erfgoedobject

Villa in cottagestijl

bouwkundig element
ID
6695
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6695
Dit erfgoedobject heeft geen erfgoedwaarde meer. De erfgoedwaarden waarom we het object opnamen in de inventaris, zijn niet meer aanwezig, bijvoorbeeld door verbouwing of sloop.

Beschrijving

Historiek en context

Villa in cottagestijl op de hoek van Della Faillelaan en Hagedoornlaan, gebouwd naar een ontwerp door de architecten Léopold De Coninck en Maurice Potié uit 1921. Opdrachtgever was Prosper Gustave Albert Plouvier junior (Antwerpen, 1882-1947), medezaakvoerder van de rederij Plouvier & Co. Dit bedrijf actief in de binnenscheepvaart werd in 1895 opgericht door Prosper Philippe Edmond Plouvier senior (1851-1936), en beschikte vóór de Eerste Wereldoorlog over filialen in Duitsland en Nederland geleid door zonen Prosper junior en Désiré Plouvier (1890-1967). Deze laatsten namen na het overlijden van Prosper senior in 1936 samen de leiding van de rederij, waarvan de vloot in de naoorlogse periode zijn grootste expansie zou kennen, ook met vrachtschepen voor de zeevaart. Plouvier Transport nv is tot op vandaag actief als bevrachter in de binnentankvaart. Gelijktijdig met de villa van Prosper junior ontwierpen en realiseerden De Coninck en Potié het nieuwe kantoorgebouw van de rederij Plouvier & Co op de hoek van Minderbroedersrui, Pottenbrug en Kleine Goddaard, dat nog in twee fasen werd uitgebreid in 1930 en 1936.

De villa Plouvier en de tegenoverliggende villa Lee door de architecten Vincent Cols en Jules De Roeck uit 1928-1930, flankeerden als statige pendants het oostelijke uiteinde van de Hagedoornlaan - één van de vier parallelle toegangsdreven tot Park Den Brandt vanuit de Della Faillelaan, tot het oudste van beide landhuizen in 1996 werd gesloopt voor een pseudo-Georgian nieuwbouwvilla van grotere schaal.

De villa Plouvier behoort voor zover gekend tot de meest imposante landhuizen door Léopold De Coninck en Maurice Potié, die tijdens de jaren 1920 van de cottagevilla hun handelsmerk maakten. Opgericht in 1909, was het succesvolle architectenbureau drie decennia lang actief tot 1937. Potié zette de praktijk vervolgens minstens tot begin jaren 1950 onder eigen naam verder. Zowel tijdens de beginjaren als het interbellum liet het bureau zich in strikt stedelijke context opmerken met een architectuur in Frans geïnspireerde neorégencestijl, ontleend aan de klassieke beaux-artstraditie. Haast even exclusief was de voorkeur voor de pittoreske 'Old English'-stijl, geïnspireerd op de traditionele Engelse architectuur uit de 16de eeuw, in de landhuisontwerpen van het bureau bestemd voor residentiële verkavelingen. Hun eerste reeks cottagevilla's, waaronder de eigen woning van De Coninck, kwam al vóór de Eerste Wereldoorlog tot stand in de wijk van de Lourdesgrot in Edegem. Met in totaal een veertigtal woningen, drukten De Coninck en Potié tijdens de jaren 1920 hun stempel op de vroege ontwikkeling van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt". Na hun eerste cottage in de Hagedoornlaan in 1920, bouwde het bureau het jaar daarop negen woningen van hetzelfde standaardtype voor de bouwmaatschappij "Voorspoed" in de Acacialaan. De meest voorname cottagevilla's kwamen vervolgens tot stand in de Della Faillelaan, waar een opmerkelijke reeks van een tiental van dergelijke landhuizen het straatbeeld bepaalt.

Architectuur

Typische kenmerken van de cottagearchitectuur door De Coninck en Potié zijn de materiaalpolychromie van bak- en natuursteen in combinatie met houtbouw, het door elkaar toepassen van stijl- en regelwerk, ruwe beraping, decoratieve metselverbanden en leien schaliën, het plastische karakter van de informele, ogenschijnlijk organisch gegroeide volumes met complexe dakconstructies, aangevuld met levendige details als luifels, bow-windows, erkers, dakkapellen en schoorstenen. Daarbij zijn meerdere types plattegronden te onderscheiden, van de bescheiden burgercottage tot de standingvolle villa voor de gegoede klasse, met als constante de dominante inplanting van de ruim bemeten traphal in de kern van de woning. De villa Plouvier behoort tot eerstgenoemde categorie, en ontleent extra allure aan de prominente hoekinplanting aan één van de toegangsdreven tot Park Den Brandt.

Vrijstaand ingeplant in de diepte van het perceel, op een langgerekte, quasi rechthoekige plattegrond van twee bij vijf traveeën, omvat de villa twee bouwlagen onder een complex, overkragend schilddak met dakkapellen. De constructie bestaat uit rood baksteenmetselwerk (papesteen) in kruisverband, met contrasterend gebruik van paarse baksteen (klampsteen) voor de plint, witte natuursteen voor de deuromlijsting en gevelsteen, kozijnen, dorpels, hoek- en negblokken, en rode pannen als dakbedekking. Houten vakwerkbouw in combinatie met bepleistering of beplanking is toegepast voor delen van de bovenbouw en de geveltop(pen). De asymmetrische opbouw van de villa, met individuele behandeling van de gevels, beantwoordt aan het pittoreske streven van dit type landhuisbouw, maar weerspiegelt evenzeer de functionele indeling van het interieur. Naast de dominante dakconstructie en de hoog oprijzende schoorstenen, bepaalt vooral het sterk geprononceerde middenrisaliet met puntgevel van de langgevel zijde Hagedoornlaan het karakter van het gebouw. Dit laatste wordt gemarkeerd door het korfboogportaal en een overkragende geveltop, die op een driezijdig erkertje met getorste balusters steunt. In de kopgevel zijde Della Faillelaan, tekent zich een oplopende, rechthoekige erker in stijl- en regelwerk af, met de schoorsteen van de 'inglenook'. Een typische detail is de gevelsteen met een guirlandemedaillon boven het portaal. Verder bestaat de ordonnantie uit overwegend brede, meerledige kozijnen, voorzien van schrijnwerk met kleine roeden of loodglas. Traliewerk en voortuinhek zijn uit smeedijzer.

Door het ontbreken van de bouwplannen in het bouwdossier, en de sloop van het pand, vallen de plattegrond en de interieurindeling niet meer te exact te reconstrueren. Naar analogie met andere landhuizen van de De Coninck en Potié is de villa allicht georganiseerd rond de ruime traphal met centrale inplanting. Vermoedelijk situeren vestibule en keuken ten noorden zijde Hagedoornlaan, het salon of fumoir met haard in de vorm van een 'inglenook' ten westen zijde Della Faillelaan, en de eetkamer met overdekt ten oosten palend aan de tuin.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1921#12534, 1921#15751, 1924#18558, 1928#28953 en 1929#35374.
  • BAETENS R., DE SMEDT H. & DE VYLDER G. 1998: Spiegels van Mercurius. Plouvier en Kreglinger: tweehonderd jaar handel en maritiem transport te Antwerpen, Deurne.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa in cottagestijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6695 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.