Dit burgerhuis met achterliggend werkhuis en bureel in art deco werd in 1930 gebouwd. Opdrachtgever was Adolph Vercauteren die toen vlakbij in de Ondernemersstraat (heden Aannemersstraat) 169 woonde en daar een bedrijf voor confectiekleding bezat. Mogelijks verhuisde zijn bedrijf samen met hem naar de Scheldestraat. De handtekening van de bouwmeester kon niet ontcijferd worden.

Dit gedeelte van de Scheldestraat wordt gekenmerkt door interbellumwoningen in baksteenarchitectuur. Nummer 124 past daarom zowel qua stijl, materiaalgebruik als volumetrie goed in het straatbeeld.

De rijwoning telt twee bouwlagen onder een pannen zadeldak met de nok parallel aan de straat. Het gevelontwerp is symmetrisch uitgewerkt, waarbij een breed centraal vensterrisaliet geflankeerd wordt door twee smallere traveeën. De gevelpartij op hardstenen plint is opgebouwd uit rood baksteenparement, waarbij het middenrisaliet bekroond wordt door een boven de kroonlijst uitstekende bepleisterde topgevel, versierd met een baardman-motief. De uiterste traveeën zijn bovenaan afgelijnd met een uitkragende kroonlijst (recent vernieuwd) boven een bepleisterde band. Alle gevelopeningen met bewaard houten schrijnwerk zijn rechthoekig en de lateien worden geaccentueerd door een vlakke bepleistering. De rechtertravee bevat een houten beglaasde deur met deurrooster binnen getrapte dagkanten en boven twee hardstenen treden. In de linkertravee is een bredere houten garagepoort onder bovenlicht met glas in lood uitgewerkt. De bovenverdieping van deze traveeën zijn identiek, waarbij telkens een guillotineraam met glas in lood binnen getrapte dagkanten aanwezig is. In het risaliet verlicht een guillotineraam met glas in lood de gelijkvloerse verdieping. Ter hoogte van de latei ondersteunen twee getrapte consoles de bepleisterde vloerplaat van de bovenliggende driezijdige erker. Deze is langs alle zijden opengewerkt met gekoppelde ramen, ingevuld met glas-in-loodpanelen en wordt bovenaan afgelijnd met een kroonlijst (recent vernieuwd).

De ontwerper gaf de woning volgens de bouwplannen een enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal met trap. Links daarvan staat een salon langs de straatzijde in verbinding met een eetplaats waarvan de hoek als een halfronde erker uitgewerkt is. Achter de traphal is een smallere lage aanbouw aanwezig waarin een keuken met opengewerkte convexe gevel, een schotelhuis, een toilet en een bergruimte ingericht zijn. Op de eerste verdieping geeft de trap uit op een gevelbrede centrale gang die parallel met de straat loopt. Deze scheidt twee voorkamers van twee achterkamers. Daarboven geeft de trap uit op een open zolderruimte. Verder is de woning deels onderkelderd.

De linkerzijde van het perceel wordt ingenomen door een doorrit die de straat met de achterliggende koer verbindt. Achteraan het perceel is een groot zenitaal verlicht atelier aanwezig met bijhorend bureel.