erfgoedobject

Kikbeek

archeologisch geheel
ID
307805
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307805

Beschrijving

Algemene situering

Opgrimbie Kikbeek bevindt zich aan de oostelijke rand van het Kempisch Plateau. In het noordelijke droogdal van het plateau is een voormalige zand- en grindgroeve gelegen, waarin laatglaciale paleobodems beschreven werden die enkele vuurstenen artefacten uit de steentijd bevatten (Opgrimbie 1). Ten zuiden hiervan werd in 1969 een mesolithische site op een paraboolduin aan de voet van de steilrand van het Kempisch Plateau opgegraven en Opgrimbie-Onder de Berg gedoopt. De opgegraven zone bevatte een goed bewaarde podzolbodem, waaronder dezelfde paleobodems werden waargenomen. Net ten oosten hiervan was ten tijde van de opgraving een ven gelegen waarin de aanwezigheid van veen werd vastgesteld. In het zuiden van de AZ werd tenslotte een mesolithische site opgegraven(Opgrimbie-De Zijp), een 200-tal meter ten oosten van de steilrand. Deze bevond zich in eerder vlak terrein. De artefacten bevonden zich in een ploeglaag en in geel zand hieronder. In de zuidelijke rand van de AZ begint de moerassige zone rond de Zijpbeek.

De bodemkaart toont profielklassen g, f en X, die in dit gebied gelezen kunnen worden als respectievelijk goed ontwikkelde podzolen op laatglaciale of oudere sedimenten, relatief recent en daardoor zwak ontwikkelde podzolen op geërodeerde oppervlakken (voornamelijk de helling van de steilrand en de droogdalen), en subrecente duinzanden zonder profielontwikkeling. De observaties bij de opgravingen spreken de bodemkaart echter tegen: de duin waarop Opgrimbie-Onder de Berg werd opgegraven, vertoonde bijvoorbeeld podzolen i.p.v. profielklasse X. De bodemkaart lijkt soms ook tegenstrijdig met de geomorfologische logica van de topografische eenheden in het gebied. De verschillende bodemtypes zijn ongetwijfeld wel aanwezig binnen de AZ, maar de bodemkaart lijkt weinig betrouwbaar voor het ruimtelijk voorkomen ervan. De hellingen van de steilrand zijn doorgaans bebost met naaldwoud. De lagere delen zijn eveneens bebost of met heide begroeid, met een beperkt aantal percelen  in gebruik als akker of weiland.

Archeologische nota

In 1969 werd voor het eerst een bodem uit het Bølling interstadiaal (warmere periode tijdens het einde van de laatste ijstijd, van 14600 tot 14100 cal BP) beschreven in een profiel in de zandgroeve (Paulissen & Munaut 1969). Hierboven bevond zich een Allerød-bodem. Beide bodems gaan naar het oosten over in veenlagen. Onder de onderste veenlaag, met Bølling-datering, werd een goed bewaarde afslag in zwarte fijnkorrelige silex in situ aangetroffen. In de Usselobodem (Allerød) werd een kern in lichtgrijze grofkorrelige silex gevonden. Onderaan het profiel, maar ongetwijfeld uit gelijkaardige context afkomstig, werden bovendien een kern, een corticale afslag, een proximaal klingfragment en een schrabber in zwarte silex aangetroffen (Paulissen & Vermeersch 1978; Vermeersch 1971). Er werd hier een uitgebreide geomorfologische studie uitgevoerd, maar geen verder archeologisch onderzoek. Deze context biedt echter de best mogelijke bewaringstoestand voor finaalpaleolithische sites in zandbodems, en vindplaatsen in deze context zijn zeer zeldzaam, niet enkel in Vlaanderen maar tevens internationaal. De aanwezigheid van een Bølling-bodem is daarnaast nagenoeg uniek, wat een unieke mogelijkheid biedt om ook naar uitstekend bewaarde steentijdsites uit deze deelperiode van het laatglaciaal gericht te prospecteren. Bij een terreinbezoek in 2015 van het agentschap Onroerend Erfgoed werd de aanwezigheid van beide bodems bevestigd langs de nieuw gegraven loop van de Kikbeek, en werd opnieuw een artefact aangetroffen in het profiel van de Usselobodem. 

Net ten zuiden van de Weg naar Zutendaal werd eveneens in 1969 een mesolithische site (Opgrimbie-Onder de Berg) opgegraven op een duin aan de voet van de steilrand van het Kempisch Plateau (Vermeersch 1969, 1974; Vermeersch et al. 1973). Er werden 14909 artefacten opgegraven uit een goed bewaarde podzolbodem. Onder deze bodem bevonden zich echter opnieuw twee bleke horizonten die door middel van palynologisch onderzoek eveneens aan het laatglaciaal konden toegewezen worden. Deze niveaus werden echter niet opgegraven maar enkel in een diepere profielput beschreven. Naast de aanwezigheid van een zeer mooie mesolithische site strekt het potentieel voor de aanwezigheid van uitstekend bewaarde finaalpaleolithische sites zich dus minstens tot hier uit. De duin keek tevens uit op een ven, waarin holoceen veen werd aangetroffen. Dit ven lijkt op de kleuren orthofoto’s van 2012 nog zichtbaar in het racecircuit Duivelsberg.

Verder naar het zuiden werden in 1982 vier concentraties van lithische artefacten opgegraven (Opgrimbie-De Zijp) in een andere context: iets verder van de steilrand (ongeveer 200 m) en op relatief vlak terrein (Janssen 1984a; Van Peer et al. 1984). De site leek zowel mesolithische als finaalpaleolithische artefacten te bevatten, en aan de oppervlakte werd hier tevens neolithisch materiaal ingezameld (Janssen 1984b; Lesenne 1984). De bewaringstoestand was iets minder goed ten gevolge van de landbouwactiviteiten op dit perceel, maar een belangrijk deel van de artefacten bevond zich toch nog onder de ploeglaag (Van Peer 1996). De relatie van steentijdsites in deze topografische positie met steentijdsites aan de voet van de steilrand verdient tevens meer aandacht. De overgangspositie tussen twee verschillende landschappen, het Kempisch Plateau en de Maasvallei, is mogelijk zeer bepalend geweest voor de prehistorische nederzettingskeuze, maar toekomstig onderzoek van dit soort sites is echter onontbeerlijk om dit al dan niet te staven.

Samenvattend bevat de archeologische zone veel potentieel voor de verdere aanwezigheid van steentijdsites in drie verschillende contexten aan de rand van de Maasvallei: uitstekend bewaarde finaalpaleolithische sites in begraven paleobodems aan de voet van de steilrand, mesolithische sites nabij het huidige oppervlak op hogere plaatsen aan de voet van de steilrand, en sites uit beide periodes in de lagere delen verder van de steilrand.

In de archeologische zone zijn drie verschillende graden van bewaring vastgesteld:

1) De bewaringstoestand van steentijdsites in begraven paleobodems is de best mogelijke in droge zandbodems en kan dan ook uitstekend genoemd worden. Deze bewaringstoestand is tevens zeer zeldzaam.

2) De bewaring van steentijdsites in goed bewaarde podzolbodems, zoals te Opgrimbie-Onder de Berg, is nog zeer goed. De locatie van de opgraving Opgrimbie-Onder de Berg is ondertussen echter in gebruik als raceparcours, wat ongetwijfeld verstoringen van de bodem veroorzaakt heeft.

3) De bewaringstoestand op landbouwgrond is minder goed, maar de aanwezigheid van artefacten onder de bouwvoor laat wel toe om deze site per site te evalueren.

De ruimtelijke uitbreiding van de begraven paleobodems is slechts beperkt gekend. In de groeve is een profiel beschreven, evenals te Opgrimbie-Onder de Berg. Het is niet zeker of de bodems daartussen steeds aanwezig zijn, maar dit dient toch minstens nader bepaald te worden door middel van paleolandschappelijk onderzoek. Daarom worden deze locaties samen in één archeologische zoe opgenomen. Verder wordt de topografische eenheid waarop ze zich bevinden, de voet van de rand van het Kempens Plateau, verder vervolgd vanaf het noorden van de groeve tot aan het volgende grotere droogdal ten zuiden hiervan, iets voorbij Opgrimbie-De Zijp. In deze iets hoger gelegen positie aan de voet van de steilrand worden tevens sites vergelijkbaar met Opgrimbie-Onder de Berg verwacht. Naar het oosten wordt de topografische positie van Opgrimbie-De Zijp meegenomen, aangezien de relatie van de sites in deze positie met de sites aan de voet van de steilrand nog onbekend is. De zone wordt in het westen afgebakend door de steilrand van het Kempens Plateau, waarvan verwacht kan worden dat de helling geërodeerd is en bijgevolg geen sites (meer) bevat.

Door hun uitstekende bewaringstoestand laten sites in begraven paleobodems meer detailonderzoek toe dan gebruikelijk. Ze stellen tevens minder problemen naar datering en homogeniteit. Ze betekenen dan ook belangrijke bronnen voor onderzoek naar de laatglaciale bewoning van Vlaanderen. Het voorkomen van mesolithische en finaalpaleolithische sites in andere contexten binnen hetzelfde gebied laat toe om dit onderzoek diachroon en op een veel ruimer landschappelijke niveau te voeren.

Finaalpaleolithicum en mesolithicum in en aan de rand van de Maasvallei is nog maar beperkt gekend. Door verschillende landschappelijke en bodemkundige contexten binnen één archeologische zone, en de potentieel goede tot uitstekende bewaringtoestand, kan archeologisch onderzoek in deze zone ongetwijfeld belangrijke nieuwe inzichten opleveren over de vroegholocene en laatglaciale jagers-verzamelaars, hun landgebruik, hun economie, hun bewoningsstrategie, evoluties hierin doorheen de tijd, de band met het omringende landschap, enz. De begraven paleobodems en organische sedimenten maken het mogelijk om dit te plaatsen in het toenmalige natuurlijke landschap en de evolutie ervan.

De sites zijn mogelijk typerend voor finaalpaleolithische en/of mesolithische bewoning aan de rand van de Maasvallei, en bij uitbreiding in valleien van grote rivieren.

Het voorkomen van artefacten in een begraven paleobodem is uiterst zeldzaam in Vlaanderen en het voorkomen van een uitsluitend uit de Bølling stammende bodem is nagenoeg uniek. Het profiel in de zandgroeve is tevens de typelocatie voor deze bodem. Daarnaast zijn momenteel slechts enkele steentijdsites aan de voet van de oostelijke rand van het Kempisch Plateau gekend, en het is uniek dat zich hier meerdere sites in verschillende contexten samen in één zone bevinden.

  • JANSSEN J. 1984: Opgrimbie "De Zijp". Twee vroegmesolithische concentraties? Materiaalstudie en poging tot een synthese, onuitgegeven verhandeling Katholieke Universiteit Leuven.
  • JANSSEN L. 1984: Aardewerk uit de neolithische site van Opgrimbie, Limburg 62, 7-10.
  • LESENNE M. 1984: Aardewerk uit het neolithische site van Opgrimbie, Archeologie 1984.1, 47.
  • PAULISSEN E. & MUNAUT A. 1969: Un horizon blanchâtre d’âge Bølling à Opgrimbie, Acta Geographica Lovaniensia 7, 65-91.
  • PAULISSEN E. & VERMEERSCH P.M. 1978: Epipaleolithische kern in Usselo-laag te Opgrimbie, Archeologie 1978.2, 62-63.
  • VAN PEER P. 1996: Multivariate statistics, spatial analysis and the taphonomic history of a holocene prehistoric site In: LODEWIJCKX, M. (ed.), Archaeological and historical aspects of West-European societies. Album Amicorum André Van Doorselaer, 453-466.
  • VAN PEER P., JANSSEN J. & VERMEERSCH P.M. 1984: Opgrimbie-De Zijp: deux concentrations lithiques a affinités epipaléolithiques et mésolithiques, Notae Praehistoricae 4, 9-16.
  • VERMEERSCH P.M. 1969: Opgrimbie: mesolithisch site, Archeologie 1969.1, 19.
  • VERMEERSCH P.M. 1971: Quelques outils du Paléolithique moyen et supérieur trouvés récemment dans le Nord-Est de la Belgique, Bulletin de la Société Royale Belge d'Anthropologie et de Préhistoire 82, 185-192.
  • VERMEERSCH P.M., PAULISSEN E. & MUNAUT A. 1973: Fouilles d'un site mésolithique à Opgrimbie (Limbourg belge), Bulletin de la Société Royale Belge d'Anthropologie et de Préhistoire 84, 97-152.
  • VERMEERSCH P.M. & PAULISSEN E. 1974: Een mesolithisch site te Opgrimbie. In: SMEESTERS, J. (ed.), Handelingen. Archeologisch congres - Tongeren, 11-14 november 1971, 174-178.
  • VERMEERSCH P., PAULISSEN E. & MUNAUT A. 1973: Fouilles d'un site Mésolitique à Opgrimbie (Limbourg belge), Acta Archaeologica Lovaniensia 6, 106-123.

Bron: AZ dossiers
Auteurs: Van Gils, Marijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kikbeek [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307805 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.