de flieringen. Tussen de kromstijlen van de schaargebinten zijn gordingen aangebracht. De flieringen worden bijkomend gesteund door Sint-Andreaskruisen die steunen op de gordingen.

Volgens de bewaarde bouwrekeningen werd het eikenhout voor de kap hoofdzakelijk aangekocht in Sluis, waar het vanuit Amsterdam was aangevoerd.

  • VAN EENHOOGE D., DEBONNE V. & HANECA K. 2018: Middeleeuwse dakkappen in Brugge en ommeland. Een catalogus, Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed 97, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stadhuis van Damme [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/78719 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.