erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Catharina en Sint-Cornelius

bouwkundig element
ID
77568
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/77568

Juridische gevolgen

Beschrijving

Georiënteerde longitudinale kruiskerk in Brabantse gotiek, gelegen ten zuiden van het Alfons De Cockplein, op een ommuurde hoogte. Voorheen omringend kerkhof, opgeheven in 1929; de oude graven rondom de kerk werden toen overgebracht naar de nieuwe begraafplaats aan de Haachtsesteenweg die al in 1908 in gebruik was genomen; de zandstenen omheiningsmuur met ten noordoosten een fragment van de vroegere ijzeren omheining en ten zuidwesten een ijzeren toegangshek tussen zandstenen pijlers, bleef behouden.

De kerk werd als monument beschermd bij Koninklijk Besluit van 25 maart 1938.

Historiek

Het bedehuis was van oudsher een bekend bedevaartsoord ter ere van Sint-Cornelius, een vroegchristelijke paus en martelaar en de aanvankelijke patroonheilige van de parochie; vanaf 1615 komt de Heilige Catharina voor als hoofdpatrones, mogelijk onder invloed van de "vrouwe van Diegem" Catharina Oudart die in 1629 overleed; de bedevaarten naar Sint-Cornelius bleven echter immens populair zodat deze heilige vanaf 1751 definitief als tweede schutsheilige wordt geciteerd.

De stichting van de kerk door de abdij van Cornelimunster, zie gemeente-inleiding, zou volgens J. Verbesselt opklimmen tot de negende eeuw, ze werd een eerste maal vermeld in een document van 1379. Betreffende het uitzicht van de toenmalige kerk zijn echter geen gegevens bekend.

De literatuurbronnen geven voor de huidige kerk licht variërende bouwjaren tussen circa 1400 en 1543, jaar waarin voortgaande op de kerkrekeningen de bouwwerken vermoedelijk werden beëindigd. Het oudste deel is de onderbouw van de vieringtoren waarvan de bouw gesitueerd wordt circa 1400 of 1450; de noordelijke transeptarm met aansluitende sacristie en het koor zouden opklimmen tot de tweede helft of het einde van de vijftiende eeuw; de bouw van de zuidelijke kruisbeuk plaatst men circa 1500 en het schip en de zijbeuken dateren van circa 1520, de werken aan het zuidportaal met pelgrimskamer op de verdieping werden gestart in 1541 en beëindigd in 1543. De stenen torenspits werd opgericht in 1654 door de Brusselse bouwkundige Petrus Paulus Mercx, "ingenieur en architect van zijne majesteit de koning". In 1674 werd de zuidelijke toegangsdeur dichtgemetseld en in 1775 werd dit portaal omgevormd tot doopkapel met aan de westzijde een "kippenhok" voor de traditionele offerande van levend kleinvee. Ook de zuidelijke sacristie dateert van 1775, zie gevelsteen.

De toren werd hersteld in 1769 en in 1887-1888, deze werken werden uitgevoerd onder leiding van G. Hansotte en kaderden in een algemene restauratie van het exterieur; bij deze campagne werd Franse steen gebruikt, afkomstig uit Joli-Bois. In de periode 1893-1895 werd het maaswerk onder handen genomen onder leiding van architect Ch. De Maeght; tegelijkertijd werden de muren en zuilen van het interieur van hun toenmalige kalklaag ontdaan; bij deze werken kwamen een aantal muurschilderingen aan het licht. Om de landingsbaan van het militaire vliegveld in het naburige Melsbroek vrij te houden werd de spits op bevel van de Duitse overheid in 1943 gedemonteerd onder leiding van architect Frans De Groodt die samen met architect Julien De Ridder verantwoordelijk was voor de wederopbouw in 1950-1951. Deze laatste stond ook in voor de algemene herstellingswerken aan de kerk in 1954-1955, vooral in verband met de vele barsten in de muren, de slechte toestand van de daken en de noodzakelijke vernieuwing van de dekstenen; in de periode 1996-2001 werd de kerk nogmaals gerestaureerd door het Architektenbureau E. Van Lembergen (Opwijk).

Beschrijving

De plattegrond vertoont een Latijns kruis met driebeukig schip van vier traveeën met uitspringend, rechthoekig zuidportaal, een asymmetrisch transept van één travee met vlakke sluiting, een imposante vieringtoren en een koor van twee rechte traveeën met een vijfzijdige sluiting en annexen in de kooroksels; de noordelijke transeptarm die ouder is dan de zuidelijke, is qua vormgeving iets eenvoudiger uitgewerkt; de torentrap zit ingewerkt in de noordoostelijke hoek van de zuidelijke transeptarm; het zuidportaal werd omgevormd tot doopkapel en aansluitend ten westen bouwde men ten behoeve van de Sint-Corneliusverering een rechthoekig kippenhok onder lessenaarsdak. Ondanks de uiteenlopende bouwchronologie vertoont de kerk, opgetrokken uit de lokale zandsteen, een vrij homogeen uitzicht; de leien bedaking bestaat voornamelijk uit zadeldaken, achteraan afgewolfd voor de als opeenvolgende dwarskapellen uitgewerkte zijbeuken, een mansardedak voor de zuidelijke sacristie en een lessenaarsdak voor de noordelijke.

De westgevel bestaat uit een centrale puntgevel, geflankeerd door twee lagere van de zijbeuken; de korfboogpoort onder timpaan is in haar geheel gevat in een geprofileerde spitsboogomlijsting met bekronende kruisbloem; het boogveld vertoont een drieledige, gotisch uitgewerkte nis met centraal een Onze-Lieve-Vrouwebeeld geflankeerd door engelen. Hogerop spitsboogvenster met neogotisch maaswerk en blind maaswerk op de borstwering. Rechts naast de deur is er een verhoging met ijzeren afsluiting, vanaf deze plaats werden na de mis de geofferde dieren per opbod verkocht, een gebruik dat bleef bestaan tot in 1960. De noordelijke en zuidelijke gevels bestaan uit de opeenvolgende puntgevels met kruisbekroning van de als dwarskapellen uitgewerkte zijbeuken en de hogere puntgevels met bekronende hogel van het transept. Meerledige spitsboogvensters met neogotische tracering waaronder visblaasmotieven, zorgen voor de verlichting. Het geheel wordt geritmeerd door versneden steunberen, al dan niet overhoeks, en horizontaal geaccentueerd door omlopende cordons.

Aan de zuidzijde van het schip ligt de huidige doopkapel, eertijds een portaal met korfboogdeur, in 1674 gedicht en aangepast tot venster; het aanbouwsel aan de westzijde, het zogenaamde kippenhok als onderkomen voor de offerdieren vertoont thans een rechthoekige deur. Voortgaande op oude foto’s werd deze constructie blijkbaar licht verhoogd; ook de eertijds zichtbare vlechtingen van baksteen zijn thans verdwenen.

De noordgevel van het schip vertoont een schouderboogpoort in een geprofileerde spitsboogomlijsting met bekronende kruisbloem, zwikken met gotisch maaswerk en in het boogveld een beeld van Sint-Cornelius geflankeerd door de Heilige Katarina en de Heilige Rochus; de deur met ijzerbeslag en een gebeeldhouwde makelaar met de beelden van Onze-Lieve-Vrouw en de Heilige Katarina, werd in 1633 vervaardigd door Anthoen Blaes, schrijnwerker te Vilvoorde. De rijziger aandoende koorpartij vertoont tweeledige spitsboogvensters in de sluiting. Tegen het koor: overluifeld calvariekruis en negentiende-eeuwse grafstenen.

Het silhouet van de kerk wordt vooral gekarakteriseerd door de kruisingstoren met een slanke, zandstenen spits op een zware vierkante onderbouw, uniek in de verre omgeving en algemeen gezien als symbool voor de drie kronen van de pauselijke tiara, in casu van de Heilige Cornelius, paus en martelaar; de oculi en segmentboogvenstertjes verbeelden dan de juwelen. Het contrast tussen de zware onderbouw en de achtzijdige spits met gotische en barokke reminiscenties verwijst naar de bouwchronologie. De basis vertoont naast de gekoppelde spitsboogvormige galmgaten in een rondbogig spaarveld ook een bekronende, omlopende balustrade, maar komt vrij massief over; de achtzijdige spits van vier geledingen wordt echter gemarkeerd door drie omlopende gotische balustrades en een barok aandoende "lantaarn" als bekroning; ze wordt verlicht door oculi en segmentboogvensters; in de bandomlijstingen van de onderste oculi staan opschriften die verwijzen naar het bouwjaar van de toren (1654), de pastoor en de dorpsheer: "Erigebar Anno Domini 1654", "Deo et MarIae, beatIs CorneLIo et KatharInae" (chronogram 1654), "R.D. Joi Van der Eycken S.T.B.F., pastori in Diegem", "Illustri ac. nob. D. Gerolino Oudart, Topa de Diegem".

Interieur met basilicale opstand waarbij de middenbeuk geopend wordt door driezijdige vensters met driepas. Spitsboogarcade op zandstenen pijlers en zuilen op achtzijdige basis met koolbladkapiteel, op enkele zuilen werden bij herstellingswerken in 1895 onder leiding van architect De Maeght zestiende-eeuwse frescoschilderingen van apostelfiguren ontdekt. De torenmassa wordt geschraagd door zware spitsbogen; de gewelfribben komen hier in het midden samen in een sluitsteen met de voorstelling van het Lam Gods. Ook elders kruisribgewelven met bakstenen gewelfvlakken, zandstenen ribben en geornamenteerde sluitstenen; straalgewelf in het koor. Zwart-witte tegelvloer.

Mobilair. Schilderijen: Verheerlijking van de Heilige Cornelius door Jan van Houbraecken met monogram I.V.H.B., 1643, gerestaureerd in 1827. Jezus aan het kruis, Vlaamse School, zeventiende eeuw. Aanbidding van de herders, Bernaerts, voormalig altaarstuk (1803-1804). Onze-Lieve-Vrouw met Kind overhandigt de rozenkrans aan Sint-Dominicus, L. Du Mortier (Doornik), altaarstuk (1840). In de oude sacristie (ten noorden van het koor) fresco van de gekruisigde Zaligmaker, einde vijftiende eeuw.

Beeldhouwwerk: Jezus aan het kruis, beschilderd hout, einde 15de-begin 16de eeuw. Gekleed beeld van Sint-Cornelius, 1543. Heilige Cornelius paus, gepolychromeerde terracotta, tweede helft van de zeventiende eeuw. Negentiende-eeuwse beelden van de Heilige Catharina van Alexandrië, gepolychromeerd hout, Engel met passiewerktuig, messing, en gepolychromeerd houten en gekleed beeld van Onze-Lieve-Vrouw met Kind. Eiken kruisweg door F. De Vriendt, 1882-1885. Moderne eiken beelden van Christus en Sint-Antonius van Padua, derde kwart twintigste eeuw, gesigneerd Pierre Duquesne (Diegem).

Meubilair: neogotisch hoofdaltaar van witte steen uit de tweede helft van de negentiende eeuw, Leuvense beeldhouwer de Fierlant. Marmeren zijaltaren in renaissancestijl, het noordelijke toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw dateert van 1649-1650, het zuidelijke toegewijd aan Sint-Cornelius van 1642-1643, beide het werk van de Brusselse beeldhouwer Michiel Van den Bergen. Barokke preekstoel, eik, gedateerd 1687, beeldhouwer Peter van Stichel de jonge. Laatbarokke biechtstoel, eik, gedateerd 1715. Eiken lambrisering, gedateerd 1726, met twee ingewerkte biechtstoelen en koorgestoelte, eiken kerkmeestersbanken waarvan een met jaartal 1727. Eiken doksaal van 1790, gerealiseerd door Floris Bonet met snijwerk van J.J. Delbas, orgel door Adriaan Rochet, 1792. Witmarmeren doopvont (1861) met gerecupereerd koperen deksel. Glasramen door M. Hizette, gemaakt door Lechantre en Massy van circa 1955. Obiitborden opklimmend tot 1837. Diverse grafstenen uit de zestiende en de zeventiende eeuw.

  • Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg, Monumenten & Landschappen Brussel, Archief Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, plannen Sint-Katarinakerk.
  • Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg, Monumenten & Landschappen, Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Vlaams-Brabant, Diegem, Sint-Katarinakerk.
  • DAVIDTS J.E. 1963: De kerk van Diegem, sine loco.
  • DE KEMPENEER J. 1971: De merkwaardige bedevaartkerk van Diegem, in Brabant, nummer 4, 28-34.
  • JANSEN J. & GEUKENS B. 1980: Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Brabant. Kanton Zaventem, Brussel, 17-22.
  • LAUWERS J. 1980: Diegem: zijn watermolens, zijn kasteelheren, zijn bedevaartkerk, Tielt, 266-292, 304-338.
  • S.N. 1987: Kuierend door Midden-Brabant. De Witloof- en druivenstreek, Winksele, 97.
  • VERBESSELT J. 1964: Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw. Deel XIII: Tussen Zenne en Dijle III, Pittem, 47-108.

Bron: KENNES H. met medewerking van STEYAERT R. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Machelen, Deelgemeenten Machelen en Diegem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB3, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Steyaert, Rita; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

Muurschilderingen

Op de zuilen van de Sint-Catharinakerk zijn apostelfiguren geschilderd onder een tentbaldakijn. De apostelen dragen een lang kleed met daarboven een mantel, en zijn zoals steeds blootsvoets voorgesteld. In de hand houden zij hun attribuut vast. Het hoofd is omgeven door een nimbus. Aan de noordzijde van oost naar west is vooreerst de apostel Jacobus de Mindere of Judas Thaddeus voorgesteld. Beiden werden doodgeslagen met een knots, het marteltuig dat hier als attribuut gedragen wordt. Op de volgende zuil staat Thomas. Hij heeft een winkelhaak vast, omdat hij een paleis zou bouwen voor de Indische koning Gundifar. In plaats van een aardse woonstede bezorgde hij de vorst echter een hemels paleis. Het geld dat Thomas voor de bouw gekregen had, deelde hij immers uit aan de armen, en de koning bekeerde zich tot het christendom. Op de derde zuil zijn resten waarneembaar, vermoedelijk van Paulus met het zwaard in zijn rechterhand en zijn afgehouwen hoofd in de rechter. Camille Tulpinck aquarelleerde deze drie apostelen rond 1900 (Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis). De schilderingen op de zuilen zijn niet meer te identificeren.

De figuren zijn bijna levensgroot voorgesteld als zuilbeelden, staande op een gesculpteerde sokkel in grijze steenkleur. Deze thematiek gaat terug op de idee dat de apostelen de steunpilaren van de kerk zijn. Reeds Paulus verwoordde deze vergelijking in een brief aan de Gallaten (2, 9), en ook volgens het Boek der openbaring (21, 14) heeft het Hemelse Jeruzalem twaalf grondvesten die de namen der apostelen dragen. In talrijke kerken werden apostelen op de zuilen geschilderd. Enkele voorbeelden zijn de Kapellekerk te Brussel, de Sint-Ambrosiuskerk te Dilbeek, de Sint-Jacobskerk te Gent, de Sint-Martinuskerk te Meise en te Westmalle (Malle). De meeste hiervan zijn verdwenen.

Hoewel de figuren van Diegem volop in de 16de eeuw te situeren zijn, is het concept nog volledig gotisch. De uitgelengde figuren en de smalle schouders zijn kenmerkend voor de laat-gotiek.

De apostelen werden ontdekt in 1895, naar aanleiding van de ontpleisteringswerken. Bij wijze van proef werd de apostel Thomas gerestaureerd. De kerkfabriek was hierover niet enthousiast. Niettegenstaande haar uitdrukkelijke wens om de schilderingen te verwijderen, en de zuilen te laten "harmoniëren" met de rest van het ontpleisterde interieur, opteerde de Koninklijke Commissie voor Monumenten voor hun behoud. In 1981 werden de schilderingen gefixeerd door de conserveringsploeg van het Bestuur Monumenten en Landschappen.

In de sacristie ten noorden van het koor is op de oostelijke muur een Kruisiging aanwezig. Een textielschildering van rode damast met granaatappelmotief vormt de achtergrond van dit kleine tafereel. Christus hangt aan het kruis, dat staat op een groene grond. Het ietwat gedrongen lichaam, is zeer plastisch uitgewerkt. De compositie is rustig. De schildering kan gedateerd worden in het derde kwart van de 15de eeuw, en verwijst naar de gelijktijdige Zuid-Nederlandse paneelschilderkunst. De sacristie bewaart nog haar originele pleisterlagen.

  • BERGMANS A. 1994: Machelen, Sint-Catharinakerk te Diegem, in: BUYLE M. & BERGMANS A., Middeleeuwse muurschilderingen in Vlaanderen, M&L Cahier 2, Brussel,160-161.
  • BERGMANS A. 1998: Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw. Studie en inventaris van middeleeuwse muurschilderingen in Belgische kerken, KADOC Artes 2, Leuven, 324.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Catharina en Sint-Cornelius [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/77568 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.