erfgoedobject

Wederopbouwhoeve

bouwkundig element
ID
307461
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307461

Beschrijving

Dieper gelegen wederopbouwhoeve uit de eerste helft van de jaren 1920 met gebouwen in vierkantopstelling. Aan de noordzijde van het erf staat een kleine langgestrekte hoeve in vakwerk, een zeldzaam geworden voorbeeld van de eerste bescheiden bebouwing op een hoevesite uit de eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog.

Historiek

De hoevesite klimt mogelijk op tot minstens het einde van de 18de eeuw. Op de Ferrariskaart (1771-1778) is dichtbij de huidige hoeve een kleine hoeve met één bouwvolume weergegeven. Dit is wellicht het hoevetje dat is afgebeeld op de Atlas der Buurtwegen (1841), zestig meter ten noordoosten van de huidige hoeve. Zowel de Atlas der Buurtwegen, de Vandermaelenkaart (1846-1854) en de Poppkaart (circa 1850) tonen voor dezelfde toestand: een west-oost gerichte lange vleugel met centrale achterbouw, een kleiner haaks gericht gebouw aan de oostzijde en een verder gelegen klein gebouw aan de westzijde, misschien een bakoven. In 1908 werd de lange vleugel verlengd naar het oosten en werd het oostelijke gebouw vergroot, waardoor een hoeve in L-opstelling ontstond.

Na de Eerste Wereldoorlog werd voor eigenaar P. A. Roussel-Vanysacker een nieuwe hoeve gebouwd, ten zuidwesten van de verwoeste vooroorlogse hoeve. In afwachting van de bouw van de nieuwe hoeve werd eerst een kleine langgestrekte hoeve opgetrokken in hergebruikte bouwmaterialen. Dit gebouw uit 1919-1923 bevatte alles wat minimaal nodig was om terug een landbouwbedrijf op te starten: een leefruimte, een bakoven, een wagenhuis, een stal voor twee dieren en een zolderruimte. Dit eerste hoevegebouw werd niet kadastraal ingetekend, ook niet bij de bouw van de wederopbouwhoeve, wat er op wijst dat het als een tijdelijk gebouw was bedoeld. De wederopbouwhoeve werd gebouwd in 1924 (kadastrale intekening in 1925). De drie gebouwen (woonhuis, schuur en stalvleugel) werden opgesteld in U-vorm. Het eerste hoevegebouwtje bleef bewaard aan de noordzijde van het erf.

In de tweede helft van de 20ste eeuw werden stallen aangebouwd tegen de zijgevel van het woonhuis en tegen de west- en noordgevel van de stalvleugel.

Beschrijving

De dieper gelegen hoeve is bereikbaar langs een oprit aan de Zandvoordestraat. De toegang tot het erf wordt gemarkeerd door twee bakstenen hekpijlers met ezelsruggen. Het erf is deels verhard met bouwpuin, waaronder abristenen. De hoeve omvat aan de zuidzijde het woonhuis met voortuin, aan de oostzijde de stalvleugel, aan de westzijde de schuur en aan de noordzijde van het erf het eerste hoevegebouwtje uit 1919-1923. De poel naast de hoeve ligt op de plaats van het erf van de vooroorlogse hoeve.

Het woonhuis, de stalvleugel en de schuur zijn opgetrokken in rode baksteen met gecementeerde plinten en trekankers voor de balklagen en de dakkappen. Regionalistische architectuurvormen zijn de zadeldaken (platte pannen) met dakranden op modillons, de dakkapellen met puntgevels en het decoratief baksteenmetselwerk. De puntgevels van de gebouwen zijn versierd met hoeklisenen en een fries van baksteenstrekken langs de dakhelling.

Het woonhuis bevat naar traditioneel gebruik een kelder en een opkamer, hier in de noordwesthoek van het huis. Achter de later aangebouwde stal bevindt zich in de oostzijde van het huis wellicht de vroegere paardenstal. De voorgevel van het woonhuis is als representatieve gevel versierd met contrasterend metselwerk in rode en gele baksteen. De overspanningen van de deur- en vensteropeningen bestaan afwisselend uit gele en rode strekken en onder de dakrand loopt een mijterfries in gele baksteen. Het zadeldak bevat aan de straatzijde twee dakkapellen met zoldervenster. Er zijn twee schoorstenen, één op de westelijke puntgevel, de ander centraal op de nok. De achtergevel is zonder decoratief baksteenmetselwerk. De originele indeling van de venster- en deuropeningen is bewaard. De twee keldergaten en evenveel vensteropeningen erboven duiden de plaats aan van de kelder en de opkamer. Enkele vensters en deuren bezitten nog het oorspronkelijke schrijnwerk.

De schuur bevat een gevelhoge poort naast de dwarsas en twee lagere poorten in de uiteinden. De gevelhoge poort bedient de doorrit van de schuur, de laterale poorten behoorden tot de wagenhuizen. De drie poorten worden overspannen door metalen draagbalken. De deur naast de gevelhoge poort behoort wellicht tot de aardappelkelder. De houten luiken van de grote poort en de deur zijn oorspronkelijk. In het baksteenmetselwerk van de schuur zijn verluchtingsspleten uitgespaard. De zijgevels van de schoor worden geschoord door centrale, overhoeks geplaatste steunberen, geflankeerd door twee laadopeningen ter hoogte van de zolder.

De buitengevels van de stalvleugel zijn grotendeels verborgen achter de later aangebouwde stallen. De gedeeltelijk zichtbare noordelijke puntgevel bevat centraal een blind rondboogvenster. In de achtergevel bevindt zich een dakkapel met puntgevel.

Aan de noordzijde van het erf staat het thans bouwvallige eerste hoevegebouwtje (11,5 x 6 m) uit 1919-1923, een vakwerkbouw met opvulling in geel-bruine baksteen. De wanden bestaan uit een bakstenen onderbouw en een stijlenconstructie tussen twee muurplaten. De stijlen zijn afwisselend met schoren verstevigd. Deuren en vensters zijn met dwarsbalken uitgespaard in de vakken tussen de stijlen. De westelijke zijgevel is volledig in baksteen opgetrokken. De geveltop van de oostelijke zijgevel bestaat uit een beplanking aan beide zijden van de centrale bakstenen schoorsteen. De dakkap is een gordingenkap op schaargebinten en met een nokgebint. De onderdelen zijn niet op elkaar ingelaten maar koud tegen elkaar genageld, wat wijst op een snelle opbouw. Inkepingen op de stijlen van het houtskelet wijzen op hergebruikt hout. Het hout van de stijlen is in naaldhout (fijnspar, grove den en zilverden), dat mogelijk is gerecupereerd uit militaire constructies van het front van de Eerste Wereldoorlog. De indeling van het hoevegebouwtje is drieledig. In het westen bevindt zich het wagenhuis, met een poort onder een metalen draagbalk. Het centrale deel bevat de stal, met staldeur aan de erfzijde en een staldeur en stalvenster aan de achterzijde. In het oostelijke deel is de oven ondergebracht. De binnenwanden van het hoevegebouwtje zijn met leem bestreken.

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Zonnebeke, 4de afdeling (Geluveld), 1909/12, 1925/48.

Auteurs: Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

De kleine langgestrekte hoeve in vakwerk, aan de noordzijde van het erf, is ingestort.

  • Informatie verkregen van de Intergemeentelijke Onroerenderfgoeddienst CO7 (18 november 2022).
Auteurs: Jacobs, Els
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Wederopbouwhoeve [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307461 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.