erfgoedobject

Domein De Verlosser

bouwkundig / landschappelijk element
ID
39058
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39058

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Domein De Verlosser
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Eclectisch landhuis
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Eclectisch landhuis uit neotraditionele bak- en zandsteen in ommuurd domein op het hoogste punt van Sint-Ulriks-Kapelle. Gebouwd in de jaren 1880 met vergrotingen uit de jaren 1930, omringd door een park van 7 hectare in laat-landschappelijke stijl. Heden in gebruik als rusthuis "De Verlosser".

In het domein liggen nog verschillende bijgebouwen: ten noordwesten van het landhuis tegen de Brusselstraat ligt een voormalige aalmoezenierswoning, ten noorden ligt de voormalige oranjerie met stal en koetshuis, een voormalige duiventil ligt tussen het landhuis en de oranjerie, ten noordoosten werd circa 1960 een noviciaat opgericht, ten oosten het bijgebouw "les treize colonnes", verspreid in het zuidelijk parkgedeelte liggen nog twee vogelkooien, een bunker en een kapel.

Historiek

Het gebouw waarin het rust- en verzorgingstehuis 'De Verlosser' gevestigd is gaat terug tot een landhuis met drie bijgebouwen, dat ergens tussen 1777 (voltooiing van de Ferrariskaart en 1823 (de opmaak van de Primitieve kadasterkaart door J.L. Denis) – vermoedelijk rond 1800 – werd opgetrokken. Het domein was toegankelijk van op de Brusselstraat via een dreef, gelegen tussen de toenmalige bebouwing langs de Brusselstraat. Het domein had toen nog niet de omvang van vandaag en zou in de loop van de 19de eeuw aanzienlijk uitgebreid worden, hiervoor werden de gebouwen langs de Brusselstraat afgebroken.

Het kadaster vermeldt als Primitieve ­eigenaar de Brusselse handelaar Guillaume Horis (1788-1856, gehuwd met Jeanne Marie Parijs). In 1833 worden de gebouwen verkocht. De plattegrond van het landhuis (perceel nummer 106), een platgedrukte H, laat een sober, symmetrisch, classicistisch gebouw met hoekrisalieten vermoeden, dat bij de verkoop in 1833 zelfs als 'château' wordt omschreven. Het stond opgesteld in het verlengde van een laantje dat, tussen de lintbebouwing langs de Brusselstraat door, na 80 meter in de lusthof (perceel 105) uitmondde. De lusthof, vermoedelijk een vroeg-landschappelijk parkje, ­besloeg 1 hectare 24 are 20 centiare, en omvatte ook de drie bijgebouwen. Kenschetsend voor de streek is het hopveldje ('hoplochting') aan de overzijde van de Zavelstraat (perceel 115, 14 are groot).

Het goed wordt gekocht door Caroline François Xavier D’Aoust (1775-1856) en haar echtgenoot, Albert Jules Joseph Bara (1772-1840) (hun grafplaat hangt aan de noordelijke koormuur van de Sint-Ulrikskerk). Via vererving worden de goederen eigendom van Pauline Desmanet (1802-1879) en haar echtgenoot Bernard Lyon (1792-1879). In 1866 zal hun zoon Eugène François Marie Lyon (1837-1902) samen met zijn echtgenote Maria De Thuin (1841-1881 - zie grafsteen van de familie Lyon op het kerkhof van Sint-Ulriks-Kapelle) de eigendommen kopen. Het is onder deze eigenaars dat het domein aanzienlijk zal uitbreiden en dat er verschillende verbouwingen en nieuwbouw valt te noteren.

De lintbebouwing langs de Brusselstraat verdwijnt (1851) en de dienstgebouwen naast het kasteel worden afgebroken (1866). Een eerste uitbreiding werd in 1870 opgetekend in het kadaster: er komt onder andere een koetshuis en langgerekte paardenstal evenals een oranjerie bij, in pittoreske dienstgebouwenarchitectuur typisch voor die periode (polygonaal hoektorentje, overstekende dakranden met geajoureerde windborden...). Nu gekend onder de naam Gaudium en in gebruik als woning voor de zustergemeenschap.

De oorspronkelijke lusthof wordt samengesmolten met de omgevende percelen tot een park van meer dan 7 hectare. Op de stafkaart van 1877 worden de laatste ogenblikken van de Primitieve lusthof en de omvorming naar een groot landschappelijk park in beeld gebracht: het Primitieve lusthofperceel, het laantje naar de Brusselstraat en het hopveldje aan de overzijde van de Zavelstraat worden met rode lijnen afgebakend en ten oosten van de oprijlaan ligt een kleine boomgaard, maar daarbuiten zijn de kronkels en de lussen typisch voor de late landschapsstijl (à la Keilig en Fuchs) al aanwezig.

Uit de kadastrale schetsen van 1880 blijkt dat de percelen langs de Brusselstraat en ook de omliggende percelen worden opgekocht en samengevoegd zodat het oorspronkelijke lusthof uitgroeide tot een groot park dat gelegen was tussen de toenmalige Zavelstraat en de Krekelendries. Het nieuwe landschappelijke aanlegpatroon verschijnt voluit op de stafkaart van 1891. Behalve de gedeeltelijk ommuurde moestuin (49 are) ten oosten van het kasteel, is elke zweem van rechtlijnigheid verdwenen.

De percelen die langs de andere zijde van de Zavelstraat lagen worden door het verleggen van de Zavelstraat opgenomen in het kasteeldomein. Dit werd in 1882 geregistreerd op het kadaster. Op deze wijze kwamen de moestuin en de bijhorende serre in het domein te liggen en waren deze niet meer afgescheiden door een openbare weg. Deze zet is tekenend voor de machtspositie van de eigenaar binnen de dorpsgemeenschap. De twee hardstenen zuilen met ijzeren hek die eerder aan de Zavelstraat gelegen waren en toegang tot het kasteel verleenden liggen nu bijgevolg in het domein.

Uit de kadastrale mutatieschets van 1883 blijkt dat het vroeger verbouwde kasteel afgebroken en vervangen wordt door een nieuw gebouw, zoals voorheen beschreven als "kasteel" en niet meer als woning. Dit is het landhuis dat er vandaag nog staat, maar dan met een aangebouwd volume uit de jaren 1930.

De omschakeling van buitenverblijf of zomerhuis (vaak met uitzicht op de mesthoop) naar volwaardige, permanente residentie (de minder appetijtelijke aspecten van het landleven buiten het gezichtsveld) is in het derde kwart van de 19de eeuw geen uitzondering. De aanleg van het dichtste spoorwegnet van Europa had rond 1870 de combinatie van industrieel bedrijfsleider-kapitalist en herenboerin-decor mogelijk gemaakt. Deze verandering loopt min of meer parallel met de opkomst van de eclectische architectuur.

Rond 1900 liet de volgende eigenaar, Aloïs Joseph Bernard Schmedding (1841-1907), die het goed in 1890 kocht nog enkele bijgebouwen toevoegen in het park: onder andere een verdwenen zeshoekig paviljoentje en een vogelkooi– alle in de pittoreske stijl (geajoureerde windborden, gesinterde baksteentjes). Hij liet tussen het kasteel en de oranjerie een grote duiventil optrekken die later gebruikt werd als elektriciteitscabine. De oranjerie werd vergroot. Hij liet een muur optrekken langs de Brusselstraat. In 1909 werd het goed openbaar verkocht aan Henri Legrand (°1859) en Laure Letu (°1868).

In 1929 werd het domein (8 hectare 24 are 70 centiare) verkocht aan een Franse kloosterorde, 'les Soeurs du Sauveur et de la Sainte Vierge' of "zusters van de Verlosser en de Heilige Maagd", die wegens de anti-klerikale politiek van de regering Combes (Emile Combes, 1835-1921, leider van het 'Bloc des Gauches' en voorzitter van de ministerraad 1902-1905, instigator van diverse anti-klerikale wetten), Frankrijk had verlaten en zich in 1903 in Sint-Jans-Molenbeek had gevestigd. Zij konden het kasteel kopen dankzij de giften van barones Orban de Xivry (1857-1932). Het kasteelcomplex werd door de zusters niet alleen gebruikt als buitenverblijf, maar bood ook plaats aan een meisjeskostschool, omschreven als 'school voor vormingswerk', vooral bedoeld als rekruteringsveld voor de orde en een noviciaat.

De twee latere vergrotingen die het kasteel onderging werden op het kadaster opgetekend in 1930 en 1937 en uitgevoerd naar ontwerp van broeder Floribert van het Sint-Lucasinstituut te Schaarbeek. Aan de noordzijde werd een aanbouw van één bouwlaag (gelijk met de kelderverdieping) in witte steen gerealiseerd. Aan de oostzijde werden negen traveeën toegevoegd in dezelfde stijl als het oorspronkelijk kasteeltje waardoor het zijn huidig volume en uitzicht krijgt. In het verlengde van het kasteel komt ten oosten nog een bijgebouw genoemd "les treize colonnes" dat zal gebruikt worden als vaklokaal en ontspanningslokaal voor het pensionaat. De aalmoezenierswoning tegen de Brusselstraat komt in 1934 op het kadaster. In 1935 wordt een vergroting opgetekend van de oranjerie die op dat ogenblik ingericht wordt als school.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het domein opgeëist door de Duitsers en het kasteel werd hoofdkwartier voor het kanton Asse. Op het einde van de oorlog en tot 1946 vestigden er zich kortstondig Canadese en daarna Engelse troepen. Na de oorlog gingen de zusters zich meer richten op de uitbouw van een rusthuis en konden er bejaarden of revaliderende dames terecht. Eveneens kwamen er terug Zwitserse meisjes voor de "Cours familial". In 1952 wordt het kasteel deels verwoest door een zware brand, voornamelijk de tweede verdieping van het gebouw werd beschadigd. Bij de heropbouw werden de dakvensters met trapgevels vervangen door eenvoudige dakvensters en klimmende dakkapellen, omdat men een extra verdieping voorzag onder het dak.

Het kasteel werd nogmaals vergroot op de kadastrale schetsen van 1956 en 1960. Rond 1960 werd in de moestuin ook een gebouw voor het noviciaat opgetrokken "Zonnebloem" (kadastrale schets 1960) onder leiding van architect Marcel Leloup.

In de jaren 1990 werd het kasteel sterk aangepast in functie van het rusthuis (architect Mic Vijverman uit Asse). Men plaatste tegen de noordgevel een nieuwe liftkoker. De indeling van het interieur werd volledig vernieuwd met uitzondering van de begane grond van het oorspronkelijke landhuis. Deze ruimtes wil men nu toegankelijker maken en integreren in het rusthuis.

Het Gaudium, de vroegere oranjerie, koetshuis en stal en het vroegere noviciaat, nu klooster "Zonnebloem", beide ten noordoosten van het hoofdgebouw zijn heden nog steeds in gebruik door de congregatie. De andere gebouwen op het domein zijn in gebruik door het rusthuis.

Beschrijving

Eclectisch landhuis

Het huidige landhuis heeft een min of meer rechthoekige plattegrond met aan weerszijden een uitspringende risaliet met trapgevel en een ronde hoektoren ten zuidwesten en een uitgebouwde vijfzijdige apsis ten oosten. Het geheel heeft veertien traveeën en twee bouwlagen onder schilddak. Het heeft een sterk verhoogde begane grond: een halve kelderverdieping zichtbaar aan de zuidgevel en een hele verdieping aan de noordgevel. Bakstenen gebouw met decoratieve verwerking van witte steen voor banden, hoekkettingen, negblokken, steigergaten, schouderstukken, trapjes van de trapgevels en diamantkoppen in de ontlastingsbogen. Gebruik van blauwe hardsteen in de sokkel. Lijstgevel met centraal ingangsrisaliet uitgewerkt als trapgevel. De ronde hoektoren heeft drie verdiepingen, waarvan de derde verdieping overkragend is, onder een kegelvormige spits op houten modillons. Dit geeft het gebouw een kasteelachtig uitzicht. Sierankers op de gevels van het oorspronkelijke landhuis. Rechthoekige muuropeningen met hardstenen latei en lekdrempel. De ingang bestaat uit een recent overdekte dubbele deur met hiervoor een bordes en trappen tussen twee leeuwen. Deuromlijsting in witte steen met neorenaissance elementen.

Het oorspronkelijke landhuis van rond de jaren 1880 bestaat uit de vijf meest westelijke traveeën. Het landhuis was oorspronkelijk op het zuiden georiënteerd (zie oorspronkelijke hoofdingang), omdat men van daaruit een uitzicht had over de Molenbeekvallei.

In het interbellum, toen het kasteel als kloostercomplex , kostschool een bejaardentehuis werd gebruikt door de ‘Soeurs du Sauveur et de la Sainte Vierge', verdubbelde het volume van het landhuis. De uitbreiding in witte steen aan de noordzijde vormde een opvallende stijlbreuk ten opzichte van het oorspronkelijke gebouw. Aan de achterzijde werden, naar ontwerp van broeder Floribert van het Sint-Lucasinstituut te Schaarbeek, negen traveeën toegevoegd in min of meer dezelfde traditionele bak- en zandsteenstijl. Enkel de dakvensters onder trapgeveltjes zijn na de brand van 1952 vervangen door een mansarde dak met eenvoudige dakvensters. Tegen de oostzijde bevinden zich ook twee gelijkaardige uitspringende risalieten onder trapgevels als bij het oorspronkelijke landhuis. De oostgevel zelf heeft een vijfzijdige afsluiting van de apsis van de kapel, met aangebracht kruis in witte steen. In deze gevel is het gebouw ook gedateerd door een steen met vermelding "anno 1936 domini". Tegen de noordgevel van het kasteel bevindt zich nog een éénlaagse aanbouw van witte steen uit de jaren 1930 evenals de nieuwe inkompartij en lift uit de jaren 1990. Het landgoed overleefde, op enkele details na (onder meer de asfaltering van de op- en afritten, de uitwendige liftkoker tegen de noordgevel van het kasteel), ongeschonden de verandering van eigenaar en functie.

Interieur

Het oorspronkelijke interieur van de begane grond van het landhuis is behouden gebleven, de andere verdiepingen werden ingericht in functie van het rusthuis.

In het eind 19de-eeuws landhuis bevinden zich drie bewaarde kamers. De voormalige inkomhal te bereiken vanuit het park met aan beide zijden een kamer. Rechts de groene kamer met parketvloer, opvallende houten schouw (volgens mondelinge bronnen gekocht op de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs) en lambriseringen. Vanuit deze kamer kan men ook het hoektorentje betreden. Links het salon met een beschilderd cassettenplafond, parketvloer, lambriseringen, schouw uit hout en marmer met een schilderij van de Doornenkroning van Christus (gesigneerd door A. D. Zummerman) en tegen de daar tegenoverliggende muur een schilderij van barones Orban de Xivry, weldoenster van de congregatie van de zusters van de Verlosser en de Heilige Maagd (gesigneerd P. Haverman 1882). De inkomhal heeft een mozaïektegelvloer met centraal een ster en plafondschildering van de muze van de muziek en de schilderkunst.

Het aangebouwde gedeelte uit de jaren 1930 heeft aan de oostzijde de grote kapel van 1952. Het interieur van de grote kapel werd in de jaren 1990 verkleind tot een derde van haar oppervlakte, de rest van de ruimte wordt nu gebruikt als eetzaal. Grote sobere kapel met vijfzijdig koorafsluiting en met marmeren plint en vloer en witte muren. Glasramen geschonken in 1952: "nous nous refugions sous votre protection Sainte Mère de Dieu/ la famille Gregoire 1952", "en souvenir de notre mère pieusement décédée dans cette maison le 18 mars 1952 F. en G.". Een eikenhouten altaar met een stenen altaarstuk van de Drievuldigheid (Vader – Zoon – Heilige Geest). Links zijaltaar met beeld van "La Mère du Sauveur" met kind Jezus en rechts een altaar met beeld van Sint-Jozef met kind Jezus. Tussen de eetzaal en het oude kasteel bevinden zich nog twee kleinere kamers met vloertegels met ingelegde motieven.

Bijgebouwen

De voormalige oranjerie met stal en koetshuis werd een eerste maal op het kadaster opgetekend in 1870 en lag oorspronkelijk tegen de Zavelstraat en is later een aantal keer vergroot (zie de kadastrale schets van 1908 en 1934). Het is een min of meer rechthoekig bakstenen gebouw van twee bouwlagen onder complexe pannen bedaking. Speelse volumewerking door de afwisseling van lijst- en uitspringende puntgevels met het accent op zuidgevel die gemarkeerd wordt door twee hoektorens. Puntgevel met sterk overkragend dak en gevelhoog spaarveld. Grote steekboogvormige vensters en rondboogopeningen voor de deuren op de gelijkvloerse verdieping. In de zuidgevel op de gelijkvloerse verdieping drie steekboogvormige vensters met hardstenen omlijsting en tussenzuilen. De noordgevel is opgevat als een dubbelhuis met rondboogvormige muuropeningen op de eerste verdieping. Alle muuropeningen zijn er gevat in witgeschilderde banden. Meer uitgewerkte zuidgevel geflankeerd door twee vierkante hoektorens met afgeschuinde hoeken onder achthoekig leien naaldspits. De torens hebben vier geledingen gemarkeerd door omlopende hardstenen waterlijsten. Op de bovenverdieping balkon met fraai uitgewerkte houten balkonleuning en windbord.

Tegen de Brusselstraat ten noordwesten van het domein staat de voormalige aalmoezenierswoning (geregistreerd in het kadaster in 1934). Eenvoudig witgeschilderd bakstenen gebouw van vier traveeën en twee bouwlagen onder complexe bedaking met rechthoekige muuropeningen.

In de voormalige moestuin staat nu het noviciaat, nu klooster "Zonnebloem", van circa 1960. Rechthoekig witgeschilderd gebouw van één bouwlaag onder geknikt overkragend pannen zadeldak en met klimmende dakkapel en dakkapellen met regionalistische kenmerken zoals sierankers en muurvlechtingen.

"les treize colonnes", wordt op het kadaster geregistreerd in 1937 en is een eenvoudig bijgebouw op rechthoekige plattegrond van één bouwlaag onder plat dak en is genoemd naar de 13 zuilen tegen het gebouw. Volgens mondelinge bronnen zou dit gebouw afkomstig zijn van een expo.

Ten zuidoosten van het rusthuis bevinden zich twee pittoreske rechthoekige vogelkooien van rond 1900. De bakstenen vogelkooien onder zadeldak zijn decoratief uitgewerkt met geajoureerde windborden, witte steen en gesinterde baksteentjes. Het interieur vogelkooien is bewaard.

Het kleine gebouw tussen het rusthuis en de oranjerie komt op het kadaster in 1908 aangeduid als "een vogelvlucht" of grote til. Deze is later vergroot geweest en was naderhand in gebruik als elektriciteitskot en garage. Eenvoudig bakstenen gebouwtje met centraal puntgeveltje en geajoureerde windborden.

Ten zuidoosten in het park ligt de kapel "Notre-Dame des Ermites", deze houten constructie werd door de Duitsers tijdens de oorlog gebouwd en na de oorlog omgevormd tot kapel. Hier vlakbij is nog een bunker gelegen. Vooraan tegen de straatzijde in de noord-oostelijke hoek van het domein nog garages.

Park

De door Eugène Lyon aangebrachte structuur en de beplanting bleven grotendeels bewaard. Sprekend is het alom aanwezige architecturale microreliëf – verspreid over het terrein minstens acht heuveltjes of heuvelruggen, 1,5 tot 2 meter hoog, waarop groepjes van bomen zijn geplant, sommige waarschijnlijk in de jaren 1860, zoals de zware bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') op het heuveltje in het gazon ten noorden van het kasteel of de tamme kastanjes (Castanea sativa) en witte paardekastanjes (Aesculus hippocastanum) op de grote ophoging ten zuidoosten ervan, die mee het vergezicht omkadert vanuit het kasteel in zuidelijke richting, over de vallei van de Molenbeek. Tot de generatie van bomen die onder Lyon werden aangeplant horen ook een monumentale mammoetboom (Sequoiadendron giganteum), enkele gewone en oosterse platanen (Platanus x hispanica, Platanus orientalis) – onder meer twee laag vertakte exemplaren bij het kasteel – en zilverlinde (Tila tomentosa). In het park staat ten zuidwesten van het landhuis sinds 1934 ook een beeld van Onze-Lieve-Vrouw van de Verlosser.

Merkwaardige bomen (Opname 18 mei 2000. Het cijfer in vet geeft de stamomtrek, gemeten op 150 cm hoogte.)

  • 3. gele paardekastanje (Aesculus flava) 190 (op verdikte onderstam)
  • 4. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 427
  • 5. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 446
  • 18. oosterse plataan (Platanus orientalis) 361
  • 33. mammoetboom (Sequoiadendron giganteum) 536
  • 36. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 401
  • 45. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 429
  • 51. zilverlinde (Tilia tomentosa) 379
  • 66. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 449
  • 69. tamme kastanje (Castanea sativa) 605(120), monumentaal, knobbelig
  • 77. bontbladige gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus 'Leopoldii') 280(120)
  • 78. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 517
  • 80. gewone plataan (Platanus x hispanica) 397(50), laag vertakt, monumentaal, dikste van twee

 

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Primitieve kadastrale legger Sint-Ulriks-Kapelle, art. 78.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant,Oude kadastrale legger 212 Sint-Ulriks-Kapelle, art. 338, nrs. 27 en 54.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oude kadastrale legger 212A Sint-Ulriks-Kapelle, art. 539 en 908.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschetsen Sint-Ulriks-Kapelle 1880/2, 1882/6, 1883/4, 1930/8, 1937/23 en 1960/8.
  • Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Dilbeek, afdeling III (Sint-Ulriks-Kapelle), 1970/4, 1880/2, 1882/6, 1883/4, 1908/21, 1930/8, 1937/23, 1953/14, 1956/26 en 1960/8.
  • DE MAEGD C., Bouwen door de Eeuwen heen – arrondissement Halle-Vilvoorde, Gent, Snoeck-Ducaju, 1977, p. 634.
  • DENEEF R. & WIJNANT J. 2005: Dilbeek (Sint-Ulriks-Kapelle): Rusthuis De Verlosser, in: DENEEF R., WIJNANT J., ROMBOUTS N., IMBERT D., GOOSSENS B., PAESMANS G., DE MAEGD C., VAN LIEDEKERKE M., COPRIAU P., CLAEYS T., EVERAET E. PAESSENS W. 2005: Historische tuinen en parken in Vlaanderen. Pajottenland - zuidwesten van Vlaams Brabant, M&L Cahier, 11, Brussel, 110-114.
  • VAN LIEDEKERKE M., 2004:Het rust- en verzorgingstehuis De Verlosser in Sint-Ulriks-Kapelle. Een relaas van het kasteel, het domein en zijn bewoners in de 19de en de 20ste eeuw, Dilbeek, Open Monumentendag
  • VAN LIEDEKERKE M. 2004: Het rust- en verzorgingstehuis De Verlosser in Sint-Ulriks-Kapelle, Brochure uitgegeven door het gemeentebestuur van Dilbeek naar aanleiding van Open Monumentendag op zondag 12 september 2004, Dilbeek.
  • VAN LIEDEKERKE M. 2005: Het Rust- en Verzorgingstehuis De Verlosser in Sint-Ulriks-Kapelle (I & II). Een relaas van het kasteel, het domein en zijn bewoners van het begin van de 19de eeuw tot 2004, Eigen Schoon en De Brabander, 88, 2, 169-208.
  • VAN LIEDEKERKE M. 2005: Het Rust- en Verzorgingstehuis De Verlosser (III), Eigen Schoon en De Brabander, 88, 3, 349-378.
  • VAN LIEDEKERKE M. 2005: Het Rust- en Verzorgingstehuis De Verlosser (IV), Eigen Schoon en De Brabander, 89, 1, 81-105.

Deze tekst is een samenvoeging van volgende twee teksten:

  • DENEEF R. 2005: Historische Tuinen en Parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Pajottenland - Zuidwestelijk Brabant: Bever, Dilbeek, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Liedekerke, Pepingen, Roosdaal, Sint-Pieters-Leeuw, Ternat, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
  • VERWINNEN K. 2011: Kasteeldomein De Verlosser [online], https://id.erfgoed.net/teksten/135460 (geraadpleegd op 18 december 2018).

Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Van Liedekerke, Marcel; Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein De Verlosser [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39058 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.