Burgerhuis in neoclassicistische stijl, volgens de bouwaanvraag uit 1872 opgetrokken in opdracht van Corneille Storms, ontvanger van de directe belastingen en accijnzen. Deze liet in 1873 op de links aanpalende percelen twee gekoppelde burgerhuizen met achterliggend koetshuis bouwen. In 1874 kreeg hij een vergunning om het koetshuis om te vormen tot een huurwoning. Uit de bouwdossiers vallen de ontwerper noch aannemer af te leiden.

Met een gevelbreedte van drie traveeën omvat de rijwoning een souterrain en drie bouwlagen, onder een zadeldak (nok parallel aan de straat, pannen). De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met schijnvoegen op de begane grond rust op een plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de puilijst, legt de compositie de klemtoon op de middenas, op de bel-etage gemarkeerd door een balkon met voluutconsoles en een gietijzeren borstwering. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen op de eerste twee bouwlagen, en steekboogvensters in de lagere topgeleding. De bovenvensters zijn gevat in geriemde omlijstingen met oren, stucsleutels, casementen of onderdorpels onder de lekdrempels. Deze rusten op de eerste twee bouwlagen op voluutconsoles. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, met casementen in de fries en een houten kroonlijst en tandlijst op uitgelengde voluutconsoles. Houten inkomdeur met siersmeedwerk van omstreeks 1910; originele smeedijzeren souterraintralies en gietijzeren voetschraper.