erfgoedobject

Lagere Jongensschool 22 en Lagere Meisjesschool 19

bouwkundig element
ID
7600
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7600

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek en context

De scholengroep in eclectische stijl samengesteld uit de Lagere Jongensschool 22 en de Lagere Meisjesschool 19, beslaat het bouwblok gevormd door de Viséstraat en Wilgenstraat, aan de korte oostzijde van het Stuivenbergplein. Het complex is gebouwd door de Stad Antwerpen, naar een ontwerp van stadsbouwmeester Gustave Royers uit april 1898. De werken begroot op vierentwintig maanden, werden bij openbare aanbesteding in oktober 1899 toegewezen aan de aannemer Gebroeders Grangé, voor een bedrag van 411.600 Belgische frank. De scholengroep, die In 1902 de deuren opende, doet tot op vandaag dienst als stedelijke basisschool onder de naam “Villa Stuivenberg”.

Gustave Royers die in 1875 is dienst trad bij de stad Antwerpen, stond van 1888 tot 1907 als hoofdingenieur-directeur aan het hoofd van de dienst Werken. In die functie volgde hij Pieter Dens op als stadsbouwmeester. Tot zijn belangrijkste bouwkundige realisaties behoren de oranjerie van de Kruidtuin uit 1883, de brandweerkazerne uit 1885 aan het Kipdorp, de vismijn uit 1891 in de Scheldestraat, de Schippersbeurs uit 1894 in de Lange Nieuwstraat, een twaalftal stadsscholen waaronder de scholengroep aan het Stuivenbergplein en de Stedelijke Nijverheidsschool in de Rodestraat beide uit 1898, en de ambtswoning van de hoofdhavenmeester uit 1899 aan de Oudeleeuwenrui. Van historische betekenis was het aandeel van Royers in de waterbouwkundige aanleg van de Antwerpse haven tijdens zijn ambtsperiode, met het graven van het Lefebvredok, het Amerikadok, het Eerste Havendok en de bouw van de Royerssluis.

Architectuur

De scholengroep vormt een gesloten complex op een trapezoïdale plattegrond, met een vrijstaande inplanting. Met de voorgevel aan de kruising van Stuivenbergplein, Viséstraat en Halenstraat, neemt de jongensschool de langere noordelijke helft in. De meisjesschool beslaat de bredere zuidelijke helft met de voorgevel in de Wilgenstraat. Het geheel bestaat uit parallelle klassenvleugels verbonden door de voorbouw met het inkomportaal en de portierswoning aan de korte zijden. Centraal in het complex zijn rug aan rug en dwars op de klassenvleugels de gekoppelde turnzalen ingeplant. Deze scheiden de speelplaatsen van beide scholen, omringd door luifels uit ijzer en glas waaronder oorspronkelijk het sanitair. De gebouwen omvatten twee bouwlagen onder zadeldaken, met opstanden van zeven traveeën aan de noordzijde (Stuivenbergplein), dertien traveeën aan de zuidzijde (Wilgenstraat) en vijfentwintig traveeën aan de west- en oostzijde (Stuivenbergplein en Viséstraat). Ook beide turnzalen met een gevelbreedte van zeven traveeën zijn afgedekt met parallelle zadeldaken.

Opstanden

De verschillende opstanden zowel aan de straatzijden als aan de speelplaatsen, hebben een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Witte natuursteen is gebruikt voor speklagen, waterlijsten, cordonvormende lekdrempels, venstermonelen, sluit-, boogaanzet- en gevelstenen, steigergaten, frontons en topstukken. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten en cordonvormende lekdrempels, beantwoorden de vier straatgevels aan een axiaal-symmetrisch compositieschema. De klemtoon ligt telkens op de middenpartijen, drie of zes traveeën breed en gemarkeerd door aandaken, die zowel in de korte als de lange vleugels twee aan twee identiek zijn vormgegeven.

In beide voorgevels aan de korte zijden wordt de middenpartij gemarkeerd door het hoger opgetrokken inkomrisaliet , torenvormig bekroond met een schilddak waarop oorspronkelijk een ijzeren vorstkam. Boven de steekboogdeur met sluitsteen en een waterlijst op doorgetrokken imposten is een gevelsteen aangebracht met respectievelijk het opschrift “JONGENSSCHOOL” en “MEISJESSCHOOL” tussen metopen. Het rondboogvenster van de bovenverdieping, met kruismonelen, eenzelfde sluitsteen en waterlijst, draagt het stadswapen van Antwerpen tussen smeedijzeren sierankers. Verder wordt het hoofdgestel geaccentueerd door voluutconsoles en diamantkoppen, en onderscheiden de twee aansluitende traveeën zich door kruis- en bolkozijnen, metopen in de fries en afgesnuite dakkapellen. In beide zijgevels aan de lange zijden wordt de middenpartij gemarkeerd door pilasters die de traveeën bundelen, steigergaten in de fries, een blinde attiek met siervazen op de postamenten, en een centrale dakkapel met voluten, een gebroken gebogen fronton en een obelisk als topstuk. De uiterste traveeën vormen blinde, door pilasters gemarkeerde hoekrisalieten verlevendigd met spaarvelden en bekroond door een driehoekig houten fronton op voluutconsoles. De cartouches in het bovenste register dragen de inscripties “ONDERWIJS” en “OPVOEDING”. Pilasters en risalieten verbreken volgens een spiegelbeeldschema de eentonigheid van het langgerekte gevelfront. Verder beantwoorden de vier opstanden aan een regelmatige ordonnantie opgebouwd uit registers van getoogde vensters met een diamantkopsleutel. Van verschillende breedte in de risalietvormende en tussenliggende traveeën, rusten zij gelijkvloers op de plint en op de bovenverdieping op cordonvormende lekdrempels. Ronde gietijzeren verluchtingsroosters doorbreken de plint en de borstwering van de bovenverdieping. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, samengesteld uit een architraaf, een fries en een kroonlijst op klossen of voluutconsoles in de risalieten. Het schrijnwerk van deuren en vensters is recent naar het oorspronkelijke model vernieuwd.

De opstanden aan de speelplaatsen volgen in licht vereenvoudigde vorm hetzelfde schema, de portaalrisalieten in de middenas van de korte gevels bekroond door een driehoekig fronton. De opstanden van de turnzalen die beide speelplaatsen afsluiten, onderscheiden zich door tweelichten in het bovenregister, een blinde attiek boven het hoofdgestel en een dakvenster met postamenten, keperlijst en oorspronkelijk topstukken in de middenas. Rond de speelplaatszijden: glazen afdaken op gietijzeren consoles.

Plattegrond

Volgens de bouwplannen hadden beide scholen oorspronkelijke hetzelfde programma, telkens samengesteld uit zestien klaslokalen, een feestzaal, twee zalen met bovenlicht vermoedelijk bedoeld als teken- en handwerkklas, een turnzaal en een portierswoning. Vanwege de trapezoïdale vorm van de plattegrond zijn de verschillende lokalen per school volgens een geschrankt schema over de twee bouwlagen verdeeld,. De begane grond groepeert acht klaslokalen van de jongensschool en tien klaslokalen van de meisjesschool, evenals beide feestzalen. Deze zijn gespiegeld ingeplant ter hoogte van de risalieten van de lange vleugels, de westelijke voor de jongensschool en de oostelijke voor de meisjesschool. De bovenverdieping groepeert acht klaslokalen van de jongensschool en zes klaslokalen van de meisjesschool, evenals de teken- en handwerkklassen, deze van de jongensschool ingeplant boven de feestzalen. De portierswoningen bestaan aan beide zijden van de inkomhal uit twee woonvertrekken en de keuken annex traphal. Op de bovenverdieping bevinden zich drie tot vier slaapkamers. De turnzalen vormen eenbeukige ruimten overspannen door opengewerkte houten dakspanten op consoles.

  • Provinciaal Archief Antwerpen, Schoolgebouwen, Antwerpen, Oostenrijksestraat, Stuivenbergplein.
  • Stadsarchief Antwerpen, dossier MA#82738, plannen 697#2752-2759 en foto’s FOTO-OF#2309, FOTO-OF#2314 en FOTO-OF#8313.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Lagere Jongensschool 22 en Lagere Meisjesschool 19 [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7600 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.