Dit erfgoedobject heeft geen erfgoedwaarde meer. De erfgoedwaarden waarom we het object opnamen in de inventaris, zijn niet meer aanwezig, bijvoorbeeld door verbouwing of sloop.
Zogenaamde "Ruygerswatermolen". Heden gesloten hoeve in baksteenbouw onder pannen zadeldaken, vroeger met watermolen, gelegen naast Dorenbosbeek met verdwenen bijpas en spaarbekken. Woonhuis minstens opklimmend tot het vierde kwart van de 18de eeuw (zie de Ferrariskaart van 1771-1778), watermolen opgericht circa 1816 door eigenaar Cosyns. Complex vergroot en uitgebreid met brouwerij in het derde kwart van de 19de eeuw. Naar verluidt brouwinstallatie tijdens de Eerste Wereldoorlog verwijderd en naar Lede overgebracht. Molen rond 1926-1927 afgebroken; nadien inrichting van maalderij.
Gekasseide rechthoekige binnenplaats met mestvaalt omsloten door vervallen bedrijfsgebouwen uit het laatste kwart van de 19de eeuw en jonger. Boerenhuis palend aan de straat, van zes traveeën met aan weerszij aansluitende bijgebouwen, rechts dwarsschuur met twee poorten, link voormalige maalderij met afzonderlijke toegangsdeur, onder doorlopend en overstekend zadeldak (pannen, nok evenwijdig met de straat). Verankerde witgekalkte straatgevel op gepikte en gecementeerde plint afgelijnd door een getrapte daklijst. Gedeeltelijk onderkelderd. Rechthoekige beluikte vensters; dito opgeklampte deur gevat in een natuurstenen omlijsting, bovenlicht met gesmeed ijzeren tracering met ruitmotief, sluit- en houtwerk mogelijk uit het laatste kwart van de 18de eeuw. Erfgeveldeur naar verluidt recuperatie uit klooster.
In de zuidvleugel, voormalige brouwerij en intact onderdeel van zogenaamde "zeuge", massief vierzijdig en trechtervormig bakstenen rookkanaal afgelijnd met lisenen. Boven zoldering met bakstenen troggewelven op ijzeren I-balken mogelijk droogplaats voor mout; stookplaats waarschijnlijk in niet meer toegankelijke kelder.
Ten westen, stal met wagenkot en uitbouw met overblijfselen van kleinschalige oliestamperij. Ten noorden koeienstal met gerecupereerde moerbalk voorzien van gesculpteerde sleutel.
Rijksarchief Gent, Provinciaal archief (1851-1870), nummer 1599/1.
Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen, (Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen 1962, Tweede band, 1963, p. 48).
VANDEPUTTE J.L.Th., De molens van het arrondissement Oudenaarde, Uit hun geschiedenis, Oudenaarde, 1974, p. 51.
Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2000: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Brakel, Horebeke, Kruishoutem, Lierde, Zingem en Zwalm, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15n4, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Aanvullende informatie
De moutast van de brouwerij ging terug op het door J. Buys op het einde van de 18de eeuw beschreven type. Dit was een moutast met gemetste eestoven en een tremelvormige hel of warmeluchtkamer. Dit type kwam nog voor tot aan de Eerste Wereldoorlog in kleine mouterijen bij brouwerijen en stokerijen.
BECUWE F. 2016: Tel orge, tel malt. Klein- en grootmouterijen in Vlaanderen (1850-1950), Relicta monografieën 10, Brussel-Gent, 122.
