erfgoedobject

Huis De Gulden Zalm

bouwkundig element
ID
3366
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/3366

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Huis De Gulden Zalm
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Huis De Gulden Zalm
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

In kern een laatmiddeleeuws handelshuis, samengesteld uit een voor- en een achterhuis, beide initieel een houtskeletbouw die in 1788 versteend en aangepast werd.

Historiek

Het breedhuis van vier traveeën en drie bouwlagen onder steil zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat toont een gedecapeerde classicistische lijstgevel van 1788, waarvan de bouwaanvraag werd bewaard. De 18de-eeuwse gevel, oorspronkelijk bepleisterd en beschilderd werd in een - op het moment van bescherming (2002) - recentere periode gedecapeerd. Het bakstenen gevelparement toont geen bouwsporen of restanten van een traditionele gevel in bak- en zandsteenstijl.

De steile dakvlakken, de asymmetrische gevelordonnantie met de naar boven toe verkleinende vensteropeningen en de interne houtconstructies wijzen op een oudere kern. In zijn “Historische Samenspraecke” beschrijft Azevedo in 1776 het pand als “een groot huys van neiringe synde houte gevel”. Het concept en het houten skelet van het voor- en achterhuis stemmen overeen met de traditionele houtbouw in stedelijke context. De dakgebinten, oorspronkelijke gordingkappen (gestapelde dekbalkjukken) verwijzen naar de 16de-17de eeuw.

In 1788 werden de houten voorgevel versteend, alsook de gevels van het achterhuis. Tijdens dezelfde bouwfase werd vermoedelijk het interieur heringericht, waarvan tal van interieurelementen, voornamelijk in het achterhuis nog bewaard zijn gebleven.

In de 19de eeuw werd de begane grond voorzien van een winkelpui.

Beschrijving

De laat-18de-eeuwse lijstgevel wordt geritmeerd door lisenen die de ingediepte venstertraveeën scheiden. De verticaal gemetste banden vertrekken op een licht vooruitspringend witstenen voetstuk en worden bovenaan verbonden door doorlopend horizontaal geprofileerd lijstwerk in baksteenmetselwerk. De rechthoekige vensters onder een strekse ontlastingsboog zijn gevat in een hardstenen omlijsting, voorzien van drempelconsoles met hardstenen Lodewijk-VI-ornament (acanthusblad onder bloemmotief). De borstweringen worden gemarkeerd door rechthoekige casementen. Het rechthoekig deurvenster met smeedijzeren balkonhekken ter hoogte van de tweede bouwlaag sluit aan op de kroonlijst met consoles van de vroegere rechthoekige toegangsdeur (volgens de bouwaanvraag). De begane grond is geheel verbouwd. Er werd geen oorspronkelijk vensterschrijnwerk bewaard. De gevel wordt beëindigd door een houten kroonlijst op klossen.

Het achterhuis, aangebouwd tegen de achtergevel van het breedhuis telt drie bouwlagen en vier traveeën onder een schilddak met de nok haaks op de straat. Witstenen bouwsporen in de verspringende en verankerde zijgevel, jukken en roosteringen getuigen van de oorspronkelijke houtbouw, in de late 18de eeuw aangepast en voorzien van een lijstgevel en een houten dakkapel. Het parement van de achtergevel in een regelmatig baksteenverband is met gekantrechte witstenen met de zijgevels ingebonden en wordt beëindigd door een bakstenen geprofileerde daklijst. De 18de-eeuwse bouwcampagne van het achterhuis wordt aan de hand van de geïnscribeerde gevelsteen met initialen en bouwjaar gedateerd in 1788. De bakstenen achtergevel wordt op de eerste en tweede bouwlaag geopend door rechthoekige vensters onder strekse ontlastingsbogen. De raamkruisen zijn voorzien van drielobbige rondstaven (vermoedelijk 18de-eeuws). De bovenste vensterrij is ingevuld met dubbele luiken (dun klampwerk) opgehangen aan smeedijzeren spoorhengsels.

Interieur voorhuis

De begane grond aan de straatzijde werd niet gefragmenteerd over de gehele gevelbreedte en diepte van het voorhuis, uitgezonderd het trappenhuis. De hoge zoldering duidt op een vroegere insteekverdieping en is bepleisterd (voorkomen van geprofileerd lijstwerk). Rechts achterin situeert zich het trappenhuis.

Een houten wrongtrap met bordessen verzorgt de verticale circulatie tot op de zolderverdieping van zowel voor- als achterhuis. Een besloten en geprofileerde binnenboom is voorzien van nesten waarin de treden zijn gevat. De balustrade bevat schuin ingeplante vaasvormige balusters met rechthoekige doorsnede en een geprofileerde handlijst. Ter hoogte van de houten bloktrede op de aanzet van de binnenboom staat een rijkelijk uitgewerkte trappaal in Lodewijk-XVI-stijl met laurierkransen, festoenen, rozetten en bekroond door een sierpot. De trapgaten ter hoogte van de eerste en tweede verdieping zijn beide afgesloten door traphekken met vaasvormige balusters met vierkante doorsnede en een hoofdbaluster in Lodewijk-XVI-stijl voorzien van uitgesneden laurierkransen, festoenen en bekroond door een vuurpotje. De trapkast op de begane grond is van latere datum.

Op de bovenverdieping toont de bepleisterde zoldering de initiële moer- en kinderbalkenroostering. De kamers aan de straatzijde hebben een vlakke en egale plafondafwerking met omstucte moerbalken van latere periode. De bestaande fragmenteringswand in stijl- en regelwerk dateert van recente (op het moment van bescherming - 2002) periode. Aan de zuidzijde bevindt zich een 18de-eeuwse schouwmantel in grijze marmer onder een gestucte boezem met lijstwerk en rozetten. De pendantschouw met spiegel aan de noordzijde is uitgevoerd in Louis-Philippestijl.

Een fraai 18de-eeuws deurtje werd bewaard ter hoogte van de overloop die toegang verleent tot de zolderverdieping van het achterhuis.

Op de tweede verdieping dient de oude (18de-eeuwse) eiken vloer met brede delen vermeld te worden. De indeling en de interieurelementen (schouwen, binnenschrijnwerk) dateren van de late 19de eeuw.

In de merkwaardige dakconstructie kunnen twee delen worden onderscheiden: een traditioneel dakgebint in latere periode aangepast aan een nieuwe dakstructuur. Van de oudere houtstructuur bleef enkel het bovenste dekbalkjuk en het nokstijlspant bewaard. De langsverbanden bestaan uit een gording, verzonken in een loef van de spantbenen. Onderaan wordt het gebint voornamelijk gedragen door een uitzonderlijk zware langsplaat waartegen de kepers rusten. Springkepers, vernageld tegen de kepers maken een gebogen dakvlak. De zoldervloer is bedekt met brede eiken delen.

Interieur achterhuis

In de kamer links achteraan op het gelijkvloers bevindt zich een laat-19de-eeuwse schouw met mantel in grijze carrara. De haardmond is geflankeerd door rondzuiltjes die een architraafje dragen. Zuilen en casemenenten van de architraaf zijn in gele brescia uitgevoerd. Eén raam toont een rijkelijk uitgewerkte espagnolette en trekker.

Op de bovenverdieping werd de 18de-eeuwse inrichting, indeling en circulatie vrij goed bewaard. Beide ruimten aan de tuinzijde zijn onderling verbonden (typerende 18de-eeuwse suite van kamers) en behielden hun brede deuropeningen waarin paneeldeuren zijn opgehangen aan smeedijzeren spoor- en duimgeheng. De achterste kamer noord toont een fraai stucplafond met ompleisterde moerbalken en eenvoudig geprofileerd lijstwerk met spiegelboogvormige tracering in de plafondvakken. De raaplaag in kalkzandhaar is bezet tegen een rinkellattenstructuur van relatief brede latten, vernageld op de kinderbalken. De geprofileerde consoles onder de moerbalken, daterend van de traditionele bouwfase, bleven zichtbaar bewaard. De sober uitgewerkte classicerende schouw met houten geschilderde mantel is opgesmukt met diamantkoppen en een boezem voorzien van pilasters onder een kroonlijst in stuc. Het houten frontpaneel met spiegel dateert van een latere periode. In de belendende kamer is een 18de-eeuws stucplafond aanwezig waarvan het lijstwerk op dezelfde manier is geprofileerd, doch met een eenvoudigere tracering en een typisch 18de-eeuwse schouwmantel, uitgevoerd in rouge-royal met rozetten in carrara.

De oorspronkelijke dekbalkjukken van het initiële vermoedelijk steile zadeldak werden naar aanleiding van de bouwcampagne van 1788 gereïntegreerd in de nieuwe dakstructuur. Hierbij werd de zolder horizontaal gefragmenteerd in twee niveaus. Het bovenste niveau toont twee dekbalkjukken, onderling verbonden door langsplaten. De nokgording wordt gestut door nokstijlen. De kepers hebben een smalle en onregelmatige sectie. Deze verdieping wordt aan de achterzijde verlicht door de dakkapel. Het basisdekbalkjuk situeert zich op de tweede bouwlaag. De merkwaardige dimensionering van de spantbenen zouden erop kunnen wijzen dat het oorspronkelijke dak werd ingekort, zodat één verdieping kon toegevoegd worden (de huidige tweede bouwlaag).

  • AZEVEDO COUTINTO Y BERNAL G. 1776: Historische saemen-spraeke over de stadt van Mechelen, tusschen Pipinus ende Ludolphus de selve stadt door-wandelende, Mechelen, boekdrukker J.-F. Van der Elst.
  • BERLEMONT, F., Persoonlijk archief, nummers 49-50.
  • SAM, Inventaris gevels, nummer 239: Bouwaanvraag, (1787).

Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002336, Mechelen: Laat-Middeleeuwse kernen Guldenstraat.
Auteurs: Thiels, Nancy
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Huis De Gulden Zalm [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/3366 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.