erfgoedobject

Vicus van Rumst

archeologisch geheel
ID
308246
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/308246

Beschrijving

Algemene situering

De Romeinse nederzetting van Rumst en de huidige dorpskern liggen op een dekzandrug op de noordelijke oever van de samenvloeiing van de Nete en de Dijle, die zo samen de Rupel vormen. Van nature is dit een zeer strategische plek. In de buurt van de huidige dorpskern lopen enkele beken die uitmonden in de Rupel, zoals de Stuyvenbergloop ten westen van het dorp. Een eindje ten zuiden van Rumst situeert zich de samenvloeiing van de Dijle en de Zenne aan het zgn. Zennegat.

De zone is gesitueerd op een hoogte van ca. 5 tot 7 m TAW op de noordelijke oever van de samenvloeiing van de Dijle en de Nete. De dekzandrug waarop de site ligt sluit naar het noorden aan met de hoger gelegen cuesta van het Land van Boom.

Bodemkundig maakt Rumst deel uit van het zandleemplateau ten zuiden van Antwerpen. De bodemkaart geeft in de archeologische zone overwegend bebouwde zone (OB) aan, met uitzondering van een klein gedeelte ten zuiden van de Sint-Pieterskerk dat uit vergraven terreinen (OT) bestaat. Daarnaast zijn er ook enkele opgehoogde terreinen (ON). Ten noorden van de dorpskern bevinden zich groeven (OE). Hier wordt sinds lang klei ontgonnen. Planologisch staat de quasi volledige archeologische zone ingekleurd als bebouwd gebied.

Archeologische nota

Rumst is al lang gekend als een vindplaats van archeologische resten. De vele archeologische vondsten op het grondgebied van de gemeente wijzen op een belangrijke Romeinse nederzetting op het kruispunt van de Romeinse wegen naar de nederzettingen van Asse, Elewijt, Kontich en Antwerpen, en de rivieren Rupel, Dijle en Nete. De geschiedenis van Rumst is nauw verbonden met de ligging aan de samenvloeiing van de Dijle en de Nete en de aanwezigheid van kwalitatieve klei in de ondergrond. De Romeinse weg van Asse naar Kontich stak hier de Rupel of Nete over. Vondsten uit de 1ste tot en met 3de eeuw wijzen op een aanzienlijke bewoningszone in Rumst in de Romeinse periode. In de periode eind 2de eeuw-3de eeuw verrees op het Molenveld waarschijnlijk ook een militair kamp. Vanaf de middeleeuwen bestond Rumst uit een kleine dorpskern omgeven door velden. Zijn jaarmarkt werd bezocht door lakenhandelaars uit Walem en Duffel. Ook de financiers uit Walem waar het Brabantse muntatelier gevestigd was, waren er trouwe klanten. In de 9de eeuw zou Rumst een onderhorige villa geweest zijn van de villa dominicata van Grimbergen. Lange tijd werden de heren van Grimbergen vereenzelvigd met de familie Berthout. Deze zienswijze werd echter ondertussen ontkracht. Het gebied van de Heer van Rumst bestond uit Rumst, Terhagen, Boom, Willebroek, Ruisbroek en Heindonk. Tot 1290 behoorde Rumst tot het Land van Grimbergen.

In het verleden werden talrijke archeologische vondsten gemeld en enkele kleinschalige opgravingen uitgevoerd in Rumst en zijn directe omgeving. Aangezien er slechts kleine zones archeologisch onderzocht konden worden, is maar een erg fragmentair beeld gekend. Naast vondsten uit de prehistorie en de metaaltijden, valt vooral de grote hoeveelheid Romeinse sporen en vondsten in de dorpskern op. Waarschijnlijk kunnen deze geïnterpreteerd worden als onderdeel van een vicus, die gesitueerd was op het Molenveld.

Het Molenveld, toen een open ruimte tussen het dorp en de molen van Rumst, leverde in de eerste helft van de 19de eeuw al heel wat unieke Romeinse vondsten op: kostbare bronzen schalen en ketels, een beeldje en een bronzen votiefhand van de god Sabazius. De cultus van Sabazius werd waarschijnlijk door Romeinse soldaten vanuit het Oosten naar onze streken meegebracht. De bronzen hand uit Rumst is een uniek stuk voor Vlaanderen.

Verdere vondsten tussen het Romeins veld en het Molenveld in de tweede helft van de 19de en begin van de 20ste eeuw omvatten allerhande materiaal dat wijst op een nederzetting, zoals een betonnen vloer, verschillende dakpannen en scherven van aardewerk, onder meer van terra sigillata. Een van de dakpannen die in de 19de eeuw op het Molenveld werd gevonden, draagt de stempel ‘CGPF’, wat staat voor ‘Classis Germanica Pia Fidelis’, een verwijzing naar de Romeinse vloot die in het noorden van Gallië gelegerd was. In het jaar 89 kreeg de vloot de titel ‘Pia Fidelis’ (‘trouw en toegewijd’) voor zijn trouw aan de Romeinse keizer. Waarschijnlijk werden de dakpannen hier uit de lokale Rupelklei gemaakt en waren ze bestemd voor het leger. Hoewel Rumst in de provincie Gallia Belgica lag, behoorde het tot het operatiegebied van de classis Germanica. Dit was omdat de Rupel en haar bijrivieren deel uitmaakten van het stroomstelsel van de Schelde dat door de classis Germanica gecontroleerd werd. De inzet van deze vloot in Gallia Belgica gebeurde ook omdat ze het transport van goederen uit Gallia Belgica bestemd voor het leger in Germania Inferior moest verzorgen.

In deze periode zijn er ook meldingen van een Romeinse grafheuvel (tumulus) in Rumst, en de Romeinse noord-zuidverbinding naar Asse-Kontich, maar de precieze locatie hiervan blijft onbekend. Een opmerkelijke vondst op het Molenveld uit het begin van de 20ste eeuw is een bronzen Mercuriusbeeldje met ​​een korte reismantel op zijn linkerschouder en een gevleugelde helm. In zijn rechterhand houdt hij een geldbuidel; de linkerhand met de staf ontbreekt.

In de jaren 50 werd aan de zuidkant van het Molenveld een Romeinse zegelring met de afbeelding van een krijger aangetroffen.

Tussen 1987 en 1996 vonden opgravingen plaats aan het Molenveld en aan de zuidelijker gelegen Nijverheidsstraat. Hierbij trof men duidelijke sporen aan van een Romeinse nederzetting uit de 1ste eeuw-3de eeuw. Deze nederzetting bestond uit houten huizen in leemvakwerk. Deze huizen hadden halfondergrondse kelders, verstevigd met houten palen en planken. Hier bewaarde men voedsel in voorraadpotten en kruiken. In de opvulling van één van de kelders werden verschillende muntgietmallen uit de 3de eeuw gevonden. Opmerkelijk is dat munten in de Romeinse periode meestal geslagen werden in officiële muntateliers. Het feit dat er in Rumst munten gegoten werden, wijst misschien op een tekort aan wisselgeld voor de lokale markt of zelfs valsemunterij. Naast huisplattegronden vond men ook verschillende structuren die wijzen op artisanale activiteiten. Vici maakten deel uit van een ruim handelsnetwerk. Er vond zowel een import als een export van producten plaats. Een belangrijke ontdekking was de vondst van een pottenbakkersoven van een zeldzaam type, waarbij de ovenplaat rust op radiaal geplaatste muurtjes. De lokale aardewerkproductie in deze oven kan waarschijnlijk in de 2de eeuw gesitueerd worden. Fragmenten van hersmolten glas wijzen mogelijk op lokale glasproductie. Ook vond men een grote hoeveelheid fragmenten van tegula's, waaronder enkele gave tegula’s met de merktekens C en V. De afvalkuilen in deze nederzetting bevatten allerhande materiaal zoals aardewerk, beenderen, steenkoolfragmenten, ijzeren ringen, bronzen lederbeslagstukken en fragmenten van terracottabeeldjes uit de Gallo-Romeinse periode. Twee terracottafragmenten zijn afkomstig van paardenbeeldjes, die soms in verband gebracht worden met de cultus van de Keltische godin Epona, beschermster van de paarden en vruchtbaarheidsgodin. Oudere bewoning uit de vroege en midden-ijzertijd werd eveneens aangetroffen in deze kern.

Op het einde van de 2de-eerste helft van de 3de eeuw zou een militair kamp zijn ingericht bij de vicus op het Molenveld. De belangrijkste aanwijzing hiervoor is een verdedigingscomplex bestaande uit een wal en twee grachten, allemaal in noordoost-zuidwestelijke richting, en parallel aan elkaar gelegen. De 4 m brede wal wordt gevormd door een dubbele palenrij, op 5 m voorafgegaan door een ca. 3,2 m brede en 1,75 m diepe spitsgracht. Op 15 m voor de wal ligt een gracht van ca. 1,3 m breedte en trapeziumvormig in doorsnede. De grachten en de wal zijn over een lengte van 25 m vastgesteld. De dubbele palenrij zou afkomstig zijn van een hout-aardewal met een dubbele houten beschoeiing. Deze sporen kunnen in verband worden gebracht met een legerkamp. Dit kamp zou bevolkt zijn door hulptroepen. De site op het Molenveld vertoont vooral overeenkomsten met forten uit Germania Inferior. Verschillende vondsten, waaronder delen van militair paardentuig, wijzen mogelijk op een cavalerie-eenheid. Ook de dakpan met stempel ‘CGPF’ is met zekerheid als militair te bestempelen. De uitbouw van het kamp kan worden gezien in het kader van de toenemende druk op de grenzen van het Romeinse Rijk tijdens deze periode. Op het einde van de 2de eeuw zijn er immers invallen van de Chauken, een Germaanse stam die de Romeinen dwingt hun verdedigingsstrategie te herzien. Waarschijnlijk bouwden de Romeinen een verdediging in de diepte uit met steunpunten op strategische plaatsen als rivieroversteekplaatsen. De aard en de constructie van het verdedigingssysteem in Rumst tonen dat het waarschijnlijk om een semi-permanent legerkamp ging. Het kamp van Rumst was dus waarschijnlijk maar tijdelijk in gebruik.

Op basis van de huidige gegevens kan het einde van de nederzetting geplaatst worden in het derde kwart van de 3de eeuw, omstreeks de tijd van nieuwe Germaanse invallen in de jaren 250-270. Of het einde van de nederzetting samenvalt met het einde van het verdedigingssysteem is onzeker.

Afbakening

Om de uitgestrektheid van de site Molenveld te bepalen trachtte men tijdens de opgravingen van 1987-1996 ook in oostelijke richting verder onderzoek te doen. Dit bracht aan de oostkant van het Molenveld nog een afvalkuil met materiaal uit de Gallo-Romeinse periode aan het licht. Ook recenter in 2017 voerde men gravend onderzoek uit aan de oostkant van het Molenveld. Voor aanvang van de werken was er rekening gehouden met een situering van het plangebied binnen de Romeinse vicus van Rumst. Na analyse van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek kon men hierover echter geen uitsluitsel verschaffen. De hoge grondwatertafel was mogelijk de belangrijkste reden voor het nagenoeg ontbreken van relevante archeologische sporen. De lage densiteit aan sporen en vondsten zou er ook op kunnen wijzen dat men zich hier aan de rand van de vicus bevindt. Aan de Veerstraat, ten zuidoosten van het Molenveld, werden tijdens verbouwingswerken aan een woning in 1986 een aantal losse vondsten gedaan, waaronder terra sigillata uit de 2de eeuw. Of hiermee de zuidelijke rand van de vicus bereikt werd is onduidelijk. Vermoedelijk vormde de Rupel zelf de zuidelijke grens van de nederzetting.

Mogelijk was de Romeinse nederzetting veel uitgestrekter dan het Molenveld. Ten noorden van de dorpskern van Rumst werden in het verleden heel wat archeologische vondsten gedaan tijdens grootschalige kleiontginning. Onder meer een grafveld kwam aan het licht. Volgens sommigen was dit het bijbehorende grafveld van de vicus, gelegen ten noorden van de nederzetting. Meestal waren de necropolen immers aan een Romeinse weg en buiten de eigenlijke nederzettingskern gelegen. Het is echter onduidelijk of het grafveld uit de Romeinse of uit een oudere periode dateert. Bovendien werd het volledig vernield door kleigroeven.

Ook tijdens verbouwingswerken in 1861 aan de Sint-Pieterskerk een eind naar het oosten, trof men Romeins materiaal aan. Herbruik van Romeins materiaal werd vastgesteld in de funderingen en de toren. De kans bestaat dat het om recuperatie van bouwmateriaal gaat van de site rond het Molenveld. De mogelijkheid bestaat echter ook dat er onder de huidige kerk Romeinse sporen in situ aanwezig zijn.

Iets ten oosten van de kerk bevindt zich ten slotte een oude Netemeander. Deze meander werd afgesneden bij de aanleg van de autosnelweg E19. Volgens sommigen brachten baggerwerken hier in de jaren 70 ‘emmers vol Romeinse munten’ naar boven. Aangezien men mag veronderstellen dat Romeinse schepen in Rumst aanmeerden, zouden, naast de resten van een houten brug als oversteekplaats, ook aanlegsteigers, houten kades of primaire haveninfrastructuur aanwezig kunnen zijn in de zone van de rivierbeddingen en zgn. ‘killen’ of inhammen van Nete en Rupel. Tot in de vorige eeuw werden deze killen gebruikt voor het meren van boten maar ook om goederen zo kort mogelijk tot in het dorpscentrum van Rumst te brengen.

  • ANNAERT R. 2012: Rumst-3-Rivierensite, ongepubliceerd rapport Onroerend Erfgoed.
  • BATEN I. & HUYBRECHTS W. 2002: De historische bedding van de bevaarbare Nete, Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud, s.l.
  • BAUWENS-LESENNE M. 1965: Bibliografisch Repertorium der Oudheidkundige vondsten in de provincie Antwerpen (Vanaf de vroegste tijden tot de Noormannen), Oudheidkundige repertoria. Reeks A. Bibliografische repertoria, Oudheidkundige repertoria. Reeks A. Bibliografische repertoria, Brussel.
  • DHAEZE W. 2011: De Romeinse kustverdediging langs de Noordzee en het Kanaal van 120 tot 410 na Chr., Gent.
  • JACOBS B. & SEVENANTS W. 2010: Rumst-Molenveld. Romeinse nederzetting, Romeins kamp, Archeologie in de provincie Antwerpen 7.
  • MANDART Y. & WARMENBOL E. 2018: Une statuette de Mercure découverte à Rumst (prov. Antwerpen), anciennement dans la collection Louis Stroobant (1862-1950), Signa 7, 161-165.
  • MESTDAGH B. & BRACKE M. 2017: Archeologische prospectie Rumst Romeins veld (prov. Antwerpen), basisrapport, Ingelmunster.
  • PLOMTEUX G., STEYAERT R. & WYLLEMAN L. 1985: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 10N3 (Ru-Z), Brussel-Gent.
  • SCHELTJENS S. 2008: Onderzoek naar Gallo-Romeinse phalerae als onderdeel van Romeinse militaire paardenuitrusting. De militaire site te Rumst-Molenveld als uitgangspunt voor de studie van Gallo-Romeinse phalerae in Vlaanderen, onuitgegeven Masterthesis Vrije Universiteit Brussel.
  • SEVENANTS W. 1991: Rumst: In het spoor van haar verleden. Eerste resultaten van 3 jaar archeologisch bodemonderzoek te Rumst-Molenveld, Mechelen.
  • SEVENANTS W. & SAEY T. 2020: Archeologisch onderzoek naar het kasteel van Rumst (prov. Antwerpen). Resultaten van het bureauonderzoek, landschappelijk booronderzoek en geofysisch onderzoek, ongepubliceerd rapport.
  • SEVENANTS W. & VAN HEES J. 1988: The Roman coin moulds of Rumst (Belgium), Acta Archaeologica Lovaniensia 26-27, 29-39.
  • STROOBANT L. 1936: Bijdrage tot de voorgeschiedenis van Rumst, Oudheid en Kunst. Algemeen tijdschrift voor Kempische geschiedenis, jg. XXVII,11.3, 63-75.
  • STROOBANT L. 1904-1905: La Taxandrie préhistorique, Taxandria 2, 205-206.

Auteurs: In 't Ven, Ingrid
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Vicus van Rumst [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/308246 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.