erfgoedobject

Kasteel van Hoepertingen

bouwkundig element
ID
31935
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31935

Juridische gevolgen

Beschrijving

Waterkasteel gelegen tegenover de kerk. Waarschijnlijk gebouwd door Jan-Willem van Scharenberg in het eerste kwart van de 17de eeuw, nadat hij in 1617 de heerlijkheid en het kasteel van Hoepertingen kocht van Ernest d'Arenbergh de La Marck. Een gotische, mergelstenen muurnis in het interieur is de enige rest van dit oudere gebouw, waarvan een beschrijving van 1476 vermeldt dat het een omgracht huis was met pachthof. Onder druk van zijn schuldeisers verkoopt baron de Scharenberg de heerlijkheid en het kasteel in 1688 aan Pierre-Louis, baron de Sluse de Bihain. In 1788 komen heerlijkheid en kasteel in het bezit van de familie de Stenbier de Wideux, die het behoudt tot 1888. Tot het begin van deze eeuw bewoond door hun afstammelingen, Roly de Vien, vervolgens de Moffarts, waarna het door baron Edmond de Moffarts in 1929 aan de zusters annunciaten van Heverlee, de huidige eigenaars, wordt verkocht. Zij richten er een landelijke huishoudschool in op. In 1985, onder de benaming Mariagaarde, omgevormd tot bezinningscentrum, aangevuld met een vormingscentrum en verblijfsaccomodatie. Een gedeelte van het kasteel wordt door de provincie gebruikt als uitgangspunt voor toeristische streekverkenning.

De oudste voorstelling van het kasteel is de tekening van Remacle Leloup (circa 1740). Het eigenlijke kasteel is voorgesteld zoals het gebouwd werd in eerste kwart 17de eeuw, in vroege Maasstijl, nog volledig gescheiden van het neerhof. Het is een gesloten complex, omringd door de slotgracht, en door een ophaalbrug met het neerhof verbonden. Het poortgebouw bevindt zich aan de thans open, oostzijde van de binnenplaats, en is geflankeerd door ronde hoektorens. De donjon, die in de huidige toestand bewaard bleef, bevindt zich in de noordwesthoek. Ook op de zuidoosthoek bevindt zich een hoektoren. De vleugels zijn afgewerkt met getrapte zijgevels. Het neerhof met zijn eigen poortgebouw in de noordoosthoek, is duidelijk te herkennen. De gebouwen zijn van recentere datum dan het eigenlijke kasteel; zij worden in het vierde kwart van de 17de eeuw - begin 18de eeuw gebouwd door Pierre-Louis de Sluse, nadat hij in 1688 in het bezit van het kasteel is gekomen; de gevelsteen boven de behouden poort van het neerhof draagt zijn wapens en die van zijn vrouw, Marguerite de Boileau.

Op de Ferrariskaart (1771-77) is de verbouwing in classicistische stijl, uitgevoerd door Jean Ferdinand de Sluse en aangeduid door de datering 1763 op twee windvanen, reeds doorgevoerd: de poortvleugel van het eigenlijke kasteel is verdwenen, waardoor de oostzijde van de binnenplaats open is naar het neerhof toe; de verbinding van dit thans U-vormige kasteel met het neerhof wordt nog versterkt door het verdwijnen van het oostelijke gedeelte van de slotgracht en het doortrekken van de zuidelijke vleugel van het kasteel naar de zuidelijke vleugel van het neerhof; hier werd het koetshuis ondergebracht. De verschillende gevels krijgen hun huidige ordonnantie in classicistische stijl. Deze situatie wordt ook weergegeven op de tekening van Ph. de Corswarem (circa 1800, zicht vanuit het oosten). Dezelfde toestand treffen we aan in de Atlas van de Buurtwegen (1844); kleine wijzigingen zijn de inkorting van de noordelijke vleugel van het kasteel met één of twee traveeën, en de omvorming van de omgrachting tot vijver, zoals die tot heden bewaard bleef. In de tweede helft van de 19de eeuw wordt de ingekorte noordelijke vleugel opnieuw tot zijn oorspronkelijke lengte teruggebracht. Tussen 1948 en 1961, na de oprichting van de huishoudschool, gebeuren ingrijpende verbouwingen aan het neerhof, dat zijn functie van hoeve verliest en omgevormd wordt tot school. Het koetshuis wordt vervangen door een verlenging van de zuidelijke vleugel van het kasteel in dezelfde, classicistische stijl. De zuidelijke vleugel wordt omgebouwd en ingericht voor klaslokalen, met neoclassicistische muuropeningen en voorgebouwde veranda. De noordelijke vleugel, met schuur en pachterwoning, wordt vervangen door een vrijstaand, modern schoolgebouw. Door al deze verbouwingen wordt het poortgebouw van het neerhof een alleenstaand element.

Het eigenlijke kasteel is thans een U-vormig gebouw met noordwestelijke hoektoren, de voormalige donjon. De zijgevels van de centrale vleugels behielden de trapgevels van de 17de-eeuwse (eerste helft) toestand. Bakstenen gebouwen van twee bouwlagen onder zadel- en schilddaken (leien) met dakkapellen en centraal dakruitertje.

De centrale vleugel is aan de oostzijde een dubbelhuis van zeven traveeën, de zijvleugels tellen thans elk vijf traveeën, waarbij rekening moet gehouden worden dat de noordelijke vleugel in de tweede helft van de 19de eeuw tot zijn huidig lengte werd verlengd, terwijl de zuidelijke vleugel in de jaren 1950 een verlenging kreeg van vijf traveeën in dezelfde stijl. De ordonnantie van de gevels dateert van 1763, met getoogde vensters in een kalkstenen omlijsting met sluitsteen. De centrale vleugel heeft in de middentravee een getoogde deur in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met gesculpteerde sluitsteen, ingeschreven in een gesculpteerde en beschilderde mergelstenen omlijsting met rocaillemotieven en rondboogfronton, geflankeerd door vaasmotieven; oorspronkelijk houtwerk met bovenlicht en houten roedeverdeling; bordes. Boven deze travee bevindt zich een dakkapel met uurwerk. De twee haakse vleugels aan de zijde van de binnenplaats zijn elk voorzien van een getoogde deur met oorspronkelijk houtwerk met bovenlicht en houten roedeverdeling, en steektrap met smeedijzeren leuning.

Alleen de noordelijke gevel van de noordelijke vleugel behield resten van oudere toestanden: mogelijk dateren de behouden sporen van houten kloosterkozijnen uit de eerste helft van de 17de eeuw, terwijl de vensters in kalkstenen omlijsting met negblokken en resten ervan dateren van de verbouwing van baron de Sluse in het laatste kwart van de 17de - eind 17de eeuw.

De gevel aan tuinzijde (westen) heeft een dubbelhuisordonnantie van tien traveeën (de rechtertravee is een latere toevoeging), en is aan de linkerzijde geflankeerd door de donjon van twee en een halve bouwlaag onder klokvormig dak; hij is afgewerkt met mergelstenen hoekbanden, en de ordonnantie van de westelijke gevel is conform aan die van de centrale vleugel. Deze heeft een geprofileerde, mergelstenen kroonlijst, en een risaliet in de drie middentraveeën, elke travee afgelijnd met een smalle, mergelstenen pilaster. Het risaliet is bekroond met een driehoekig fronton; gesculpteerde en beschilderde mergelstenen tympaanvulling, voorzien van de wapenschilden van de familie de Sluse. Getoogde vensters in een rechthoekige, kalkstenen omlijsting met sluitsteen en riemprofiel als druiplijst; het sponningbeloop verwijst naar de vroegere beluiking. Getoogde deur in een geprofileerde, hardstenen omlijsting met gesculpteerde sluitsteen (wapenschilden); oorspronkelijk houtwerk met bovenlicht en houten roedeverdeling. Erboven, het bel-etagevenster, voorzien van een smal balkon met smeedijzeren hek; hierin de initialen SB (de Sluse de Bihain). De zuidelijke zijgevel is voorzien van recente aanbouwsels in classicistische stijl.

De binneninrichting dateert van de verbouwing van 1763. Zolderingen en schouwen met stucwerk bleven behouden; één schouw is voorzien van een schilderij van Aubé, twee andere van grisailles. Het muren van de hal zijn voorzien van rococostucwerk met voorstelling van de vier jaargetijden.

De overgang naar het voormalige neerhof wordt aan de zuidzijde gemarkeerd door een ronde, bakstenen toren onder klokvormig dak, die reeds afgebeeld staat op de tekening van Remacle Le Loup (circa 1740), en behoort tot de neerhofgebouwen uit laatste kwart 17de eeuw; de bovenverdieping is voorzien van een mergelstenen duifhuis onder dubbele bakstenen ontlastingsbogen; oorspronkelijke, kalkstenen kloosterkozijnen met negblokken in onregelmatig verband.

De neerhofgebouwen zijn van baksteen onder zadeldaken. De oorspronkelijke opstelling was L-vormig, en bestond uit een aaneenschakeling van stallen en schuren, waarvan het poortgebouw deel uitmaakte. Hiervan rest alleen de zuidelijke vleugel en het poortgebouw. De muuropeningen van de zuidelijke vleugel zijn alle recent. In de achtergevel bleven de zware, S-vormige, 17de-eeuwse muurankers bewaard. Het oostelijke uiteinde van deze vleugel wordt gevormd door de aanzet van de voormalige oostelijke vleugel; ook deze is voorzien van recente vensters in neoclassicistische stijl; onder de kroonlijst, overhoekse muizentandfries met dropmotief.

Het poortgebouw bleef, alleenstaand, intact bewaard: tot midden 19de eeuw sloten aan beide zijden dienstgebouwen aan. Bakstenen gebouw, de centrale inrijpoort geflankeerd door twee hoektorens. De torens tellen twee en een halve bouwlaag onder klokvormige daken met lantaarnbekroning (leien) en smeedijzeren windvanen. Kalkstenen hoekbanden. De torens waren oorspronkelijk waarschijnlijk blind, op de bakstenen oculi en smalle spleten in kalkstenen omlijsting na; de huidige, rechthoekige vensters in kalkstenen omlijsting zijn toevoegingen uit de 19de eeuw. Rondboogvormige inrijpoort in een rechthoekige, kalkstenen omlijsting met schijnvoegen, met op de posten pilasters in rustica; geprofileerde druiplijst; hierboven een breed entablement met dezelfde afwerking, waarbinnen het wapenschild van de Sluse en de Boileau (zie supra); hierboven een geprofileerde druiplijst en een driehoekig fronton waarbinnen een mergelstenen oculus. Aan erfzijde is het poortgebouw voorzien van kleine, rechthoekige vensters uit de 19de eeuw, en een deur uit dezelfde periode; de twee vensters in kalkstenen omlijsting met negblokken dateren waarschijnlijk uit het laatste kwart van de 17de eeuw. Links, een getoogd venster en een getoogde deur, beide in kalkstenen omlijsting; de omlijsting van de deur is geprofileerd en voorzien van een gesculpteerde sluitsteen met rocaillemotief (1763).

  • Les Sluse et leur temps. Une famille, une ville, un savant au XVIIe siècle, Visé, 1985, nummer 56.
  • BUSSELS M., Het Kasteel van Hoepertingen, Nieuws uit Limburg, sine date, p. 31-32.
  • BORCHGRAVE d'ALTENA J. de, Décors anciens d'intérieurs mosans, Liège, 1930, pagina 36.
  • GENICOT L.F. (editor), Het groot kastelenboek van België, Brussel, 1976, pagina's 148-149.
  • WIJNEN C.-PETERS G.-PLEVOETS G., Onuitgegeven nota's, 1985.

Bron: PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Kasteelpark van Hoepertingen

  • Is deel van
    Hoepertingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel van Hoepertingen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31935 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.