erfgoedobject

Eenheidsbebouwing

bouwkundig element
ID
307332
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307332

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Eenheidsbebouwing
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Dit ensemble van acht burgerhuizen in eclectische stijl werd in 1908 ontworpen door de architect Eduard Rigelle. De opdrachtgever was aannemer Camiel Focquet-Fassart. Focquet-Fassart bezat een aannemersbedrijf dat gevestigd was in Sint-Amandsberg en dat in 1903 wel 55 personeelsleden in dienst had, een aanzienlijk aantal. Het bedrijf realiseerde verschillende gebouwen in de wijk, waaronder woningen in de Aannemersstraat (nummers 16, 36, 58-60, 72 en 74), de Bouwmeestersstraat (nummer 29) en de Scheldestraat (nummers 107-113). Rigelle maakte voor het aannemersbedrijf ook het ontwerp van de woning in de Aannemersstraat nummer 72. Behalve het eclectische ensemble in de Scheldestraat 14-28 en 107-113 kregen alle gekende woningen die door Focquet-Fassart gebouwd werden een ontwerp in art-nouveaustijl of minstens met art-nouveau-inslag.

Dit gedeelte van de Scheldestraat wordt gekenmerkt door een heterogene bebouwing van rijwoningen van overwegend drie bouwlagen. Door het grote aantal woningen en de eenheid van stijl domineert het ensemble op de nummers 14 tot 28 de straatwand in dit deel van de straat. Het ensemble vertoont qua materialiteit, stijl en details zoals tegeltableaus verwantschap met de tegenoverliggende nummers 17 en 21.

Het ensemble bestaat uit acht gelijkaardige rijwoningen waarbij verschillende identieke geveltypes van links naar rechts afgewisseld worden volgens het schema: A–A–B–C–C–B–A–D. De bouwaanvraag voorzag een symmetrisch schema A-A-B-C-C-B-A-A, maar de laatste woning in de rij kreeg uiteindelijk een ander geveltype, dat verder niet in de reeks voorkomt.

De woningen tellen drie bouwlagen onder een asymmetrisch, pannen zadeldak met nok parallel aan de straat, waarbij type B een iets lagere nokhoogte heeft. De lijstgevels hebben een veelkleurig, bakstenen parement op een vlakke of van imitatievoegwerk voorziene, gecementeerde plint die hoger is uitgevoerd dan op de plannen is aangegeven. De hoofdkleur van het gevelvlak van de panden is geel, behalve bij nummer 26, waar de hoofdkleur rood is. Details als parallelle, horizontale banden en andere accenten in contrasterende kleuren verlevendigen het gevelvlak, net als de kleine tegeltableaus die voorkomen bij de derde bouwlaag. De gevels werden volgens de plannen bovenaan afgelijnd door een uitkragende, geprofileerde, houten kroonlijst op modillons, die echter alleen bij nummers 16, 20 en 28 bewaard bleef. Nummer 28 bewaart als enige van het ensemble het oorspronkelijke schrijnwerk met roedeverdeling voor de ramen, nummer 18 bewaart de oorspronkelijke houten voordeur, hoewel het bovenlicht vereenvoudigd werd.  

Type A heeft een onregelmatige travee-indeling. De gelijkvloerse verdieping telt twee ongelijke traveeën met rechthoekige gevelopeningen. Aan de rechterzijde leidt een hardstenen trede, geflankeerd door een gietijzeren voetschraper in de plint, naar de voordeur onder een hardstenen latei op hoekconsoles. Een bovenlicht met verticale roedeverdeling is gevat tussen de hardstenen deurlatei en een I-ligger. Links heeft het venster met houten raam onder bovenlicht een identieke opbouw met latei en I-ligger. Bij nummer 16 is de I-ligger versierd met rozetten, bij de nummers 26 en 28 verdwenen die.

De bovenverdiepingen van type A tellen één centrale travee. Ze zijn symmetrisch uitgewerkt tussen twee lisenen, die ter hoogte van de tweede verdieping versierd zijn met een keramisch tegeltableau. Op de eerste verdieping wordt het rondboogvenster met verdiepte borstwering geaccentueerd door een driedubbele rollaag in afwisselende kleuren rood en geel. Op de tweede verdieping is een driedelig venster met hardstenen stijlen en lateien uitgewerkt, geflankeerd door twee identieke zijlichten. Bovenaan wordt de gevel tussen de lisenen afgesloten door een rondboogfries.

Volgens de bouwplannen was er bij dit type centraal een dakkapel voorzien en zouden de lisenen ter hoogte van de kroonlijst voorzien worden van frontons.

De gevels van type B zijn opgebouwd uit twee traveeën, waarbij de travee op de benedenverdieping verspringt tegenover de bovenliggende. De vorm van de gevelopeningen varieert per verdieping: rondbogen onder een brede rollaag op de benedenverdieping en de tweede verdieping, rechthoekige openingen op de eerste verdieping.

Op de benedenverdieping bevindt zich bij type B links een venster. Rechts leidt een hardstenen trede, geflankeerd door een gietijzeren voetschraper in de plint, naar de houten voordeur met deurroosters en bovenlicht. De voordeur van nummer 18 bleef bewaard, op het bovenlicht na, die van nummer 24 is recent.

De bovenverdiepingen van type B zijn symmetrisch uitgewerkt, waarbij de vensters per verdieping identiek zijn. Op de eerste verdieping zijn twee rechthoekige vensters aanwezig met verdiepte borstwering en onder een I-ligger met rozetten op schouderboogvormige schouderstukken. De tweede verdieping wordt verlicht door twee rondboogvensters. Al het schrijnwerk is recent.

De gelijkvloerse verdieping bij type C is identiek aan die van type B. De bovenverdiepingen zijn identiek aan die van type A, met het verschil dat er zich op de eerste verdieping twee gekoppelde rondboogvensters bevinden, dat het centrale venster op de tweede verdieping een enkelvoudig rondboogvormig bovenlicht heeft en dat de lisenen verbonden worden door een korfboog. Al het schrijnwerk is recent. Op de bouwplannen wordt de kroonlijst centraal bekroond door een fronton.

De woning van type D telt twee traveeën. De gevel wordt op de gelijkvloerse verdieping aan de linkerzijde doorbroken door een rechthoekig venster onder een I-ligger met rozetten bovenop schouderboogvormige hoekconsoles. Aan de rechterzijde is een brede houten vleugelpoort uitgewerkt onder een bovenlicht met roedeverdeling. Hierbij is het bovenlicht onder I-ligger smaller dan de poort. De symmetrisch uitgewerkte bovenverdiepingen zijn ingedeeld in twee identieke traveeën met rondboogvensters. Bovenaan is het gevelvlak versierd met een fries van keramische wandtegels. Al het schrijnwerk is recent.

De ontwerper gaf volgens de bouwplannen alle woningen een identieke, conventionele enkelhuisindeling mee. De voordeur leidt naar de inkomhal met trap. De linkerzijde van de woningen wordt ingenomen door een salon langs de straatzijde dat in verbinding staat met de eetkamer. Achter de traphal is naast de koer een smallere lage aanbouw aanwezig waarin de keuken, het schotelhuis, het toilet en de bergruimte ingericht zijn. Van de bovenverdiepingen zijn geen bouwplannen beschikbaar, er kan van uitgegaan worden dat zich hier de slaapkamers bevinden. Verder zijn de woningen deels onderkelderd.

  • Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen Sint-Amandsberg, BA-SA, 1908-0115.
  • POELMAN R. 1996: Terugblik op Sint-Amandsberg, Oostakker, Geers, 350.

Auteurs: De Caluwé, Carlo; Janssens, Karolien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Eenheidsbebouwing [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307332 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.