Voormalig "station van de Buurstpoorwegen".
Stationsgebouw in 1923 heropgebouwd in een eclectische stijl met inslag van de regionale baksteenarchitectuur ter vervanging van het (slechts) gedeeltelijk verwoeste stationsgebouw van circa 1905. Beginstation voor de lijn nummer 107 (Diksmuide-Woumen-Merkem-Bikschote-Elverdinge-Ieper en Merkem-Oostvleteren-Poperinge) en de lijn nummer 132 (Diksmuide-Leke-Oostende), respectievelijk geopend in 1906 en 1907. Het eigenlijke tramspoor liep vanuit de tramstelplaatsen in de Lange Veldstraat met een bocht ten noorden van het station de Stationstraat in, richting De Breyne Peellaertstraat. L-vormig hoofdvolume van twee bouwlagen onder leien zadeldaken met ten noorden aansluitend rechthoekige toren met afgeschuinde hoeken onder leien tentdak. Traditionele lokale baksteenarchitectuur met gebruik van blauwe hardsteen voor plint en negblokken en gebruik van Euvillesteen voor de overige architectuuronderdelen. Het lagere volume ten oosten van het hoofdvolume, met onder andere een bureau en het kantoor van de directeur, werd circa 1956 vervangen door het huidig volume in gele baksteen, thans in gebruik door "De Lijn".

Hoofdvolume met voorgevel uitgevend op de Stationsstraat: drie traveeën; geprononceerd middenrisaliet met referentie naar de Brugse travee en uitgewerkt dakvenster met onder andere voluten, bolvormige topstukken en halfrond fronton boven datumsteen "1924". Centrale ingang met bovenlicht onder natuurstenen scheiboog met voluutvormige sluitsteen. Overige muuropeningen: similistenen kruisramen (drielichten) gevat in scheibogige ontlastingsbogen met natuurstenen diamantkoppen als sluitstenen en dambordmetselwerk ter hoogte van de borstweringen op de eerste verdieping. Traliewerk op de gelijkvloerse verdieping met onder andere in medaillon ter hoogte van de dubbele vleugeldeur de initialen "CF" en "CV" (Chemin de Fer Vicinaux). Gootlijst op klossen.

Zijgevel van vier, respectievelijk drie traveeën uitgewerkt als tuit- en lijstgevel. Tuitgevel op schouderstukken met twee ovale oculi, aanzet overhoeks filiaal en bekronend halfrond fronton. Dito kruisramen (tweelichten) onder rondbogige en segmentbogige ontlastingsbogen. Achtergevel, combinatie van dito tuit- en lijstgevel met eenvoudiger vormgeving.

Rechthoekige toren van twee en een halve bouwlaag, gemarkeerd door omlopende kordonlijsten en opvallend boogfries in metselwerk op natuurstenen consoles. Dito muuropeningen als bij het hoofdvolume.

Behouden schrijnwerk op de gelijkvloerse verdieping. Ter hoogte van wachtzaal, eveneens bewaarde smeedijzeren luifel op natuurstenen consoles, met in oculi gestileerde voorstelling van de Vlaamse Leeuw. Andere oorspronkelijke elementen, onder andere de dakkapelletjes in het tentdak van het torenvolume en de ijzeren balustradebekroningen zowel op het hoofd- als torenvolume, werden in de loop der tijden verwijderd.