erfgoedobject

Filosofisch instituut

bouwkundig element
ID
305679
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305679

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Filosofisch instituut
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Het filosofisch instituut werd in 1925-1927 opgetrokken naar een ontwerp van de architect Theo Van Dormael. Het instituut werd met zijn bijgebouwen gebouwd in opdracht van de Franstalige jezuïeten, te midden van een groot (historisch) parkdomein gevat tussen de Sint-Jansbergsesteenweg, de Nijvelseweg en de tuinwijk Ter Elst. Een eclectische baksteenstijl werd aangewend voor de gebouwen, kenmerkend voor het oeuvre van Theo Van Dormael.

Historiek

De Franstalige jezuïeten huurden in 1871 van de hertog Van Arenberg aan gunstige voorwaarden een domein van twee hectaren langs de Sint-Jansbergsesteenweg en de Nijvelseweg en bouwden er een Campagne of buitengoed voor hun toekomstige priesters. Het buitengoed werd in gebruik genomen op 18 april datzelfde jaar. De kapel, deel uitmakend van het buitengoed, werd toegewijd aan de Heilige Aloysius van Gonzaga, patroon van de studerende jeugd en dus ook van de scholastieken. De gevel droeg een dankbetuiging aan hertog Engelbert van Arenberg en zijn wapenschild. Dit buitengoed bleef tot 1974 bewoond door een pater-kluizenaar, en werd na jaren van leegstand uiteindelijk gesloopt in de jaren 1980.

In 1922 verwierven de jezuïeten van het sekwester bijkomend 20 hectaren hertogelijke grond en konden zo hun domein langs de Sint-Jansbergsesteenweg uitbreiden tot aan het domein Ter Elst, waar later de gelijknamige tuinwijk gebouwd zou worden. In 1925-1927 bouwden ze er het filosofisch instituut of het Sint-Albertuscollege. Op 10 mei 1925 werd de eerste steen gelegd en in oktober 1927 konden de onderwijsverrichtingen er van start gaan, terwijl de bouw in de daaropvolgende zomer voltooid werd. Dit ruime instituut was zeer modern opgevat en omvatte verschillende auditoria, laboratoria voor experimentele psychologie, een museumvleugel en een moderne sterrenwacht op het dak (zichtbaar op oude foto’s).

Het instituut lag ingebed in een groot omringend, sterk bebost park, met verschillende voorzieningen zoals een niervormig zwembad, een voetbalveld en later enkele tennisvelden.

Het ontwerp voor de bouw van het filosofisch Instituut werd in 1924 opgemaakt door de in Heverlee erg actieve architect Theo Van Dormael. Hij was de architect van enkele kloostergebouwen in Heverlee, waaronder dit van de missiezusters van De Jacht. Verder was hij erg actief in Heverlee als architect van tal van burgerhuizen, steeds opgetrokken in een historiserende baksteenstijl. In het centrum van Heverlee is hij gekend als wederopbouwarchitect.

In hetzelfde jaar werd, eveneens door Theo Van Dormael en in opdracht van de jezuïeten, een bouwaanvraag ingediend voor het bouwen van een washuis. Dit vrijstaande huis situeert zich ten noordoosten van het instituut aan de rand van het domein. Vermoedelijk werd de naastliggende hoeve gelijktijdig opgetrokken. Beide bijgebouwen vertonen een historiserende bouwstijl met gebruik van puntgevels. Wat de bouwstijl betreft zijn er grote gelijkenissen, wat doet vermoeden dat ook de hoeve door Theo Van Dormael werd ontworpen. Een bouwaanvraag bleef niet bewaard. In 1934 werden bij deze hoeve nieuwe stallen opgetrokken.

In de meidagen van 1940 liep het filosofisch instituut oorlogsschade op. De schade leek zich voornamelijk te beperken tot de bedaking. Met de vergoedingen voor oorlogsschade waarop het instituut beroep kon doen, werden de daken in 1942 hersteld. Dit gebeurde onder leiding van Paul Van Dormael, de zoon van Theo Van Dormael en tevens architect. Opvallend is hoe de eerder traditionele zadel- en tentdaken van het ontwerp van Theo Van Dormael vervangen werden door platte daken, welke het instituut een ander aanzicht gaven.

In 1958 werd in opdracht van de jezuïeten een nieuw gebouw opgetrokken langs de Sint-Jansbergsesteenweg (huidig nummer 95), dat in verbinding staat met het instituut. Deze toevoeging naar ontwerp van architect J. Boseret van Groupe Structures uit Brussel in erg contrasterende stijl diende voornamelijk ter huisvesting van een nieuwe bibliotheek voor het instituut.

In 1975 verlieten de Franstalige jezuïeten het instituut langs de Sint-Jansbergsesteenweg en verhuisden daarop naar Brussel. Het kloostergebouw met bijgebouwen en het omliggende park werd aangekocht door het Belgisch Instituut voor de Bijbel, een protestantse vormingsinstelling dat er internationale studie- en bezinningsdagen liet plaatsvinden. In 1983 kocht de stad Leuven 3,3 hectare van het park aan.

De Katholieke Universiteit Leuven werd in 2008 eigenaar van een deel van de gebouwen van het Belgisch Instituut voor de Bijbel (nummer 101). Mogelijk kwamen rond deze periode ook het voormalige washuis en de hoeve uit 1924 in private eigendom. In 2012 werd het aangekochte deel van het voormalige filosofisch instituut door de KULeuven gerenoveerd en ingericht als studentenhuisvesting ‘Wisteria’. Nummer 95 (nieuwbouw uit 1958) en het deel van het instituut nummer 97 huisvesten momenteel de Evangelisch Theologische Faculteit (ETF) die voortkwam uit het Bijbelinstituut. Het interieur bleef hier mogelijk bewaard.

Beschrijving

Het voormalige filosofisch instituut bestaat uit drie vleugels op een onregelmatige plattegrond. De hoofdvleugel vormt de grootste, langwerpige vleugel en richt zich naar het zuidoostelijk gelegen park. Centraal in deze vleugel start een tweede korte vleugel, haaks op de hoofdvleugel. Parallel met de hoofdvleugel vangt een derde korte vleugel aan, die in verbinding staat met de dwarse vleugel. De drie vleugels omsluiten op deze manier een binnentuin.

De drie vleugels van het gebouw tellen vijf tot zeven bouwlagen onder een plat dak. Deze platte daken vervangen de in 1940 vernielde zadeldaken en tentdaken (ter hoogte van de opgehoogde hoektraveeën) van de hoofdvleugel en de dwarse vleugel. Het parallelle volume aan het hoofdvolume was van in oorsprong van een plat dak voorzien, aangezien op het dak een sterrenwacht werd geplaatst. Dit volume sluit dus het beste aan bij het originele ontwerp van Theo Van Dormael. De hoektraveeën en de centrale toegangstravee van de hoofdvleugel werden bij het vernieuwen van de daken door Paul Van Dormael hoger opgetrokken met één extra bouwlaag. Ook de trapkokers aan het begin en het einde van de dwarse vleugel werden hoger opgetrokken tot vier extra bouwlagen. Deze extra bouwlagen torenen uit boven het bosrijke park en maken van het instituut een beeldbepalend complex in de omgeving van Heverlee (Tabor), Egenhoven en Bertem.

De hoofdtoegang tot het instituut situeert zich ter hoogte van de hoofdvleugel met de voorgevel langs de parkzijde. Deze toegang is drie traveeën breed en werd aanvankelijk ook in de bedaking geaccentueerd door middel van een attiek langs de dakrand, een steil oplopende bedaking met dakkapellen en een puntgevel, eindigend in een plat dak, afgeboord met een tweede balustrade. Deze dakconstructie doet eerder classicistisch aan en breekt enigszins met de baksteenarchitectuur van de gevels. Bij het vernieuwen van de daken door Paul Van Dormael werd deze indrukwekkende dakconstructie achterwege gelaten en werden de traveeën hoger opgetrokken tot de bovenvermelde torens en voorzien van platte daken met balustrades en opvallende bekroningen.

Het gehele instituut werd opgetrokken in rood baksteenmetselwerk met detailleringen in hardsteen voor de cordons, de hoekstenen langs ontlastingsbogen, hoekkettingen, muizentandfriezen en de kenmerkende bekroningen ter hoogte van de dakranden. De gevels werden erg ritmisch geleed met een duidelijk onderscheid tussen de verschillende bouwlagen door middel van cordons, en door de pilasters tussen de verschillende traveeën. Zowel de hoektraveeën als de centrale toegangstraveeën springen vooruit op het gevelvlak. De voorgevel van 25 traveeën breed werd opengewerkt door middel van segmentboogvormige vensterpartijen op de verschillende bouwlagen. De gelijkvloerse verdieping werd hoger opgetrokken. Deze gevelstructuur herhaalt zich in de overige gevels van de andere vleugels met lichte onderlinge verschillen. De trapkokers zijn uitspringend met smalle vensters die trapsgewijs de achterliggende trapkoker verlichten. Kenmerkend voor de parallelle vleugel, zijde binnentuin, is het terras op de gelijkvloerse verdieping, voorzien van een intact bewaarde glazen luifel. In de oksel van deze parallelle vleugel en de dwarse vleugel werd een rijkelijk uitgewerkte buitentrap ingewerkt. Het schrijnwerk werd voor het volledige instituut vernieuwd. De ramen werden vervangen en behielden hierbij hun oorspronkelijke verdeling.

In het noordoosten van het Jezuïetenpark bevinden zich het voormalige washuis en de hoeve met stallen. Het washuis heeft een L-vormige plattegrond, telt twee bouwlagen onder een zadeldak van rode pannen. Rechthoekige openingen werken de gevel open. Met het gebruik van een erker en een puntgevel sloot Van Dormael aan bij de historiserende stijl die ook het instituut kenmerkt. De hoeve, een bakstenen gebouw op U-vormig grondplan telt twee bouwlagen onder een complexe bedaking van zadel- en wolfsdaken, opengewerkt door middel van verschillende dakkapellen. De stallen uit 1934 lijken eerder eenvoudig van structuur. Beide gebouwen werden voorzien van bakstenen parementen.

Het filosofische instituut en in mindere mate het voormalige washuis en de hoeve liggen ingebed in het Jezuïetenpark. Dit park, aanvankelijk in eigendom van de hertogen van Arenberg telt houtige beplantingen die vermoedelijk teruggaan op de tijd voor de komst van de jezuïeten in 1871. Sinds de komst van de orde en de invulling van het park met het instituut, werden enkele ingrepen gedaan die deze 19de-eeuwse en begin 20ste-eeuwse fase kenmerken. Historische foto’s tonen een cirkelvormige aanleg met verhard pad in het park voor het instituut. Grenzend aan deze cirkel valt het niervormige openluchtzwembad op. Zowel dit pad als het zwembad zijn doorheen de tijd steeds meer vervaagd, in verval geraakt en deel gaan uitmaken van het park. Enkele sportfaciliteiten werken het sterk beboste park open. Het voetbalveld en de tennisvelden kenmerken het zuidwestelijke deel van het park en breken door middel van hun rechtlijnige structuur met het organisch gevormde park. Beide voorzieningen liggen in elkaars verlengde. Deze zone wordt geflankeerd door middel van twee lanen met rechtlijnig aangeplante bomenrijen. Stadsarchief Leuven, Bibliotheek, Documentatiemap, Jezuïetenpark.

  • Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 1924/104 (bouwvergunning 09.08.1924), dossier 1924/140 (bouwvergunning 16.12.1924), dossier 1934/59 (bouwvergunning 19.03.1934), dossier 1941/52 (bouwvergunning 19.03.1942), dossier 1958/64 (bouwvergunning 19.07.1958).
  • UYTTERHOEVEN H. & COOPMANS A. 1982: Heverlee in oude prentkaarten, Zaltbommel.
  • UYTTERHOEVEN R. & MORIAS C. 1996: Heverlee 1846 - 1976: evolutie in woord en beeld, Leuven.

Auteurs: Elsen, Liedewij
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Filosofisch instituut [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305679 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.