Ensemble gevormd door twee onderkelderde rijhuizen met repeterende enkelhuisopstand, drie opwaarts verkleinende bouwlagen en elk drie traveeën, te dateren in de periode 1835-1850, met later decor.

Gevelfront dat zich in de straatwand onderscheidt door zijn contrasterende okergeel en lichtgrijs geschilderde bepleistering met schijnvoegen en door zijn geappliqueerd neoclassicistisch decor: rechthoekige geriemde vensteromlijstingen voorzien van oren met chûtes en siersluitstenen met festoenen, lamberkijnvormige panelen met rozetmotieven onder de lekdrempels en uitgewerkte ijzeren vensterleuningen en balkons, beneden in nummer 41 vóór de aangepaste deurvensters ingebracht in 1909. Een sobere vlakke omlijsting met druiplijst typeert daarentegen de deuren. Vermeldenswaardig zijn verder de rolluikkasten, het traliewerk en het nog grotendeels behouden schrijnwerk en de doorlopende houten kroonlijst met klossen als gevelbeëindiging.