erfgoedobject

Wederopbouwhoeve

bouwkundig element
ID
76495
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/76495

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Wederopbouwhoeve
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Wederopbouwhoeve
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Aan de straat gelegen, gaaf bewaarde hoeve in neotraditionele stijl met regionalistische inslag van 1918 naar ontwerp van Alfred Minner (Brussel), heropgebouwd na vernieling tijdens de Eerste Wereldoorlog met behulp van het Zwitserse hulpcomité Oeuvre Suisse en Belgique.

Historiek

Enkele weken nadat het Duitse leger op 4 augustus 1914 België binnengevallen was, bereikte de oorlog ook de regio van Grimbergen. Naast de brug over het kanaal en de kerk, werden tientallen woningen vernield, met name in de gehuchten Coppendries (Beigem) en Kruis (Humbeek). Op 13 september staken Duitse soldaten daar bijna alle huizen in brand, naar verluidt als represaille omdat een terugkerende Belgische soldaat op hen geschoten had. Ook de hoeve aan de Kruisstraat 90 werd toen vernield. Nog tijdens de oorlog, in 1918 werd deze hoeve heropgebouwd naar ontwerp van de Brusselse architect Alfred Minner, met behulp van het Zwitserse hulpcomité Oeuvre Suisse en Belgique. Deze organisatie gaf de eigenaar een lening, die begin 1924 volledig terugbetaald was.

De opdrachtgever, Jan Martijn Dupay (getrouwd met Elisabeth De Valk) was boer en jachtopziener. In de hoeve was zeker tot de Tweede Wereldoorlog ook een café gevestigd ('Jagersrust'). De vrijstaande stal in de noordwestelijke hoek van het perceel werd opgetrokken circa 1957. Hiervoor gebruikte men afbraakmaterialen van de bakstenen noodwoning die op deze plek tijdens de Eerste Wereldoorlog gebouwd was en die sinds 1918 gebruikt werd als stal. Ook de veranda tegen de keuken werd midden 20ste eeuw aangebouwd.

Beschrijving

Deze aan de straat gelegen, vrijstaande hoeve werd nog tijdens de Eerste Wereldoorlog heropgebouwd in neotraditionele stijl met regionalistische inslag. Rechts van de woning liggen de voormalige moestuin en boomgaard, van de straat en de buren gescheiden door een meidoornhaag. In de noordwestelijke hoek van het perceel staat een vrijstaande stal.

De hoeve bestaat uit een verankerd rechthoekig volume van vier ongelijke traveeën en één bouwlaag gevat tussen zijtuitgevels onder een licht geknikt zadeldak (rode Vlaamse pannen). De twee eerste traveeën worden ingenomen door de stal en de volgende door het woonhuis met opkamer in de noordoostelijke hoek. De achtergevel heeft aan de westzijde een kleine uitbouw onder lessenaarsdak (met de keuken en het varkenskot) en centraal een later toegevoegde kleine veranda. In het rechthoekige volume zelf bevond zich aan de westzijde de aardappelkelder (vooraan) en de paardenstal (achteraan). Het woonvolume bestaat uit een gelagzaal in de zuidoostelijke hoek, links ervan de 'beste kamer' en daarachter de eetkamer die toegang geeft tot de opkamer achter de gelagzaal. Tussen de eetkamer en de opkamer leidt een trap naar boven, waar zich drie volwaardige kamers bevinden en een zolderkamer. Eén van de kamers boven geeft ook toegang tot het stalvolume.

De gevelarchitectuur wordt gekenmerkt door baksteenmetselwerk in kruisverband op een kalkzandstenen plint met veelvuldig gebruik van witsteen voor de deur- en vensteromlijstingen, nis, gevelsteen (met opschrift "O.S.B.") gevelaflijning en schouder- en topstukken. Smeedijzeren gekrulde jaarankers onder de daklijst van de voorgevel vormen het bouwjaar "1918". Het licht uitkragende dak dat ondersteund wordt door houten, geschilderde modillons, bevat boven de twee middelste traveeën telkens een eenvoudige dakkapel met een bakstenen tuitgeveltje (voorzien van vlechtingen) onder een Vlaams pannen zadeldakje, heden met kunststoffen bebording. De meest rechtse travee wordt bekroond door een fraai uitgewerkte halsgevel op voluten en heeft een rechthoekige deur onder hardstenen druiplijstje geflankeerd door rechthoekige beluikte vensters, het geheel onder een korfboogvormig drielicht met druiplijstje op gekrulde uiteinden. De sluitsteen met bloemen en fruitmotieven doet tevens dienst als sokkel voor een rondboognis met gedraaide zuiltjes. De voorgevel is verder voorzien van beluikte kruisvensters onder een dubbel ontlastingsboogje, van een ovale oculus in de top van de halsgevel en in de meest linkse travee, en van een korfboogpoort in de stal.

De achtergevel wordt van oost naar west gekenmerkt door een beluikt bol- en kloosterkozijn (opkamer) en een kruisvenster (eetkamer) met erboven een dakvenster met bakstenen tuitgeveltje en vlechtingen. De uitbouw heeft in de oostzijde een korfboogvormige achterdeur met kalkzandstenen imposten en sluitsteen, en in de noordzijde een kleine rechthoekige vensteropening en deuropening onder wit geschilderde lateien. Rechts van de achterbouw bevindt zich nog een korfboogvormige staldeur met kalkzandstenen imposten en sluitsteen. De zijtuitgevels hebben aandaken, vlechtingen, schouderstukken op consolen, gekrulde muurankers en rechthoekige vensters. In de oostgevel bevinden zich op de begane grond brede, beluikte kloostervensters. Het houten schrijnwerk en oorspronkelijk glas bleven bewaard in de voorgevel, achtergevel en oostgevel. De westgevel heeft louter functionele muuropeningen. De vensters zijn voorzien van een houten roedeverdeling (ruitvormig in de bovenlichten van de oostgevel) en aan de voorgevel zijn de bovenlichten ingevuld met groen glas in lood. Gelijkaardige glas-in-lood-invulling bevindt zich in het korfboogvormig bovenlicht boven de houten deur, die zelf voorzien is van een bovenlicht.

Het interieur is eenvoudig maar behoudt de oorspronkelijke indeling (met typerende opkamer) en op de begane grond ook de afwerking (met name de balkenstructuur in de gelagzaal, het binnenschrijnwerk en de schouwmantels van de eetkamer, ‘beste kamer’ en gelagzaal, die laatste met als fruit uitgewerkte kalkzandstenen consooltjes). Oorspronkelijk lag een Boomse tegelvloer op de begane grond maar na de Tweede Wereldoorlog werd daar een cementtegelvloer gelegd en in de ‘beste kamer’ een zwart-witte natuurstenen vloer die volgens de eigenaars afkomstig zou zijn van de abdij van Grimbergen.

  • Privaat archief Jozef Lauwers, Bouwvergunning voor verbouwing van de paardenstal aan de Kruisstraat 90 in Humbeek (Grimbergen), 1957.
  • Privaat archief Jozef Lauwers, Kwijting van Oeuvre Suisse en Belgique, 1924.
  • DEMOL S. & VAN WETSWINKEL J. 2002: Groot Grimbergen tussen 1900-1958. Facetten van het dorpsleven in vier deelgemeenten, Nieuwkerken-Waas.
  • HOPPENBROUWERS H., VAN HEESCH H. & VAN CAMPENHOUT J. 1919: Grimbergsche herinneringen uit den grooten oorlog, Grimbergen.
  • NUYTTEN D. 2007: Het Oeuvre Suisse Belge en de heropbouw van landelijke woningen en hoeves tijdens de Eerste Wereldoorlog in de streek van Zemst, Land In Zicht 76.4, 10-15.
  • S.N. 2008: Wederopbouw tijdens en na de Eerste Wereldoorlog in Grimbergen en omgeving, Grimbergen.
  • SPINNAEL H. 1967: Humbeek, vroeger en nu, Kapelle-op-den-Bos.
  • VAN DEN MOOTER J. 2007: Duitse wederopbouwinitiatieven in België tijdens de eerste wereldoorlog : Een onderzoek aan de hand van Johannes Schüllers Neue Kleinhäuser erstanden während des Krieges, onuitgegeven licentiaatsverhandeling UGent Vakgroep Kunstwetenschappen.
  • Mondelinge informatie verkregen van de eigenaars (22 december 2017).

Auteurs: Vandeweghe, Evert; Van Damme, Marjolijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Wederopbouwhoeve [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/76495 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.