Burgerhuis in cottagestijl, als eigen woning gebouwd door de architect Guillaume Peeters, naar een ontwerp uit 1925. Een boven de plint ingemetselde ‘eerste steen’ draagt de inscriptie “8.8.25” (8 augustus 1925). De architectenwoning maakt deel uit van een homogeen ensemble van cottagewoningen Koninklijkelaan 111 tot 121, waarvan Peeters in 1927-1928 ook de aanpalende nummers 111, 113 en 115 ontwierp.

Guillaume Peeters was actief van 1905 tot eind jaren 1930 en bouwde met name conventionele burgerhuizen, meergezinswoningen en villa’s in eclectische stijl, cottagestijl en art-decostijl. Tijdens het interbellum had de architect talrijke bouwopdrachten in nieuw Berchem, waar hij zelf ook resideerde. Behalve Koninklijkelaan 111 tot 117, zijn gelijkaardige cottagewoningen van Peeters bekend in de nabijgelegen Lodewijk Gerritslaan 35, 41 en 43. Zij onderscheiden zich door een pittoresk karakter, geïnspireerd op de traditionele Engelse vakwerkbouw, met een levendige vormgeving en een kleurrijke materiaalcombinatie van baksteen, natuursteen en houtbouw.

De rijwoning heeft een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, en telt twee bouwlagen onder een complex zadeldak (nok parallel aan de straat, rode pannen) met een klimmende dakkapel. De opstand is opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband met knipvoegen, verlevendigd door een tegelverband in een borstwering en boogveld. Blauwe hardsteen is gebruikt voor de plint, witte natuursteen, voor hoekblokken, kraagstenen, lateien, waterlijsten, vensterposten, lekdrempels en onderdorpels. Asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het brede risaliet in de rechtertravee, dat wordt bekroond door een houten puntgevel in stijl- regelwerk met bepleisterde vakken. Deze rust in overkraging op gekoppelde korbelen en kraagstenen, wordt geopend door een venster op gekoppelde korbelen, en is afgewerkt met een keperlijst op gestrekte uiteinden. Een bow-window accentueert de begane grond, bekroond door een balkon met houten borstwering tussen postamenten, vóór het drielicht met gelede waterlijst van de eerste verdieping. In de linkertravee draagt een trappenbordes de inkomdeur met getralied zijlicht boven de brievenbus. Het wordt beschermd door een driehoekige houten luifel met vakwerkspant op kraagstenen en leien afdekking. Erboven een rechthoekig venster met lekdrempel en onderdorpel, boogveld en waterlijst, en als gevelbeëindiging een houten kroonlijst op consooltjes. De houten inkomdeur is bewaard, het vensterschrijnwerk vernieuwd naar het oorspronkelijke model van overwegend guillotineramen met kleine roeden in het bovenlicht. De voortuinafsluiting met sierlijke smeedijzeren hekken tussen bewerkte hardstenen posten is bewaard.

De plattegrond van de volledig onderkelderde rijwoning, wijkt door enkele inventieve ingrepen af van de conventionele typologie van het burgerhuis. Volgens het bouwplan is de woning georganiseerd rond de zijdelings ingeplante, bijna vierkante traphal met bovenlicht. Een enfilade van salon, eetkamer en overdekt terras beslaat de begane grond, geflankeerd door de inkom- en traphal, en de keuken annex pomphuis en wc. Trapezoïdaal van vorm sluit de eetkamer enerzijds aan op de inkom- en traphal en anderzijds op de keuken, die onderling verbonden zijn door de vestiaire. Op de eerste verdieping wordt de traphal omringd door drie slaapkamers waarvan één met terras, en aan de straatzijde een badkamer. Het dakniveau biedt ruimte aan een voor- en mansardekamer, en twee zolders.

De oorspronkelijke interieurinrichting draagt het stempel van de Engels geïnspireerde ‘Old English’-stijl, met in het salon een houten lambrisering, cassettenplafond en een schouw betegeld in Delftsblauw, en een eiken bordestrap in de traphal.