erfgoedobject

Woning Van hellem-De Schaepdryver

bouwkundig element
ID
61100
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/61100

Juridische gevolgen

Beschrijving

In 1958 krijgt Braem van zijn jeugdvriend Hubert (Huib) Van hellem (1913-1986) en diens tweede echtgenote Anne Yvonne De Schaepdryver de vraag een bescheiden landhuis te ontwerpen in Zellik. Het gezin telde op dat moment twee kinderen, Hendrik (Henk) geboren in 1957 en Helga geboren in 1958. Uit zijn eerste huwelijk had Van hellem drie volwassen zonen, pleegkind Lina vervoegde het gezin na de geboorte van Helga. Van hellem leert Braem kennen als medelid van de Joe English Gilde tijdens zijn studie Dramatische Kunsten aan het Koninklijk Conservatorium in Antwerpen. Op het moment van de opdracht is hij als regisseur verbonden aan de Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel. In 1961, nog voor de bouw van de woning van start gaat, treedt Van hellem als realisator jeugduitzendingen in dienst bij de nationale omroep BRT, een functie die hij vanaf 1962 combineert met die van docent scenografie aan het pas opgerichte Hoger Rijkstechnisch Instituut voor Toneel en Cultuurspreiding. Bij de keuze van een nieuwe woonplaats kiest het gezin voor het landelijke Zellik, halfweg tussen Brussel, de werkplek van Van hellem, en Asse, waar echtgenote Anne het beroep van leerkracht uitoefent. Het bouwterrein maakt deel uit van een kleine verkaveling vlakbij de dorpskern, gelegen aan de Steenweg op Gent, het oude tracé van de rijksweg Brussel-Oostende. De buurt was een aantal jaar eerder ontwikkeld door het bouwbedrijf Construction economique, dat er in navolging van de wet-De Taeye eengezinswoningen in halfopen bebouwing met een vrij conventionele vormgeving had laten optrekken. Bij de verkoop van de gronden na het faillissement van deze firma, kan echtgenote Anne Van hellem-De Schaepdryver - vervolgens ook officieel eigenaar van de woning - het hoekperceel van de Steenweg met Hoogtepunt verwerven. Ondanks de tamelijk ongunstige ligging aan een drukke verkeersweg, biedt het licht verheven terrein al bij al een open uitzicht en een goede oriëntatie. Door de inplanting van het gebouw probeert Braem dan ook optimaal gebruik te maken van deze voordelen. Tegelijk zet hij zich met een architectuur van een ongewone plastische expressie ondubbelzinnig af tegen zowel de typisch chaotische lintbebouwing van de steenweg, als het behoudende karakter van de nieuwbouwwoningen in de wijk. "Voor een theatermens vond ik een theatrale opvatting passen", zal hij later in Het schoonste land ter wereld als verklaring geven voor de "nogal opvallende esthetisch-poëtische klemtonen" van de woning.

De eerste ideeënschetsen geven een compact volume in balkvorm weer, maar algauw neemt het idee van een woning onder een groot hellend lessenaarsdak de bovenhand. De plannen komen in de loop van 1958 en 1959 aan een vriendenprijs tot stand, waarbij het ontwerpproces een vijftal opeenvolgende stadia ondergaat. Twee van deze ontwerpversies worden ook in detail tot op het niveau van de uitvoeringsplannen uitgewerkt, de laatste met de nodige vereenvoudigingen om binnen het beschikbare budget te passen. In de eerste versie gaat Braem uit van een tweeledige compositie van driehoekige volumes, met een sterk gearticuleerde, plastische dynamiek. De tweede versie reduceert de woning tot één meer compact driehoekig volume, ditmaal met uitgesproken materiaal- en textuurcontrasten. De in mei 1959 ingediende bouwaanvraag stuit op een weigeringsbesluit van Stedenbouw, dat echter in oktober opnieuw wordt ingetrokken door leidend ambtenaar Leopold Hendrickx. Hendrickx, een studiegenoot en vriend van Braem sinds zijn prille jeugd, komt in deze periode wel vaker tussenbeide bij problematische bouwdossiers. Ondanks het verkrijgen van een bouwvergunning in maart 1960, gaan de werken door omstandigheden pas in oktober 1962 van start. Het kost Van hellem, die een beroep doet op een bouwpremie van de wet-De Taeye, bovendien de nodige moeite om met zijn beperkte financiële middelen een geschikte aannemer te vinden. Uiteindelijk zal het nog tot het najaar van 1964 duren vooraleer de woning, op een paar details na, bewoonbaar is. De woning Van hellem-De Schaepdryver is het eerste vrijstaande landhuis dat Braem ontwerpt sinds de woningen Brauns in Kraainem en Van den Bosch-Wouters in Ekeren, begin jaren 1950. Uit de zuivere geometrie, de brutalistische structuur en de inventieve ruimteopbouw, blijkt het zoeken naar een nieuwe, plastische architectuurtaal, die zich de volgende jaren ten volle zal manifesteren. Daarmee behoort deze woning tot zijn interessantste, kleinere realisaties uit de periode rond 1960, waarin meerdere grote bouwwerven van openbare en sociale huisvestingsprojecten zijn aandacht opeisen.

Het programma van de woning is gericht op een gezin met drie kinderen en voorziet bovendien in een afzonderlijke werkruimte of atelier voor theaterregisseur en scenograaf Van hellem. Braem organiseert de ruimtes volgens een L-vormige plattegrond, die schuin ten opzichte van de steenweg achteraan in de breedte van het terrein wordt ingeplant. Zo ontstaat een vrij diepe voortuin over de volledige lengte van de westgevel, terwijl achter de woning net voldoende ruimte overblijft voor een beschut terras of binnentuin. In tegenstelling tot de vormgeving ondergaat de indeling in de loop van het ontwerpproces slechts een beperkt aantal ingrepen. In de eerste uitgewerkte versie van het ontwerp splitst Braem de woning functioneel op in twee ongelijke, driehoekige volumes met kruisende daken. Deze oplossing genereert niet alleen een dynamische volumewerking, maar maakt dankzij split levels en vides ook een complexe ruimteopbouw en lichtinval mogelijk. Het grootste volume krijgt daarbij de vorm van een rechthoekige driehoek met een dakvlak dat tot tegen het maaiveld reikt. Deze opmerkelijke structuur past Braem in dezelfde periode overigens ook toe voor de thermische centrale van de Modelwijk op de Heizel in Brussel. Een hoog oprijzende schoorsteen brengt de compositie in evenwicht. Op de begane grond wordt het grootste volume ingenomen door de hal, het trappenhuis, de keuken en de woonkamer. Deze laatste ruimte ontleent haar bijzondere vorm aan de met hout beklede open dakstructuur, die achter de open haard doorloopt boven een lager gelegen, ingegraven wintertuin. Ter hoogte van de eerste verdieping bevindt zich over de volledige breedte bovendien een ondiep balkon, met toegang vanuit de slaapkamer, waardoor een drieledige ruimtestructuur met een zekere scenische allure ontstaat, als knipoog naar het beroep van de opdrachtgever. Het kleinste volume herbergt het atelier, ingeplant op een verhoogd niveau boven de ondergrondse garage, doelmatig verlicht door een vide met grote vensters op het zuiden, en via een discrete doorkijk visueel verbonden met de woonkamer. De grote slaapkamers van de ouders, de badkamer en de drie kinderkamers worden in de verschillende ontwerpstadia in wisselende orde verdeeld over de twee bovenverdiepingen. Braem maakt daarbij handig gebruik van de restruimte in de nok van beide dakhellingen voor het scheppen van een duplex. De belangrijkste wijziging die tot de tweede versie van het ontwerp leidt, treedt pas op in de laatste fase van het ontstaansproces. Hierbij worden beide volumes onder één dakvlak gebracht, zonder de ruimte-indeling fundamenteel aan te tasten.

De opeenvolgende stadia die aan het definitieve ontwerp voorafgaan, laten een duidelijke evolutie zien in de wijze waarop Braem de uiterlijke verschijningsvorm van de woning benadert. Aanvankelijk kiest hij voor een uniforme witte beschildering van zowel de beton- en baksteenconstructie als het schrijnwerk, met een bedaking in zwarte eternietleien. In het allereerste ontwerpstadium worden het grote en het kleine volume ten opzichte van elkaar verschoven, om de vormcontrasten nog te articuleren. De wandopbouw berust op een compositie van open en gesloten wandvlakken volgens een orthogonaal schema. Zo krijgt de westelijke gevel een horizontale doorbreking door een bandraam, en de noordelijke gevel een verticale geleding door de glaswand van het trappenhuis en een lichtstrook. Braem gaat in het tweede ontwerpstadium nog een stap verder door het trappenhuis als een afzonderlijk volume uit het gevelvlak te doen springen. Aan de lange zijden maakt hij de structuur van dwarsbalken zichtbaar, met tussenliggende beglazing boven en onder, waardoor het driehoekige wandvlak volledig uit de westgevel wordt losgeweekt. Deze oplossing bepaalt het zwevende karakter van zowel het bouwvolume als het dakvlak en zorgt voor extra lichtinval in de woonkamer en het als speelkamer ingerichte souterrain. Daarnaast lijkt hij de betonstructuur als een abstract gevelreliëf te willen accentueren, een experiment dat hij pas in latere ontwerpen zoals het appartementsgebouw Peeraer in Antwerpen verder ontwikkelt. Het derde ontwerpstadium vormt de basis voor de eerste uitgewerkte versie van het ontwerp. Hier duikt het geribde metselverband op, dat het wandvlak van de noordgevel zijn karakteristieke plastische expressie verleent. Dit reliëf van alternerend verdiepte verticale stroken, deels opengewerkt voor beglazing, past Braem kort voordien voor het eerst toe in de woning Nagels in Mortsel. Hij kiest nu voor een verticale vensterindeling, draait de schoorsteen in diagonale richting en laat het aanvankelijk geplande glazen bovenlicht van de wintertuin achterwege. Nadat in het vierde ontwerpstadium al wordt afgezien van de kruisende dakvlakken, ondergaat de tot dan behouden uitsprong van de noordgevel hetzelfde lot in het vijfde ontwerpstadium. Pas dan ziet Braem ook af van de witte beschildering, om het contrast in kleur en textuur uit te spelen tussen rode baksteen enerzijds en zichtbeton anderzijds, glad bekist voor de structuur, ruw bekist voor de wanden. Met een allerlaatste wijziging worden in het definitieve ontwerp de vensteropeningen en de schoorsteen ingekort. De inkomluifel en de brievenbus, in dezelfde driehoekige vorm als het hoofdvolume, behoren tot het ontwerp van Braem, die ook de beplanting van de tuin adviseert.

  • Archives d'Architecture Moderne, Archief Renaat Braem, Dossiernummer 124.
  • Gemeente Asse, Archief Ruimtelijke Ordening, Bouwdossier 1117.
  • Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Archief Renaat Braem, 457.
  • VAN BELLINGEN S. 2009: Renaat Braem, analyse woning Van Hellem en woning Van Hoecke (onuitgegeven bachelorpaper Vrije Universiteit Brussel).
  • Informatie Hendrik Van hellem, 2016.

Bron: Braeken J. (ed.) 2010: Renaat Braem 1910-2001. Architect, Relicta Monografieën 6. Archeologie, Monumenten en Landschapsonderzoek in Vlaanderen, Brussel.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Woning Van hellem-De Schaepdryver [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/61100 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.